metropolis m

Skatecultuur en kunst. Sinds enkele decennia komen ze regelmatig met elkaar in aanraking. Zoals deze zomer op documenta fifteen waar in de Documenta Halle een miniramp werd geïnstalleerd. Dit najaar eren achttien Duitse musea het werk van schilder en multimediakunstenaar Michel Majerus, die hetzelfde al eens op meerdere plaatsen in de jaren negentig deed. In hoeverre is het installeren van een halfpipe in een kunstinstelling (nog) een relevante geste?

Skateboards. In mijn prille pubertijd, eind jaren tachtig, had elk kind er wel eentje. Hoewel het verboden was te skaten op de speelplaats nam je het mee naar school, al dan niet vastgebonden op het bagagerekje van je fiets. Het meezeulen van een board vormde een waar statussymbool, en zowat al mijn vrienden in de eerste leerjaren van het jongenscollege deden dat. Ze stalen de show met hun skateboards. Of beter: they showed it off. Na schooltijd trokken we naar het speelterrein, de parking of de straat op om ollies, kickflips en mongo-foots te oefenen. Stoer cruisden de jongens fakie over straat, de armen gekruist.1

Ik kon (meestal) alleen toekijken. Ik had geen skateboard omdat mijn ouders dat niet toestonden, nadat een ernstig auto-ongeluk me bijna het leven had gekost. Ze vonden het te gevaarlijk. Maar skaten bleef aanlokkelijk. Ik was gefascineerd door de hele cultuur eromheen. Skaten was een way of life. Je kleedde je ernaar (Vans schoenen, oversized T-shirt), had het juiste kapsel (waterstofperoxide!) en luisterde vooral hardcore punk (Suicidal Tendencies) en hip-hop (Afrika Bambaataa). Skaten dook op in tal van videogames (Skate Boardin’ voor de Atari console uit 1987 heet een voorloper) of in magazines (Thrasher Magazine startte als een gestencild blad en is vandaag mainstream). Skating leek in mijn tienertijd de attitude en mindset voor overal. En voor altijd. Maar ze zou uiteindelijk maar een paar jaar aanhouden.

Centraal podium

Eind juli 2022 sta ik in de Documenta Halle in Kassel. Voor documenta fifteen installeerde het Thaise collectief Baan Noorg Collaborative Arts and Culture daar Churning Milk: The Rituals of Things, een multimediale installatie waarin onder meer een halfpipe is opgenomen. In samenwerking met mensen van de Kasselse Mister Wilson Skatehalle, een overdekt skatepark in de stad helpen begeleiders je hier te skaten (de boards zijn gratis te verkrijgen, een eigen board verschaft gratis toegang tot de tentoonstellingslocatie). In tegenstelling tot de indruk die ik kreeg bij het zien van de foto’s ervan in de krant Le Monde 2 valt de halfpipe betrekkelijk klein uit. In het documenta fifteen Handbook wordt hij terecht omschreven als een ‘skateboard mini-ramp’ 3. In de enorme zaal heerst bij mijn passage een drukte van jewelste. Er was een DJ live music with a Nang Yai (shadow puppets) performance aangekondigd, maar die blijkt gecanceld. In plaats daarvan klinkt Thaise hiphop. Op de miniramp schuiven (veelal mini-) skaters over en weer en op en neer. Ze proberen vooral niet te vallen. De ouders kijken ietwat bezorgd, ietwat geamuseerd toe en maken gretig foto’s. Niet echt een grensoverschrijdend gebeuren of een plek voor spannende ontmoetingen vind ik dat hier, eerder een brave familieplek.

Baan Noorg is lang niet de eerste die een halfpipe in een kunstruimte aanlegt. De voorbeelden zijn legio.4 In december 1998 zoeft de beroemde professionele skater Mark Gonzales – ook wel bekend als The Gonz – door het Städtisches Museum Abteiberg in Mönchengladbach. Gehuld in een witte outfit (‘Aloha’ staat op de rug van zijn sweater) en een zwarte bivakmuts, raast hij tussen de opgestelde kunstwerken en het publiek. Hij gaat hoog de muren via ramps en door tunnels ontworpen door kunstenaar Johannes Wohnseifer. Op de achtergrond klinkt klassieke vioolmuziek, lees ik in een verslag, als bij een balletvoorstelling. Deze titelloze performance, lang niet zo oud, geldt, als een van de eerste introducties van het skaten in de geïnstitutionaliseerde kunstwereld. Destijds hield tijdens deze actie het publiek meermaals de adem in. Soms stapte iemand verschrikt achteruit. Het museum stelde echter de bezoekers gerust want ‘dankzij Gonzales’ hoge professionele niveau was er nooit gevaar voor de kunstwerken’.5

Een pionier is ook Michel Majerus (1967-2002). Deze Luxemburgse schilder en multimediale kunstenaar werkte sinds de vroege jaren negentig in Berlijn tot hij in 2002 in een vliegtuigcrash om het leven kwam. Twintig jaar na zijn dood slaan achttien Duitse kunstinstellingen van formaat de handen in elkaar om zijn ietwat anarchistische erfenis te vieren. In zijn naam vinden tot in het voorjaar van 2023 tentoonstellingen en evenementen plaats in onder meer Berlijn, Keulen, Stuttgart, München en Bielefeld. In zijn werk maakte hij destijds voluit gebruik van sampling, nu een tegenwoordig alom bekende maar toen nog vrij nieuwe term geleend van de elektronische muziek. Zo brouwde hij uit verschillende schilderstijlen en visuele sferen eigengereide werken die de mechanismen van de pop-art tegelijkertijd omhelzen en op losse schroeven zetten. Hoewel hij studeerde bij onder meer Joseph Kosuth en zijn werk sterk beïnvloed was door kunstenaars zoals Gerhard Richter en Frank Stella, zoog hij vrolijk beeldvorming op uit strips, advertenties, muziekvideo’s en pornografie. Ook de oprukkende digitalisering en de internetcultuur van de jaren negentig speelden sterk mee in Majerus’ beeldvorming en denken.

Terug naar het skateverhaal. In 2000 maakte Majerus voor de Kölnischer Kunstverein zijn schilderij en installatie if we are dead, so it is. Geïnspireerd door de architectuur van het lage gebouw, nam het werk van vierhonderd vierkante meter de convexe vorm aan van een halfpipe. Op het canvas – of beter op deze halfpipe, half painting – bracht Majerus elementen samen uit reclame- en consumptiecultuur (een print van een verfomfaaide Bauhaus verpakking), teksten (‘Fuck The Intention of the Artist’) en tal van grafische verwijzingen naar onder meer computergames. Op de vernissage maakten skateboarders en BMX-fietsers gebruik van het schilderij, en in de looptijd van de tentoonstelling mochten bezoekers over het werk wandelen. Het was een uitstekend voorbeeld van wat Nicolas Bourriaud in de jaren negentig omschreef als relational aesthetics of relational art6. Daarmee wees hij op een ‘reeks van artistieke praktijken die het geheel van menselijke relaties en hun sociale context als theoretisch en praktisch uitgangspunt nemen, in plaats van een onafhankelijke en private ruimte’. Niet enkel de halfpipe is een voorbeeld voor gemeenschappelijke plaatsen binnen de kunst. Elke ruimte – van speeltuin tot café, cinemazaal, of park – kon als ontmoetingsplaats dienen waar kunst de realiteit raakt. De halfpipe als medium: waar kunst de white cube of de black box achter zich laat en zich vervlecht met de dagelijksheid, waar kunst uitnodigt tot ontmoetingen tussen gemeenschappen, een vrijplaats biedt voor diverse ideeën en debat en waar het zich vervlecht met sport, met mode, met muziek, met een levensstijl…

Gesloten systemen

Maar hoe komt het nu dat skaten en kunst elkaar zo goed lijken te vinden? Kort door de bocht zijn het twee vergelijkbare gesloten systemen met een eigen jargon, codes en regels. Wanneer een kunstinstituut ruimte geeft aan skatecultuur lijkt het eerder op een sociale geste, op het streven naar meer openheid en toegankelijkheid (of ook soms op het ressorteren van een zekere street credibility). Wanneer kunstenaars of kunst naar de skatecultuur lonken, lijkt het eerder vanuit een passioneel motief (de kunstenaar die een skater was of is) of uit commerciële overwegingen – street art sells well.

Skaten ontstond in de jaren vijftig toen een groep surfers besloten om wieltjes onder hun boards te plaatsen. De firma Roller Derby maakte het in 1959 tot een product. In de begindagen werd het object nog verkocht en beschouwd als speelgoed, maar al snel meende het brede publiek dat het skaten op straat en in de parken best gevaarlijk kon zijn. Eind jaren zeventig het op de meeste openbare plekken in de Verenigde Staten niet langer toegestaan om je op wieltjes te begeven. Zodoende gingen de beoefenaars zeg maar ondergronds. Op verlaten terreinen ontstonden zelfgemaakte halfpipes, afgedankte zwembaden raakten ook in zwang en rond het skaten ontstond een hele subcultuur. Die stond voor een zeker verzet tegen de autoriteiten en de massa. Haar DIY-esthetiek en punkattitude keerde die zich ook deels tegen het kapitaal en de markt.

Eind jaren tachtig was de skatecultuur booming – waar zoals verhaald ondergetekende een directe getuige van was. Skaten had een ‘edge’ en vond een ‘alternatief’ publiek. Sportmerken enzovoort speelden daar handig op in. Er ontstond zelfs mainstream skatemuziek: de platenindustrie bedacht commerciëler klinkende producten die de hitparades konden halen, gebaseerd op het geluid van de initiële punkbands. Inmiddels heeft elke stad of dorp netjes georganiseerde en openbare skateparken. Skateboarding maakte in 2020 ook zijn debuut op de Summer Olympics in Tokio.

Desondanks blijft skaten tot vandaag in de subculturele sfeer hangen met een uitgesproken stijl en attitude die een zweem van protest en tegencultuur meedraagt. Iets wat ook voor kunstenaars vandaag nog steeds inzetbaar en, zo bewijst documenta, noodzakelijk bij het doorbreken van publieke barrières en verwachtingspatronen. Daarbij blijft skateboarden blijft stereotiep veeleer een (witte) mannelijke activiteit waar een zekere agressiviteit van uitgaat. De heteronormatieve, en mannelijke blik van de skatecultuur zet ook Crystal Moselle geslaagd op de helling in haar Amerikaanse langspeelfilm Skate Kitchen uit 2018. Toch viert het heldere, figuratieve werk van de Chinees-Amerikaanse kunstenaar Jeffrey Cheung (en diens collectieven Unity Press en Unity Skateboard Company) queerness binnen de skatecultuur.

Al in 1969 stelt de Amerikaanse academicus Theodore Roszak dat de meeste kunstbewegingen in de kunstgeschiedenis afstammen van een of andere tegencultuur. In die zin is skaten een heel veelzijdige, breed gemediatiseerde en verkoopbare tegencultuur die kan reflecteren op maatschappelijke en culturele vraagstukken.7 Tot vandaag gaan kunst en skaten inderdaad met glimlach hand in hand. Er bestaat een continue wisselwerking tussen de twee. Immers, zonder de aanwezigheid van kunstenaars in de skatecultuur zou die veel minder aantrekkelijk geweest zijn. Andersom geeft de halfpipe ademruimte aan de white cube. En dat weten ook de markten: voor zowel de kunstmarkt als de commercie blijft de skatecultuur een business die op wieltjes loopt.8

Michel Majerus 2022 loopt op verschillende plaatsen in Duitsland tot het voorjaar 2023. Meer informatie: www.michelmajerus2022.com.

1 Voor een overzicht van enkele basistechnieken en tricks zie www.exploratorium.edu/skateboarding/largeglossary.html

2 Recensie van Emmanuelle Lequex ‘Une Documenta à l’écoute des résistances’, foto Martin Meissner/ AP, zondag 3 en maandag 4 juli 2022, in de krant Le Monde, p.24.

3 Documenta Fifteen English Handbook, p. 70-70. Ed Hatje Cantz.

4 Ik zal er enkele opsommen. Het Deense Superflex maakte in Kopenhagen het werk Superkilen (2012), een publieke ruimte/park waar een skateparcours in verwerkt zit, zie superflex.net/works/superkilen. In de New Yorkse gallerij Jeffrey Deitch projects creëerde kunstcollectief Simparch in 2002 het project Session the Bowl waarin Free Basin het centrale element uitmaakte, een houten skatekom in de vorm van een zwembad, zie www.deitch.com/archive/deitch-projects/exhibitions/session-the-bowl. Tot eind oktober 2022 liep in in het Museum of Vancouver de groepstentoonstelling Boarder X met tal van werken rond skatecultuur van inheemse Canadese kunstenaars, zie museumofvancouver.ca/boarder-x. Tot slot voor Nederland nog een pijnlijk voorbeeld: Destroy My Face van Erik Kessels werd weggehaald op BredaPhoto 2020. Voor het werk zie www.erikkessels.com/destroy-my-face.

5 Bron is de website van het museum waar ook een leuk filmpje te zien is van deze performance museum-abteiberg.de/program/event-retrospective/1998-12-marc-gonzales/?lang=en

6 Esthétique relationnelle, Nicolas Bourriaud, Les presses du réel Paris, 1998.

7 The Making of a Counter Culture: Reflections on the Technocratic Society and Its Youthful Opposition, Theodore Roszak, University of California Press, 1969.

8 Hier ook nog wat voorbeelden die net wat verder dan de confectie-industrie en de massaconsumptiecultuur staan. In de handel koop je nog steeds vrij makkelijk een skateboard met afbeeldingen van pakweg Takashi Murakami, Robert Rauschenberg, Jean-Michel Basquiat of Andy Warhol. En de oer-museumskater Mark Gonzales herhaalde twintig jaar later zijn performance uit 1998 in de Milk Studios New York. Dat vormde een onderdeel van de door hem samengestelde skate-groepsshow Adidas Showcase X, inderdaad volledig gesponsord door het sportmerk uit de titel.

Ive Stevenheydens

is curator en schrijver

Recente artikelen