metropolis m

Skills en skalden
over freestylen, slam poetry en rap

Een van de programmaonderdelen van Poetry International 2004, het grote poëziefestival in Rotterdam, was het World Slampionship. Acht winnaars van nationale Poetry Slam-finales streden om het wereldkampioenschap. De Amerikaan Buddy Wakefield won de wereldtitel, net voor de Fransman Pilote le Hot en het Nederlandse duo De Woorddansers. In slam poetry komen dichters, als in een toernooi, tegen elkaar uit. Aangespoord door het publiek dragen de dichters hun werk voor. Een jury bepaalt wie er naar de volgende ronde gaat, tot de finale beslist wie de winnaar is. Een slam is een event waar dichters ten overstaan van een publiek van kenners en insiders hun skills tonen: ‘en ik, ik ben nog beter dan jij, want mijn gedicht is scherper dan het jouwe’. Voordracht en de interactie tussen dichter, publiek en jury zijn even belangrijk als de tekst. Het wedstrijdelement zorgt ervoor dat de kwaliteit wordt opgestuwd.

De regels van de International Poetry Slam zijn strikt: ‘alleen eigen werk, drie minuten of korter, geen rekwisieten, geen kostuums, geen muzikale begeleiding’. Het doel van die regels is de garantie dat de woord- en voordrachtskunsten van de slamdichter de doorslag geven en niet de theatrale omlijsting. Strenge genre-eisen zorgen ervoor dat de slamdichter zijn vaardigheden op scherp moet zetten. Uiteraard zijn er voorstanders van de slam poetry en sceptici. Voorstanders wijzen erop dat slams poëzie aantrekkelijk hebben gemaakt, zelfs populair onder de jeugd. Dat elan ontleent slam aan haar relatie met de rhymes en battles van de hiphop, waarvan het cultureel belang dat van slam poetry wel verre overtreft. Sceptici zetten vraagtekens bij de literaire kwaliteit van slam poetry en benadrukken dat degene die wint meestal niet de dichter met de beste gedichten is, maar degene die de jury en het publiek het slimst weet te bespelen. Zoals Menno Wigman, dichter en zelf een graag gezien gast op voordrachtsavonden, stelt: ‘Wanneer het publiek het voor het zeggen heeft krijgen de schreeuwers en humoristen steevast de meeste aandacht’. 1

Die sceptici beschouwen poëzie primair als geschreven literatuur. Slamdichters en podiumdichters lijken dat zelf ook te doen. Ze schrijven hun teksten alvorens ze voor te dragen. ‘Uiteindelijk zal iedere dichter toch eerst achter zijn schrijfmachine of kladblok gaan zitten. Je gaat schrijven en schaven, en moet nadenken over toon en volume. Het is een hele kunst om het gedicht op het podium natuurlijk te laten klinken’, aldus Bart FM Droog, zelf podiumdichter.2 Deze verhouding van slamdichters tot het geschreven woord is karakteristiek voor de halfslachtigheid van sommige slampoëzie: net niet overtuigend genoeg qua performance, en vaak niet goed genoeg voor een dichtbundel. Goede slamdichters als Hagar Peters en Saul Williams tonen hun verbondenheid met het geschreven woord door hun bundels bij literaire uitgevers te publiceren. Zij benadrukken zo de vergelijking met drukwerk-poëzie. Op deze manier wordt slam poetry al snel als een vergissing of een vorm van vermaak en popularisering van poëzie gezien, immers, in literatuur draait het niet om de voordracht, maar om de tekst die op papier moet ‘staan’. Beter zou het zijn om slam poetry als vorm van spoken word te zien, en spoken word te beschouwen als op zichzelf staand literair genre. De dvd is daarvoor een beter registratiemedium dan de dichtbundel. Het ambacht van de slamdichter (en de podiumdichter) ligt dan niet alleen in het smeden van woorden, maar ook in de voordracht en presentatie.

Dat poëzie eerst wordt geschreven en dan pas voorgedragen lijkt logisch, maar tegenvoorbeelden zijn ook te noemen. Bij (waarschijnlijk) de skalden en (zeker) de freestylers is er geen tevoren geschreven tekst die wordt voorgedragen. De tekst wordt ter plekke bedacht en uitgevoerd. De hofdichters in het IJsland en Noorwegen van de negende tot de dertiende eeuw werden skalden genoemd. Hun poëzie gaat over contemporaine gebeurtenissen en personen, bestaat uit lofdichten, gedenkt doden, ridiculiseert de vijand of geeft hoog op van de eigen kwaliteiten als strijder, minnaar of dichter. In de IJslandse saga’s komen scènes voor waarbij na een belangrijke gebeurtenis onmiddellijk een gedicht wordt geïmproviseerd. Nu heeft skaldische poëzie een gemeen ingewikkelde vorm, drókvaett genaamd (zes lettergrepen per regel, met een break en een strak systeem van stafrijm, halfrijm en rijm). Ook inhoudelijk is skaldische poëzie complex door het veelvuldig gebruik van lastig te doorgronden metaforen als ‘lijkrivier’ voor bloed, zogenaamde kenningar. Het kan niet anders, of de skalden hadden een jarenlange training achter de rug voor ze ‘voor de vuist weg’ verzen konden improviseren.

In de hiphopwereld spelen vaardigheden, skills eveneens een grote rol. Die toon je in zogenaamde battles met andere mc’s en dj’s. Wie het streng gecodificeerde ambacht niet beheerst, zal het niet lang maken op het podium. Studiemateriaal is beschikbaar in de vorm van video’s en handboeken. Dus oefenen dj’s de basistechnieken als de baby scratch, de forwards en reverses, de tears, de chirp, flare, crab, scribble, laser scratch, hydroplane, et cetera. De rappers op hun beurt tonen hun virtuositeit in freestyle battles. Twee of meer mc’s/rappers komen met elkaar en tegen elkaar uit, met beats van een dj. Zij proberen elkaar de loef af te steken, te dissen, af te breken, en geven hoog op van hun eigen kwaliteiten. Verliezer is degene die geen repliek meer heeft. Freestyle is honderd procent improvisatie. Je weet immers niet wat je tegenstander zal gaan zeggen. Toon wat je kunt en maak de ander ‘af’. Dat is vooral een vorm, een genre (een die ook beoefend wordt op de internetfora). Elke battle is een kans om te tonen hoe perfect je je ambacht beheerst, hoe virtuoos je met woorden bent. De freestyle rapper moet zijn vaardigheden oefenen en oefenen, en beheerst hij ze eenmaal, dan moet hij ze bijschaven en verfijnen. De aspirant freestyler krijgt het advies om te beginnen met hardop te vertellen wat hij doet en van daaruit verder te werken, het op een beat te proberen en ten slotte ritme en rijm toe te voegen, hetgeen alles bij elkaar maanden vergt. 3 Uiteindelijk kun je dan multi’s gaan oefenen (rhymes van meer dan een lettergreep), een repertoire van punchlines aan leggen, en aan de flow en wordplay werken. Wat opvalt in de tutorials voor freestyle rap, is de waarschuwing dat inhoud op de eerste plaats komt. Wie niet kan goochelen met woorden, zal geen eer behalen, maar wie alleen de trukendoos hanteert of cliché op cliché stapelt, kan eveneens op afkeuring rekenen.

De skills van de skalden en de vaardigheden van de freestylers zijn beide streng gecodificeerd. De teksten worden geïmproviseerd ten overstaan van een publiek, de regels van een goede tekst en een goede performance liggen vast. Wie het wil maken, moet het ambacht beheersen. Het publiek immers, waaronder ook de mede-freestylers, weet het onderscheid te maken. Als we de freestylers vergelijken met de slamdichters, valt op dat de freestylers, omdat ze niet streven naar een positie binnen het literaire systeem (waar het geschreven woord heerst), minder halfslachtig overkomen als de slamdichters. Goede freestylers (en die zijn zeer dun gezaaid) beheersen de kunde van het woord, maar tonen die alleen on the spot. Performance, daar gaat het om. Of het ook goede teksten op papier oplevert is een heel andere zaak.

1. Erik Jan Harmens, Het fenomeen poetry slam, op http://www.kb.nl/kb/resources/frameset_kb.html?/kb/dichters/harmens/harmens-03.html

2. Idem.

3. Ontleend aan de tutorial van Vadik, op http://www.jjfotografie.nl/haagsehiphop/artikel2.html

4. Immers: ‘Rap is een combinatie van vaardigheid en informatie’, aldus de Osdorp Posse.

Arie Altena

schrijft over kunst en technologie, werkt voor V2_ Lab voor de instabiele media en Sonic Acts

Recente artikelen