metropolis m

Sla hen/mij/jou/ons

Herinnert u zich de documentaire One Day in September nog, geregisseerd door Kevin MacDonald? De film won in 1999 een Oscar in de categorie ‘beste documentaire’, ondanks het feit dat hij pas een jaar later werd vrijgegeven voor distributie in de VS. De film gaat over een extreem uitzonderlijke dag tijdens de Olympische Spelen in München, 5 september 1972, toen leden van het Israëlische Olympische team werden gegijzeld en de dood vonden tijdens een onhandige reddingspoging van de Duitse politie. One Day in September is een vroeg voorbeeld van een tendens binnen de documentairewereld, waarin de exploitatie van menselijke vooroordelen ‘filmische gespiegeld’ wordt. Een kritiekloos exposé van journalistieke distantie wordt gecombineerd met impliciete zelfkritiek en het opstapelen van bronnenmateriaal bij een gebrek aan reflectie. De film beweegt zich binnen bekende, algemeen geaccepteerde, ethische grenzen suggererend dat de onschuld van atleten hen in moreel opzicht altijd boven de eisen van het politieke systeem verheft. Maar dat geeft geen verklaring voor de effectiviteit van de sportboycot van Zuid-Afrika of het excessieve gezwaai met de Amerikaanse vlag op Amerikaanse sporttoernooien. Het zijn bovendien alleen de atleten die worden geconfronteerd met een pijnlijke vorm van onderworpenheid, gevangenschap en vernieling.

De leden van de terroristische groepering Black September worden geportretteerd als genadeloos, nerveus en opgejaagd, in tegenstelling tot de passieve waardigheid van de Israëlische gevangenen; gewichtheffers, worstelaars en, cruciaal voor het sentimentele karakter van het verhaal, een schermcoach. De gijzelnemers worden zo gepresenteerd dat het lijkt alsof ze moeten worden vervolgd en nagejaagd voor de rest van hun leven totdat de laatste man is gewroken.

De film laat een botsing van belangen zien die iets eigenaardigs krijgt doordat de hele gebeurtenis destijds live op televisie te volgen was. Zelfs beelden van de voorbereidingen die getroffen werden om het appartement te bestormen waar de atleten werden vastgehouden, werden live uitgezonden. Daar hadden de gijzelnemers behoorlijk baat bij, zoals te begrijpen. Het was een uitgerekt moment in de tijd waarbij alles voortdurend door iedereen in de gaten kon worden gehouden, waar wij in de positie waren om elk moment van onderhandeling te zien, maar niets van de dialoog of dat wat zich echt binnen afspeelde. De belangrijkste onderhandelaar, een vrouw die net als alle beveiligingsmensen in Duitsland een lichtblauw uniform droeg, bleef zowel toen als nu, anoniem. Er wordt alleen naar haar verwezen als ‘onderhandelaar’. Toch is zij het die tegen de muur leunt van gebouw 31, naast de leider van Black September en een sigaret met hem rookt. Het feit dat ze constant aanwezig is en identiteitloos blijft, benadrukt het deels ‘afgeschermde’ karakter van het door de media uitgerekte moment van gijzelen.

De belangrijkste commentaren werden gegeven door toenmalige Amerikaanse nieuwsjournalisten. Door de Canadees Peter Jennings (ABC) bijvoorbeeld, op dit moment nog de enige belangrijke man bij de grote Amerikaanse nieuwszenders, nadat Tom Brocaw (NBC) en Dan Rather (CBS) hun vertrek aankondigden. De aankondiging van het overlijden van de Israëlische atleten wordt echter overgelaten aan de sportverslaggevers, die een vreemde, plotselinge overgang lieten zien van het becommentariëren van sport naar de gewijde sfeer van deze persoonlijke mededeling, begeleid door veel verkeerde informatie en valse hoop. In de film komt een aantal complicaties aan bod van de gijzeling die horen bij zo’n intensief, samengebald moment in de tijd, maar er wordt ook verwezen naar een ideologische discussie tussen de onderhandelaars en de gijzelnemers, zonder op de details in te gaan.

Het is de kunstenaar die zich hier verplicht zou moeten voelen de relatie tussen cultuur in brede zin en de cultuur zoals die op zoveel verschillende manieren aan ons wordt voorgeschoteld te compliceren. Al is het natuurlijk niet nodig al deze dingen op te lossen, toch lijkt deze taak juist nu geschikt te zijn voor een middenlaag binnen de hedendaagse cultuur. Dat is wat de film van MacDonald ons bij uitstek laat zien. Er is sprake van een paradox tussen de representatie van het idee van de kunstenaar binnen een breder cultureel denkkader, en een samenspel van artistieke betekenisgevers. Maar in plaats van die op te lossen zouden ook een aantal parallelle strategieën ontwikkeld kunnen worden.

Er zijn talloze ingangen te vinden in het werk van interessante kunstenaars. Soms is het mogelijk om het werk ‘om te keren’, het op een andere manier te zien als het ware, door naar de onderliggende structuur ervan te ‘staren’, zowel in letterlijk als metaforisch opzicht. Zo’n beetje zoals de architectuur van het nieuwe MoMa in New York ons daartoe uitdaagt. Proberen achter ‘de sluier’ van productie en context te kijken, in plaats van het werk te beschouwen op een passieve of juist overdreven geëngageerde manier. Het gaat erom te proberen als een acteur onder te duiken in het raamwerk van de productie van de kunstenaar, en te begrijpen dat er momenten zijn waar de rol van gijzelnemer en slachtoffer samensmelt met de verhoudingen tussen kunstenaars en met het idee überhaupt kunstenaar te zijn. In het werk van interessante culturele producenten is bijna onvermijdelijk sprake van een conflict, gegenereerd tussen een opvatting van kunstrepresentatie en kunst als een steeds complexer wordend proces van analyse, beschouwing en onpartijdige betrokkenheid. Het is bijna altijd mogelijk om ruimte te vinden tussen de algemene opvatting van waar een kunstenaar voor staat en de gedetailleerde achterliggende ideeën zoals die in het werk besloten liggen. Daarbij is er vaak sprake van ‘het opschorten’ van de aandacht voor de productie van de kunstenaar met als doel om de afbeelding in zijn geheel te laten functioneren als een precieze betekenisgever binnen een bredere cultuur.

Maar vaak wordt juist langs deze complexe details heen gescheerd, vergelijkbaar met de manier waarop we nooit echt onze vinger kunnen krijgen achter de inhoud van de ideologische discussie tussen de politie en de leider van Black September in de film One Day in September. Net als bij de film worden we ertoe aangespoord om de verwarrende momenten van engagement te vervangen door een meeslepende, creatieve presentatie aan de ene kant en een specifieke beschrijving van de activiteit aan de andere kant. Het conflict dat dit veroorzaakt binnen het structurele denkkader van de kunst uit zich in het voortdurend heen en weer slingeren tussen een betekenisvol maatschappelijk engagement en juist het tegenovergestelde hiervan: onverschilligheid. De verslaglegging van het werk wordt het werk en vice versa. Beide volstaan echter niet als een potentiële, kritische representatie. Giorgio Agamben schreef iets over vriendschap dat ons hier aan doet denken: ‘Om iemand als een vriend te herkennen betekent niet in staat zijn hem te bestempelen als iets. Men kan geen “vriend” zeggen als met zegt “wit”, “Italiaan”, “hot”; vriendschap is geen eigenschap of kwaliteit van een subject.’ Contretemps 5, december 2004.

Het is misschien overdreven, maar het is noodzakelijk te beseffen dat de manier waarop we ons tot kunst verhouden op eenzelfde manier samenkomt. Om het meest productieve werk dat wordt gemaakt te kunnen beoordelen, is het misschien noodzakelijk om het te herkennen als iets dat buiten de kwaliteit van het subject ligt. Het gaat eerder om het ontrafelen van de verschillende mogelijkheden die het effectbejag blootlegt bij het onthullen van de betekenissen van het werk. Dit betekent dat het misschien niet mogelijk is om een goed werk te begrijpen als iets ‘vaststaands’, maar wel als een opeenvolging van momenten. Het is misschien beter te accepteren dat we de opvatting van conflict moeten compliceren binnen het algemene beeld dat we hebben van kunstenaars. Kunstenaars zijn diegenen die zich binnen de maatschappij verzetten tegen geijkte opvattingen en representaties. In plaats van lineaire, causale verbanden te willen vinden, moeten we zoeken naar de momenten in de toekomst waar de ideeën en het werk een punt bereiken waar het engagement wordt onthuld, zowel in de zin van de grotere, toegepaste rol van de kunstenaar als zijn vele specifieke verschillende posities.

Ik realiseer me dat dit een nogal ondoorzichtige constructie is. Ik stel het echter alleen voor om de recente kritiek van repliek te dienen. Goede kunst verdient beter.

Liam Gillick

Recente artikelen