Sonsbeek 2008
Sonsbeek 2008
Anna Tilroe
NU IN NL No 12
Anna Tilroe leverde als kunstcriticus jarenlang ongezouten kritiek op de Nederlandse tentoonstellingspraktijk. Ze verweet tentoonstellingsmakers zich slechts te bekommeren om kunsthistorie, kunstmodes en het standpunt van de kunstenaar. ‘Kunst in verband brengen met het sociale leven en integreren in het culturele debat durft niemand aan’, zo schreef ze enkele jaren geleden in de krant. Dat schept verwachtingen, nu de criticus zelf curator is geworden. Waarom is ze artistiek directeur geworden van Sonsbeek 2008? Anna Tilroe: ‘De gemeente Arnhem heeft mij uitgenodigd een concept te schrijven voor Sonsbeek. Ik heb er lang over nagedacht of ik die uitnodiging aan moest nemen. Maar uiteindelijk heb ik toegezegd en een concept geschreven dat enthousiast werd onthaald. En toen was ik ineens curator van Sonsbeek. Als ik erover nadenk is dat nog steeds onwezenlijk. Mijn manier van denken blijft echter sterk gevormd door de kritiek, dat is mijn achterland. Terugkijkend op Het blinkende stof. Op zoek naar een nieuw visioen (2002), vond ik dat er in dat boek vooral veel vragen stonden. Het werd tijd naar antwoorden te zoeken. Het concept voor Sonsbeek 2008 is niet gebaseerd op een vraagstelling, maar op een statement. Het zoeken naar een nieuw visioen, dat moet doorgaan, dat zit in mij.’
U schrijft in Het blinkende stof: ‘Laten we ongegeneerd beweren dat kunst nodig is omdat we onbegrijpelijk zijn voor onszelf. Hoe die kunst zich uitdrukt hangt samen met tijd, sociaal-politieke en economische ontwikkelingen. Maar wat ze uitdrukt is tijdloos en een onophoudelijke bron van reflectie en discussie over wat wij hoogstaand vinden, en wat niet.’ Bedoelt u met ‘hoogstaand’ hetzelfde als Grandeur, de titel en het thema van de tentoonstelling? Tilroe: ‘Het statement dat ik wil maken met het thema “grandeur” is dat als een individu een toekomst wil voor zichzelf, hij ernaar moet streven boven zichzelf uit te stijgen en meer te zijn dan zijn eigen dagelijkse beperktheid. Hetzelfde geldt voor een samenleving. Hiermee wil ik iets aan de orde stellen dat mijns inziens nu heel actueel is in de westerse samenleving: het zoeken naar een nieuwe ethiek. Ik ben een groot liefhebber van Alain Badiou. Hij neemt wat dit betreft binnen de filosofie een interessante positie in. Ik wil hierover nadenken binnen het kader van een tentoonstelling.’
Kunt u dat specificeren? Moeten we ‘grandeur’ opvatten als een nastrevenswaardig doel? Tilroe: ‘Om het een doel te noemen gaat mij al te ver. Het gaat mij om het streven op zichzelf dat je dwingt over dingen na te denken. De moderniteit is een ontwikkeling die erg gericht is op het verwerven van vrijheid voor het individu, los van godsdienst of religie. In dat kader kun je de hele ontwikkeling van de twintigste eeuw zien, met als hoogtepunt de jaren zeventig. We leven mijns inziens in een tijd waarin we stuiten op de grenzen van dit streven naar tomeloze vrijheid. Er zijn grenzen aan wat mensen van elkaar accepteren, en dan kom je vanzelf uit op een discussie over ethiek: wat wel, wat niet? Onze maatschappij is wat dat betreft in een leerproces: aan de hand van wat niet kan, zoeken naar wat wel kan, zonder de bestaande verworvenheden te verliezen. Het grote gevaar op dit moment ligt bij het gevoel van onvrede dat in de samenleving leeft over hoe het moet. Daar springen de religieuzen op in: alstublieft een kant-en-klaar pakket, je hoeft er alleen maar in te springen. Als je niet oppast krijg je een regressief klimaat waar niets tegenover staat. Mijn statement is dat we altijd nog één redmiddel hebben en dat is de kunst. De scherpte, de inventie, de breedte van de mogelijkheden, de vrijheid, dat vind je in de kunst. In dat opzicht ben ik een echte believer.’
Alain Badiou stelt dat kunst niet vrijblijvend is, maar een domein dat waarheden genereert die belangwekkend en nieuw zijn. Er bestaan volgens hem vier domeinen waarin zich bepaalde ‘waarheidsprocedures’ kunnen voordoen: politiek, liefde, wetenschap en kunst. Kunst heeft om die reden een educatieve en ethische taak. U gelooft daar ook in, maar is dit niet een naïeve gedachte in de huidige neoliberale economie, waarin de kunstwereld goeddeels bepaald wordt door de kunstmarkt? ‘De internationale kunstwereld hangt aan elkaar van de onderlinge connecties en die zijn niet vrij van grote commerciële belangen. De kunstwereld is helemaal ziek, het is één en al kunstmarkt. Ik moet maar zien hoe ik me daar afzijdig van kan houden. Maar wat de markt biedt, is niet alles. Daar verzet ik mij tegen. Ik zie de dominantie ervan, dat wel, maar er is meer. Er zijn genoeg kunstenaars die er in slagen zich afzijdig te houden van de kunstmarkt.’
U kiest ervoor de kunstwerken in Park Sonsbeek tentoon te stellen. Daarnaast worden alle kunstwerken bij de opening en de afsluiting van de tentoonstelling in een processie door de stad gedragen. Vanwaar deze opzet? ‘Ik was niet zo enthousiast over het concept van de laatste twee tentoonstellingen, waarbij de kunst over de stad verspreid werd. De beeldende kunst kan helemaal niet concurreren met wat er op straat gebeurt. Het leek mij beter het park opnieuw centraal te stellen. Kunstenaars zetten daar heel graag hun werk neer en je kunt er een interessant parcours uitzetten. Op het idee van een processie kwam ik nadat ik foto’s had gezien van een processie in Japan. Dat leken wel enorme comic strips met licht erin, met draken en krijgers, die door een heleboel mensen werden gedragen. Toen besefte ik dat de processie niet alleen verbonden is aan de crucifix, maar dat het gebruik een veel breder spectrum beslaat, ook in de kunst zelf. Het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem gaat er een tentoonstelling aan wijden.’
Het concept van de processie gaat terug op religieuze kunst, waarbij de betekenis van beelden verbonden was met de cultus, de gebruiken van een gemeenschap. Met de moderniteit is deze maatschappelijke functie van kunst totaal veranderd. Wat betekent het nu nog een processie te organiseren, wordt dat niet een oppervlakkig evenement? Anna Tilroe: ‘Ik heb het een processie genoemd om het idee van spektakel in ieder geval meteen weg te halen, het is geen parade of carnaval. Een processie is voor mij iets waarvoor een grote inspanning wordt gevraagd. Het vraagt echt iets van iemand om eraan deel te nemen. Op zichzelf heb ik niets tegen op een evenement, je kunt het ook omschrijven als een gebeurtenis die iets doorbreekt. De kunst wordt letterlijk gedragen door verschillende groepen in de samenleving, die we draaggildes hebben genoemd. Ze tonen de kunst aan het publiek: kijk, dit is kunst, denk ervan wat je wilt, maar wij hebben ons ermee geëngageerd. Het educatieve karakter van deze onderneming, de informatie die ze krijgen over het kunstwerk en de ontmoeting tussen draaggilde en kunstenaar is daarbij belangrijk. Ze moeten weten wat ze dragen, waarmee ze zich engageren. Er zijn inmiddels initiatieven voor draaggildes van volkstuinhouders, politieagenten en een cultuurambtenaar is onder zijn collega’s aan het werven voor een eigen gilde.’
De lijst met kunstenaars wordt voorlopig nog niet vrijgegeven, maar kunt u iets vertellen over hoe uw keuze van kunstenaars het thema Grandeur weerspiegelt? Anna Tilroe: ‘Het werk van Tomas Sarraceno staat voor mij bij uitstek voor het utopische verlangen. Maar het fenomeen dat mensen in de huidige tijd hun verlangen naar gemeenschapszin vormgeven door terug te grijpen op de geschiedenis en dingen verzinnen en opvoeren, dat is voor mij ook een aspect van Grandeur. Een kunstenaar als Brody Condon is daarmee bezig. Ik heb met hem intensief gediscussieerd over het thema en toen kwamen we uit op een film als The Fightclub. Die film is eigenlijk één grote rite de passage van jongens die mannen willen worden, niet meer weten hoe dat moet en daarom terugvallen op iets dat heel basaal is. Daarin zie je het verlangen naar rituelen terug. Maar los van deze jongere kunstenaars doet ook een kunstenaar mee die het puur over de kunst heeft: Gerhard Merz. Hij komt met een werk dat over kunst gaat, maar paf, keihard binnenkomt! Wat dat betreft wil ik het zelfonderzoek van de kunst in de twintigste eeuw niet terzijde schuiven, daar zat ook een sterk utopisch verlangen achter. Verder kan ik in meer algemene zin zeggen dat ik me niet beperk tot de westerse kunstwereld. En dat heeft te maken met het feit dat ik vind dat wij in de antitraditie opgesloten zitten, terwijl in andere culturen daar soms veel minder sprake van is. Daar zitten interessante posities tussen die ik ook graag in wil brengen.’
Tot slot: blijft het niet een onstilbaar verlangen om kunst met leven te willen verenigen? We worden in Nederland geteisterd door een ware hausse aan sociale kunstprojecten en heeft u zelf niet gezegd dat de kunstenaar zelf bijna niets meer in te brengen heeft omdat het concept van de curator altijd regeert? Anna Tilroe: ‘Dat ben ik met je eens, maar mijn tentoonstelling heeft een ander karakter. Het is geen kunst in de wijk, het is de celebratie van kunst. Kunstwerken zijn bijzonder, de vergelijking kunst is leven wil ik maar tot op een bepaalde hoogte maken. Ik zie de kritiek al aankomen: kunst wordt door mij tot een fetisj gemaakt, geobjectiveerd, er is sprake van de sacralisatie van kunst. Maar ik vind dat je moet blijven proberen kunst te onttrekken aan de kapitaalstromen waar het nu zo’n onderdeel van is geworden en aan de creativiteitsindustrie à la Richard Florida. Het kunstwerk wordt in Grandeur gecelebreerd: niet omdat het een kostbaar voorwerp is, niet omdat het speeltje is van de elite, niet omdat het iets is dat een heilige status heeft, maar omdat het staat voor de menselijke verbeelding.’
Ingrid Commandeur