Straatkinderen en troostmeisjes
Straatkinderen en troostmeisjes
Bericht uit Manilla
Twee recente kunstevenementen in Manilla zetten mij aan het denken, over hoe er op grote evenementen als documenta 12 wordt omgesprongen met identiteit. Met name de jongere generatie kunstenaars van onder de 35, is huiverig een bepaald etiket opgeplakt te krijgen. Maar ondanks hun sympathieke protesten is het onderwerp ‘representatie’ nog steeds een hot item op de grote tentoonstellingen die de culturele barometer van de actualiteit zouden moeten zijn. Wat METROPOLIS M betreft, voor jullie Nederlanders zou de meest voor de hand liggende associatie met de Filippijnen wel eens de Filippijnse, linkse activist Jose Ma. Sison kunnen zijn, die al twintig jaar in ballingschap leeft in Utrecht. Maar dat is wellicht een aanmatigende opmerking. Misschien weet men niet meer over de Filippijnen dan dat het op ‘een jetlag’ afstand reizen ligt van Nederland. En wat de beeldvorming betreft, Sison was onlangs nog in het nieuws omdat hij gespot was dansend met de bourgeois Filippijnse actrice/zangeres Ara Mina. Nou niet bepaald het klassieke beeld dat je hebt bij de ontberingen van een vluchteling. Het was dan ook koren op de molen voor de naar goede publiciteit snakkende Arroyo-regering die, na de verloren senaatsverkiezingen, de opstand van de oude communisten in het land probeert te breken.
Maar ik dwaal af. Even terug naar de twee vernoemde recente kunstevenementen. De eerste was een performance getiteld Criticism is Hard Work, een van de openingsacts voor Tama o7, beter bekend als Tupada Xing: Social Contact (Fourth International Performance Art Festival). Criticism is Hard Work vond plaats in het Cultural Center of the Philippines, de cultuurtempel van Imelda Marcos die werd geopend in de late jaren zestig, ongeveer tegelijkertijd met de communistische partij van Sison. Tama o7 bracht kunstenaars bij elkaar uit Duitsland, Singapore, Myanmar, Indonesië, Japan, China, Frankrijk, Uruguay en de Filippijnen.
Criticism is Hard Work was het initiatief van twee jonge Filippijnse kunstenaars, Angelo Suarez en Cos Zicarelli, die een groep jongens, straatkinderen, samenbrachten, die naar model van de officiële wedstrijden van de World Wrestling Federation, een openbaar toegankelijk worstelevenement in scène zouden zetten. De jongens werden opgehitst door de twee kunstenaars die zich de rol van commentatoren hadden toegemeten en vanuit de zijlijn toelichting gaven op de gevechtstechnieken en toespelingen maakten op de stoere, sensuele uitstraling van de blinkende jongenslijven. Men had de jongens voorgehouden dat waar ze zich voor in het zweet zouden werken allemaal ‘voor de show zou zijn’ en dat niemand echt gewond zou raken in de geënsceneerde strijd. Gezien de eigenzinnigheid van de opzet van deze performance mocht men wel enige anarchie verwachten natuurlijk, maar niet op de schaal waarop die uiteindelijk plaatsvond. Net zoals tijdens de officiële gevechten van de WWF, moest elk kind om de beurt in een een-op-een gevecht terechtkomen met de winnaar van de vorige wedstrijd, uitmondend in een theatraal hoogtepunt. Ze lapten echter het complete vechtschema aan hun laars en begonnen in plaats daarvan op elkaar in te slaan. Er ontstonden echte gevechten met dreigende vuisten, grimmige, vertrokken gezichten en hoorbare rake klappen. En dit alles in een ruimte die bedoeld was voor het ‘veilig kijken naar een kunstspektakel’.
Er kwam een onverwacht einde aan deze chaos toen een onbekende blanke man de ring in sprong in een poging de kinderen af te leiden. Waarna de kinderen de man te lijf gingen, wat een van de organisatoren te ver vond gaan en deed beslissen het licht aan te doen om het evenement resoluut te beëindigen. Mensen uit het publiek schreeuwden dat ze deze hele actie alleen maar een vorm van verkapte uitbuiting vonden. Het enige wat Suarez en Zicarelli daarop nog konden doen, was de kinderen allemaal tegelijkertijd als winnaar van het gevecht uit te roepen.
Je zou deze hele act kunnen zien als een ironische vergelijking met de strijd onder kunstenaars en de wijze waarop zij gedwongen worden de competitie met elkaar aan te gaan voor de aandacht van publiek en pers (bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat je op de biënnales vertegenwoordigd bent). Men ranselt elkaar in figuurlijke zin af in de kunstpraktijk. Ik vind echter dat hier sprake is van kunstenaars die op een discutabele manier de touwtjes in eigen handen nemen en een poppenkast ensceneren als een soort ‘zelfaanklacht’. Er zit immers een grote kloof tussen kunstenaars die zich de luxe kunnen veroorloven over de zin van kunst na te denken en straatkinderen die worden betaald om minigladiatoren te spelen. Het feit dat de kunstenaars de beschuldigingen van kinderarbeid en mensenhandel van de hand deden door te beweren dat de kinderen wel gewend waren aan dit soort ruwe omstandigheden en dat ze er een totaal andere, en voor ons vreemde manier, van lol trappen op nahielden, doet hier niets aan af.
Een tweede voorbeeld dat ik wil geven is de openingsperformance van de Japanse kunstenaar Tari Ito voor het evenement Trauma Interrupted: Art as Transport Station, dat eveneens plaatsvond in het Cultural Center of the Philippines. Trauma Interrupted brengt de ‘onvermoeibare energieën’ samen van vrouwen die zich begeven op het grensvlak van kunst en healing. De collega’s van Ito binnen dit project zijn kunstenaars afkomstig uit Spanje, de Verenigde Staten, Korea, Noord-Ierland en de Filippijnen. Ito’s performance over het geweld dat wordt uitgeoefend op vrouwen in voorheen bezette Aziatische landen, bracht onverwacht heftige reacties voort. Niet in laatste plaats omdat het gezien kon worden als een directe voorstelling over de pijn en latere verlossing van vrouwen die door de Japanse militairen ingelijfd waren als troostmeisjes in de Tweede Wereldoorlog. De performance werd uitgevoerd voor een gezelschap van oudere vrouwen die zelf fysiek dergelijke vormen van onderdrukking en het daarbij horende proces van verdriet en vervreemding hadden ondergaan. Toen de performance van Ito een paar minuten aan de gang was – Ito had inmiddels een kostuum aangedaan dat tot haar middel reikte en dat ze kon opblazen en weer leeg laten lopen om zo de groteske veranderingen van het lichaam te verbeelden – stond een van de oudere vrouwen op en liep weg. Terwijl ze naar buiten liep waarschuwde ze de andere vrouwen dat ze nachtmerries zouden krijgen als ze zouden blijven kijken naar de performance. De andere vrouwen volgden haar advies niet op, maar een groot aantal voelde zich zichtbaar ongemakkelijk tijdens de rest van de voorstelling. Nerveus schoven ze over hun stoel en knikten ze naar elkaar voor een blijk van herkenning of opheldering. Aan het einde van de voorstelling liep Ito het publiek tegemoet, ze reikte een hand uit die rook naar gesneden uien en staarde enige tijd onbewogen naar de vreemde gezichten van het publiek.
Gezien alle discussies over de problematiek van het slachtofferschap die aan deze performance vooraf gingen (er vond vlak voor de opening een discussieforum met de kunstenaars plaats), was het duidelijk waar de sympathie van Ito moest liggen. En dat gold natuurlijk ook voor Suarez en Zicarelli, die beiden betrokken zijn bij Tutok: Karapatan, een kunstenaarsalliantie die zich bezighoudt met de schending van mensenrechten. Wat deze twee performances dan ook vooral voor het voetlicht brengen is hoe moeilijk het is de verdrukte stem te representeren. In dat opzicht brengt het niet aanwezig zijn, of minimaal aanwezig zijn op de documenta, zijn eigen kleine voordeel mee, al is het maar omdat men zo niet de kans loopt verkeerd begrepen te worden.
Eileen Legaspi-Ramirez