Strijd om de European Kunsthalle
Strijd om de European Kunsthalle
Het gat van Keulen
Al jaren wordt er gewerkt aan de European Kunsthalle in Keulen, maar vooralsnog is het meer een discussie dan een gebouw. Terwijl de nieuwbouw door gemeentelijk wanbeleid op een zijspoor lijkt te zijn gezet, bouwt tijdelijk directeur Nicolaus Schafhausen door aan een virtueel gebouw. De eerste discussies hebben reeds plaatsgevonden.
De naam van de reeks manifestaties is ondubbelzinnig. ‘Under Construction’. Hiermee wordt het waarschuwingsbord geciteerd dat aan de schutting om het bouwterrein aan de Keulse Neumarkt hangt. Waar eens de Joseph-Haubrich-Kunsthalle stond, wordt nu een enorme hoeveelheid beton gestort achter een wijdmazig traliehek. De voordrachten die door de European Kunsthalle onder leiding van Nicolaus Schafhausen een maand lang elke avond werden georganiseerd hebben niet veel met de bouwwerkzaamheden te maken. Want terwijl in het centrum van de Keulse binnenstad juist een conventioneel museumcomplex wordt opgetrokken, toont het programma van de discussiemarathon dat het bij de European Kunsthalle om iets duurzamers gaat dan een paar muren, een bouwplaats, een financieringsmodel en een tentoonstellingsprogramma.
Als oprichtingsdirecteur van een nieuwe kunsthal in het Rijnland wil Nicolaus Schafhausen samen met zijn team (waartoe ook architect Nikolaus Hirsch en curator/criticus Vanessa Joan Müller behoren) komend voorjaar een haalbaarheidsstudie voor een kunsthal voorleggen, die een reflectie biedt op kwesties als: stadsontwikkeling en city-mapping, periferie en de eisen van de internationale kunstscène, vervlechtingen tussen economie, reclame en kunst, en architectuur.
Kunst is het onderwerp van gesprek in vele vergelijkingen. Tijdens Under Construction reageerden gasten zoals Documenta-leider Roger M. Buergel en Max Hollein, directeur van de Frankfurter Schirn Kunsthalle en het Städelmuseum, de kunstenaar Liam Gillick en de verzamelaar Harald Falckenberg, zoals verwacht, vooral tegenstrijdig. Terwijl de één een vaste standplaats zou willen – veel mensen zagen een architectonisch hoogstandje trouwens als absolute voorwaarde voor markante presentaties – , hadden kunstenaars juist een voorkeur voor organisaties als Artangel in Londen, die zich slechts tijdelijk ergens vestigt.
De ontstaansgrond van de discussies ligt bij het culturele centrum aan het Joseph-Haubrich-Kulturforum. Dit complex, waartoe onder andere de volkshogeschool, de kunstvereniging en ook de Kunsthalle hoorden, stamt duidelijk uit een andere periode, die in de jaren zeventig in de Bondsrepubliek treffend werd getypeerd met de slagzin ‘cultuur voor allen’. Het gebouw moest een bepaalde openheid suggereren door de glasfaçade, maar voldeed dankzij een rij betonnen ornamenten tegelijkertijd aan het imago van hoeder van de hoge kunsten. Nadat de commissies van de Domstad in de jaren negentig de nieuwbouw van een modern kunstcomplex hadden goedgekeurd, werd de kunstscene zich weer bewust van de lokale kunstgeschiedenis en het gebouw met de modieuze betonnen façade, waar zoveel belangrijke tentoonstellingen hadden plaatsgevonden.
De laatste tentoonstelling vond plaats in mei 1998, kort daarna volgden feesten en manifestaties die er uitzagen alsof het door onkruid overwoekerde terrein inmiddels was gekraakt. Vlak voordat de graafmachines oprukten was de kunst weer teruggekeerd in het gebouw, dit keer voor video-opnames, solidariteitsfeesten en discussies. Maar zelfs de op het platte dak verzamelde demonstranten waren machteloos tegen de stad. In november 2002 liet de gemeente zich niet van haar beste kant zien door een grote bouwput achter te laten, zonder met de geplande nieuwbouw te beginnen. Het gat werd wereldberoemd, in een stad die al eens door UNESCO op de vingers werd getikt omdat flatgebouwen het zicht op de Keulse Dom bedierven.
Kort daarop werd het gat een programma. Wie op het dak had staan demonstreren, engageerde zich nu met Loch e.V., een vereniging onder voorzitterschap van de kunstenaars Marcel Odenbach en Rosemarie Trockel. Kunst, haar instituties en museumbeleid werden door deze vereniging evenzeer aan de orde gesteld als de perspectieven van een stad, die door een kliek van beleggers, politiek, oud geld en een mediamonopolie wordt geregeerd en waar vooral investeringsdebacles en braakliggende grond achterblijven. Das Loch besloot het lege terrein te kraken en riep een European Kunsthalle in het leven. Een benefietveiling bracht zo’n 400.000 euro op ten behoeve van de nieuwe kunsthal. Maar de nieuwbouw stagneerde en de minister van onderwijs en cultuur van de deelstaat Noord Rijnland Westfalen deed er het zwijgen toe. Het gaf ruimte voor nieuwe initiatieven. Er werd een vacature geplaatst waarin een directeur werd gezocht die niet terugdeinsde voor de uitdaging een instelling zonder gebouw en begroting te leiden.
Nicolaus Schafhausen werd met euforie verwelkomd, de internationaal gerenommeerde curator en directeur van de Frankfurter Kunstverein was de gewenste kandidaat. Als cultureel-politieke dwarsligger moest hij het initiatief voortzetten en tegelijkertijd een concept ontwikkelen en fondsen zoeken. Een lectoraat voor kunstgeschiedenis bij de stichting hoorde voor hem net zo goed tot het concept, als een grote tentoonstelling van hedendaagse kunst. In Frankfurt had Nicolaus Schafhausen het voor elkaar gekregen om de stad in cultureel opzicht weer op de kaart te zetten en voor het Rijnland, dat in de jaren zeventig het centrum van de internationale kunst was geweest, was hij daarom tot symboolfiguur uitgegroeid. Men reageerde dan ook gekrenkt op het vertrek van Schafhausen, toen hij enkele maanden later directeur werd van Witte de With in Rotterdam.
Nu zichtbaar wordt welke vorm de European Kunsthalle voorlopig heeft, begint men te begrijpen dat het hier niet om concurrerende bezigheden gaat. Terwijl Nicolaus Schafhausen in Rotterdam met een uiterst concreet tentoonstellingsprogramma op het werk van zijn voorganger Catherine David aansluit, staat in Keulen alles nog in de steigers. De 31 avonden in maart vormden een eerste bezoek aan de bouwplaats van het virtuele gebouw. Het bijzonder afwisselende programma van de discussieavonden was een blauwdruk, waarin tegenstellingen en scepsis net zoveel ruimte kregen als pragmatisme, kunstbeleid en avant-garde.
Het gat, de bouwput aan de Neumarkt, is ondertussen volgegoten met beton en de parkeergarages kunnen binnenkort hun rolhekken ophalen. Voor de multifunctionele tentoonstellingsruimte op dit fundament ontbreekt elk budget, om van personeel nog maar te zwijgen. Maar hier staat tegenover dat het virtuele gebouw, dat avond na avond voor in totaal meer dan drieduizend bezoekers gestalte kreeg, een uiterst solide constructie heeft.
Info: www.eukunsthalle.com
Catrin Lorch