Surasi Kusolwong
Surasi Kusolwong
Winkelparadijs
De in Bangkok wonende kunstenaar Surasi Kusolwong is de standwerker onder de kunstenaars. Zonder consumptie geen kunst en dus ligt zijn werk voortdurend in de uitverkoop. Kusolwong benadert de marktmechanismen niet op een kritische of moralistische wijze, maar eerder vanuit een filosofisch perspectief. Het gaat hem om het idee van uitwisseling van alles, iedereen, altijd en overal, zowel binnen de kunst als daarbuiten. Maar kan kunst wel zo democratisch zijn?
Voor Surasi Kusolwong zijn marktplaatsen open en vloeibare structuren, plaatsen zonder grenzen of afscheidingen waar iedereen kan samenkomen en lief en leed met elkaar kan delen. Een marktplaats gaat over meer dan enkel het doen van de dagelijkse boodschappen, het gaat over het leven en menselijk contact. Kusolwongs installaties zijn een soort imitaties van de traditionele marktplaats. Hij wil plekken creëren voor sociale activiteiten en uitwisselingen van allerlei soort en confronteert deze echte, levendige markt, die vol warme momenten en gevoelens is, met de harde kunstmarkt, die volgens hem geen menselijke maat kent, waar gewone mensen geen toegang toe hebben en waar geld de enige vorm van uitwisseling is. Kusolwong wil met zijn marktinstallaties het kunstinstituut, met haar ongastvrije uitstraling, transformeren tot een gewone, alledaagse plek waar dingen op natuurlijke wijze plaatsvinden en waar iedereen begrijpt wat er gaande is.
Standaardprijs
In werk als 1 Euro Market, 1000 Lira Market, Floating Air Market en Everything the Same Price, brengt hij honderden kleurrijke plastic voorwerpen bij elkaar, die hij niet zomaar ergens neerlegt, maar keurig ordent volgens een precieze strategie. Hij volgt daarbij nauwkeurig zijn instructietekeningen die eruit zien als architectuurplattegronden. Kusolwong wil niet dat de installaties alleen lijken op marktsituaties, ze moeten het ook zijn. Hij wil het waardesysteem en de hiërarchie van de kunstmarkt omdraaien en creëert daartoe een markt binnen een markt. Eén waar zeer lage prijzen worden gehanteerd en waar elk object, wat het ook is, dezelfde prijs heeft. Door een standaardprijs te rekenen, verandert Kusolwong de status en identiteit van de voorwerpen. Ze worden deel van een gelijkwaardige productfamilie en zijn allemaal even begeerlijk: van de goedkoopste voorwerpen, die je in een gewone winkel nooit zou kopen, tot de meer kostbare objecten. Kusolwong creëert weliswaar ook verlangens, maar anders dan bij een echte markt is er bij hem geen sprake van frustraties of onvervulde behoeftes en de daarbij horende afstand tot de consument. Hij eigent zich weliswaar de beproefde uitwisselingsvorm van de consumentenmaatschappij toe, maar verandert deze in momenten van geluk.
Kusolwongs installaties komen eigenlijk pas tot leven op het moment dat de verkoop van start gaat. Ze worden dan het brandpunt van een geweldige hysterie, vergelijkbaar met de eerste dag van de uitverkoop in een groot warenhuis. Kusolwong treedt zelf op als een soort dj/straatventer of host van een tell-sell show op televisie. Hij spreekt het publiek toe door een megafoon, bouwt de spanning op voordat men tot kopen over mag gaan, draait popmuziek van een beroemde Thaise meidengroep (The China Doll) en slaagt er ondertussen steeds weer in om het publiek zijn instructies op te laten volgen. De marktplaats verandert in een arena en het publiek in acteurs die rondrennen, elkaar toeschreeuwen en vechten om de producten die ze willen kopen. Tijdens zijn performance speelt hij ook met de verkoopmethodes van de straatmarkt: hoe minder voorwerpen er op tafel liggen, hoe lager de prijzen. En natuurlijk is er de strategie van de speciale prijs: twee voor de prijs van één. Al deze aspecten creëren een soort koorts rondom de installatie en maken een directe uitwisseling mogelijk tussen de kunstenaar en de massa mensen om hem heen. Iedereen mag de voorwerpen gewoon aanraken, en op die manier ontstaat er een relatie met een kunstwerk zoals die normaalgesproken zelden plaatsvindt in een tentoonstelling. Binnen een paar minuten is de markt leeggekocht en ziet de installatie eruit alsof er een storm heeft gewoed. Het is als een gefragmenteerd lichaam waarvan de lichaamsdelen verspreid zijn onder publiek, klaar om een nieuw leven te beginnen in de huizen van de kopers. Voor Kusolwong is dit het punt waarop het werk pas werkelijk begint. Het moment waarop de mensen de producten die ze hebben gekocht mee naar huis nemen en invoegen in hun persoonlijke, dagelijkse leven. Kusolwong staat een vrij systeem voor, zonder voorwaarden of beperkingen, waar objecten de vorm aannemen die de mensen zelf willen.
Poor minimal
Na de gekte van de performance ligt de installatie er weer bij in haar oude vorm: een eenvoudige, naakte structuur. Net als bij een gewone markt is er altijd een begin en een einde. En een einde biedt altijd de mogelijkheid voor een nieuw begin. Kusolwong noemt de esthetiek van dit ‘lege lichaam’ waar nog slechts enkele ‘verweesde’ voorwerpen rondslingeren, Poor minimal. De minimale esthetiek refereert aan de historische beweging van de jaren zestig, met dat verschil dat het materiaal ook echt ‘poor’ is: goedkoop en handgemaakt. Zijn gebruik van plastic voorwerpen in een markt waar alles eigenlijk kostbaar zou moeten zijn, wordt door sommigen als verwarrend ervaren, net als het feit dat zijn installaties een soort momentopnames zijn die weer verdwijnen op het moment dat de mensen de spullen meenemen. Maar Kusolwongs werk draait juist om de relatie die hij heeft met deze materialen – ‘warme relaties’ noemt hij ze – en om die continue uitwisselingscyclus met alledaagse voorwerpen. Hij blijft zijn ‘economisch systeem’, dat in de ogen van velen waarschijnlijk volstrekt inefficiënt is, ook verdedigen, zelfs als de voorwerpen worden verkocht voor belachelijk lage prijzen. Hij wijst er dan op dat de winst in zijn markt niet gebaseerd is op economische waarden, maar op iets anders; op energie, geluk en creativiteit. De termen ‘efemeer’, ‘leeg’ en ‘immaterieel’ zijn voor hem – in de lijn van het oosterse denken – positieve en rijke begrippen. Ze zijn synoniem voor vernieuwing en nieuw leven, voor ‘la vita continua’, zoals hij zou zeggen. Deze opvatting maakt hem evenwel niet meer ‘oosters’ dan ‘westers’. Het is een houding die niet onafhankelijk is van je ‘roots’, aldus Kusolwong, het is een persoonlijke manier van denken die niet gebonden is aan een bepaald gebied.
Als je Surasi Kusolwong vraagt naar het waardeverschil tussen zijn kunstobjecten en kunst in een galerie, dan antwoordt hij eenvoudigweg: ‘objecten blijven altijd hetzelfde, het verschil zit ‘m in de context waarin ze verschijnen’. Hij weet dit verschil ook steeds op heel precieze wijze duidelijk te maken. Zo plaatst hij bijvoorbeeld een glasplaat tussen voorwerpen die op een markttafel liggen en voorwerpen die in print zijn verschenen, waardoor beide systemen naast elkaar bestaan en in elkaar overlopen. ‘Net als in een winkel kun je alles kopen. Als je de volledige display uit een etalage wilt hebben, dan moet je het in z’n geheel kopen.’ Het economische systeem van Kusolwong is er een van permanente flexibiliteit en verwarring. Zijn verlangen om kunstobjecten een functie te geven, heeft te maken het feit dat voor hem objecten bedoeld zijn om te gebruiken, om met ze te leven en ze zich toe te eigenen. Tegelijkertijd nodigt ons ook uit om ons te bevrijden van de standaardomgang met de functionele objecten om ons heen, er anders mee om te gaan en ze ook te respecteren op zichzelf. ‘Zoals alle voorwerpen, hebben ook meubelstukken of gebouwen een eigen ritme, een levensloop …’.
Warhol en Judd
Deze specifieke capaciteit om objecten van hun primaire functie los te weken en ze te combineren met een esthetiek is duidelijk zichtbaar in zijn meest recente project, getiteld Minimal Factory. In dit project, in de Texan Artpace in San Antonio (VS), brengt hij voor het eerst de minimal- en de popesthetiek van respectievelijk Donald Judd en Andy Warhol samen. In een fabriek, die Kusolwong net als Warhol in z’n eentje runt, staan minimal- en pop-artvoorwerpen gebroederlijk naast elkaar. Maar tegengesteld aan de ‘underground’ mythe van Warhols Factory, is Kusolwongs fabriek in de eerste plaats een tempel voor het ‘consumentisme’. De wanden zijn bedekt met Thais verpakkingsmateriaal (een verwijzing naar het aluminiumpapier en de Campbellsoep uit de Factory), die op hun beurt de bezoekers weer ‘inpakken’ als ‘producten’ binnen deze replica van de consumentenwereld. De handgemaakte installatie verwijst ook naar de codes van de minimal art met haar ruwe, goedkope en alledaagse materialen. Kusolwong is altijd geïnteresseerd geweest in het werk van Donald Judd, meer in het bijzonder in zijn ‘specific objects’. Maar hij vindt wel dat het deze werken ontbreekt aan een levendige geest. Zijn doel is een andere betekenis aan het minimalisme toe te voegen. En tegelijkertijd om het idee te ontkrachten dat het noodzakelijk is kostbare materialen te gebruiken om iets een minimal uitstraling te geven.
Om zijn Minimal Factory compleet te maken, besloot Kusolwong ook nog een replica te maken van Donald Judds triplex dozen. Kusolwong maakte ze van kartonnen dozen die hij op straat had gevonden en die, verrassend genoeg, sprekend bleken te lijken op het eigenlijke werk van Judd, dat hij kort daarvoor had gezien in de Marfa Foundation. Het werk van Judd – dat enkel bekeken en vooral niet aangeraakt mag worden – wordt door Kusolwong getransformeerd tot een object dat, boven alles, gaat over het leven. De ‘historische’ triplex dozen worden door hem gebruikt als onderdeel van een bar, met rood plexiglas aan de binnenkant en sexy dames erachter, die gratis drankjes serveren aan de bezoekers. Door objecten van hun oorspronkelijke functie te ontdoen, maakt Kusolwong andere gebruiksvormen mogelijk. Hij ‘duwt’ als het ware nieuw leven in dingen, waarbij je dat niet zou verwachten. Voor hem hoeft een koelkast bijvoorbeeld niet per se voedsel te bevatten. ‘Waarom zou je er geen boeken, schoenen, kleren of gereedschap in bewaren?’
Zoals gezegd zijn de marktinstallaties van Surasi Kusolwong open en flexibele projecten, en bedoeld om steeds opnieuw met leven te worden gevuld. Ze zijn als een nulpunt, een basis van waaruit zijn werk kan plaatsvinden in het tussengebied van kunst en leven. Het balanceren tussen beiden maakt het hem mogelijk om zowel de kunstmarkt te bedienen, als een filosofie te ontwikkelen over het leven. Een leven dat met anderen gedeeld moet worden. Deze democratische en toegankelijke rol van de kunst – en misschien zelfs wel haar educatieve rol in het dagelijks leven – is voor hem het allerbelangrijkst. In zijn eigen woorden: ‘Het gaat in de kunst niet om nemen, maar om geven’. Oftewel, kunst voor allen: Good(s) for good. Good(s) for all.
Surasi Kusolwong neemt deel aan Shopping; A Century of Art and Consumer Culture in de Schirn Kunsthalle Frankfurt van 28 september tot en met 1 december. Deze tentoonstelling is ook te zien in de Tate Liverpool van 23 december tot en met 23 maart.
Jérôme Sans