Tatatá tatatatá ta
Tatatá tatatatá ta
Ulises Carrión van Other Books and So
De Amsterdamse boekhandel Other Books and So van Ulises Carrión staat model voor de uitgeverij annex boekwinkel annex galerie van een jonge generatie kunstenaars, curatoren en ontwerpen. Het tekent het belang van Carrión, zoals ook blijkt uit recente tentoonstellingen in Porto, Londen en Birmingham.
Met de komst van Ulises Carrión (1941-1989) naar Amsterdam, omstreeks 1972, werd Nederland een interessant kunstenaar rijker. Helaas is dat nog bij weinig landgenoten bekend. Want terwijl hij hier slechts een kleine groep bewonderaars heeft en maar enkele bibliotheken een paar van zijn boeken in hun collectie hebben opgenomen, is de internationale belangstelling voor deze kunstenaar steeds aanzienlijk gebleven. Zijn theoretische hoofdwerk The New Art of Making Books (1975) verscheen in meer dan vijf talen (onlangs zelfs in een Griekse editie), diverse van zijn kunstenaarsboeken werden in Zwitserland herdrukt en in Mexico maakt hij furore als de eerste conceptuele kunstenaar. Deze brede belangstelling dankt Carrión niet alleen aan zijn bevlogenheid en de vele talen die hij sprak, maar ook aan zijn voortdurende activiteiten in diverse landen om aandacht te genereren voor het belang van kunstenaarsboeken en mail-art.
Begonnen bij nul
Als Carrión zich in Nederland vestigt, heeft hij al een carrière achter de rug, hoewel hij dat nooit kenbaar maakt. Hij heeft gestudeerd aan universiteiten in Mexico, Frankrijk en Engeland en een tijd in Duitsland gewoond om er de taal te leren. In zijn geboorteland Mexico heeft hij twee bundels novellen gepubliceerd. Hij geldt er als veelbelovend jong literator. In Amsterdam moet hij weer bij nul beginnen. Gelukkig kent hij van vorige bezoeken aan deze stad enkele Zuid-Amerikanen, zoals de uit Colombia afkomstige Michel Cardena (Miguel-Ángel Cárdenas) die al sinds 1962 in Nederland woont. Deze betrekt hem bij de eerste Amsterdamse ‘kunstenaarsgalerie’ In-Out Center (1972-1975). Hij maakt er kennis met Sigurdur en Kristján Gudmundsson, Pieter Laurens Mol, Hetty Huisman, Raul Marroquin en John Liggins, die er deel van uitmaken. Carrión heeft er een solotentoonstelling en geeft onder de naam In-Out Productions gestencilde kunstenaarsboekjes uit.
Het eerste boekje dat hij publiceert is Sonnet(s) (1972). Het bestaat uit 44 keer hetzelfde sonnet, dat hij steeds enigszins verandert. De richting van de veranderingen wordt aangegeven in de opeenvolgende titels, te beginnen bij Borrowed Sonnet en via typografische bewerkingen als CAPITAL SONNET, Underlined sonnet, ‘tennos derorriM’, naar het laatste Famous sonnet, dat zijn roem aan deze publicatie te danken geeft. De veranderingen zijn soms geestig, maar zeggen ook veel over de soms minimale codes die de taal beheersen, zoals de opbouw van een syllogisme, het hoofdlettergebruik in het Duits en het nut van aanhalingstekens of asterisken.
De meeste van de kunstenaars die in In-Out Center exposeren, zijn met eigen uitgaven bezig. Carrión heeft ook contact met zijn landgenoot Felipe Ehrenberg, die in Engeland deel uitmaakt van de door kunstenaars gerunde Beau Geste Press, drukker van diverse kunstenaarsboeken. Bij deze uitgever verschijnt in 1973 Arguments, Carrións eerste in offset gedrukte boek. Hierin beschrijft hij in 25 ‘hoofdstukken’ allerlei menselijke verhoudingen door alleen namen te gebruiken die hij in een veranderende typografische relatie zet. De namen naderen elkaar, smelten soms samen en nemen weer afstand. Arguments is een sublieme uitwerking van de stelling die hij in hetzelfde jaar publiceert: ‘Alles wat bestaat zijn structuren. Alles wat gebeurt zijn metaforen. Elke metafoor is een ontmoetingspunt van twee structuren.’1 In een interview met de Amerikaanse kunstenaar Jan van Raay maakt hij in 1979 duidelijk dat hij taal al jarenlang niet meer gebruikt zoals hij dat daarvoor als schrijver deed, maar de taal gebruikt als beeldend kunstenaar, als grafisch element, volume of kleur: ‘Ik noem mijzelf geen schrijver, omdat ik taal […] gebruik vanuit een niet-taalkundig oogpunt, maar ik beschouw mijzelf als een schrijver in de zin dat mijn werk een bijdrage levert aan de taal.’2
In Carrións boeken en projecten wordt op bijzondere wijze een kille, zakelijke structuur voorzien van een emotionele en metaforische inhoud en vormgeving. Zo verhalen zijn gortdroge opsommingen in Arguments over het wel en wee van de liefde. Zijn verhouding met de lezer ̶ die hij vaak direct toespreekt in het boek ̶ is persoonlijk en intiem.
Eigen boekhandel
Het getuigt van moed en ambitie als Carrión en zijn vriend Aart van Barneveld op 15 april 1975 ̶ met de hulp van achttien vrienden die hen elk honderd gulden geven voor de eerste zes maanden huur ̶ de kunstenaarsboekengalerie Other Books and So openen in het souterrain van Herengracht 227. In deze tamelijk lage ruimte, ongeveer zes meter breed en nauwelijks tien meter diep, worden de publicaties plat op een aantal zelf getimmerde tafels en in open kasten getoond. Ze staan niet netjes met de ruggen naast elkaar, zoals in een gewone boekwinkel. Vera Illés schrijft in de NRC: ‘Er liggen voorwerpen in soorten en maten uitgestald die men op het eerste gezich[t] en voor het gemak allemaal als boek zou kunnen betitelen, en toch ligt er geen enkel echt boek.’3 Ze laat Carrión aan het woord om zijn opvatting van een kunstenaarsboek te omschrijven: ‘Mijn ideaal is de erkenning van het boek als onafhankelijke kunstvorm, waarin de taal, de letterlijke betekenis van woorden, minder belangrijk is, maar een geheel van inhoud en vorm ontstaat.’
Het is verbazingwekkend hoe snel deze plek voor het ‘andere boek’ tot ver over de grens bekend werd. Van over de hele wereld wordt drukwerk toegezonden en er valt altijd veel nieuws te ontdekken. Onbekende kunstenaars zijn er welkom om hun boeken, tijdschriften of audiocassettes neer te leggen en bekende kunstenaars die in de Appel of het Stedelijk Museum exposeren, zoals David Salle, komen snuffelen. Dankzij de breedheid van de collectie, zowel qua herkomst (Oost- en West-Europa, Latijns-Amerika en de VS), als qua techniek (stencil, offset, fotokopie, boekdruk, gestempeld en geschreven) ontwikkelt de galerie zich tot pleisterplaats voor liefhebbers van boekexperimenten. Publicaties van bibliofiele marginale drukkers en stencillaars liggen zij aan zij met die van Edward Ruscha en Sol LeWitt. Kunstenaarskaarten, affiches, tijdschriften en audiocassettes vullen de collectie aan. Carrión toont zich een aimabel gastheer en is altijd bereid uitleg te verschaffen. Er worden ook tentoonstellingen georganiseerd over de nieuwste trends van die periode: visuele poëzie, fluxus, stempelkunst en mail art, een kunstvorm waarvan hij zich een warm pleitbezorger toont. Ook vinden er performances plaats met optredens van onder anderen Moniek Toebosch, Jackson Mac Low en Harrie de Kroon.
Zoals Carrión zich eerder heeft losgemaakt van het schrijverschap, is Other Books and So een middel voor hem om afstand te nemen van zijn rol als kunstenaar. Hij vat zijn weg als volgt samen: ‘Praktische overwegingen leidden er toe dat we elkaars boeken gingen maken. In de voorafgaande jaren had ik relaties opgebouwd met kunstenaars die geïnteresseerd waren in boeken. Ik ben gaan organiseren en dat is een essentieel onderdeel van mijn werk geworden. Ik zie het niet meer gescheiden.’4 Hij gaat zich realiseren dat door het opzetten van een ‘instituut’ – zoals een boekengalerie of een uitgeverij – de relatie tussen kunstenaar en samenleving vervaagt. ‘Je houdt op een persoon te zijn, of eigenlijk, een individu, dat een bepaald soort werk doet onder een eigen naam. […] Je bent geen kunstenaar, maar een galerie.’5
In 1975 verwerft hij enige bekendheid als boekentheoreticus, als hij in het destijds zeer gerespecteerde kunsttijdschrift Kontexts het manifestachtige The New Art of Making Books publiceert. In een puntsgewijze opsomming van het belang van kunstenaarsboeken stelt hij vast dat in deze nieuwe kunstvorm elk boek op een ander manier gelezen moet worden en dat men met het lezen kan ophouden als men de hele structuur van het boek begrepen heeft: ‘Een boek kan het toevallige omhulsel zijn van een tekst, waarvan de structuur niet van betekenis is voor het boek: dit zijn de boeken in boekwinkels en bibliotheken. Een boek kan ook bestaan als een autonome en onafhankelijke vorm met daarin wellicht een tekst die de vorm benadrukt, een tekst die er een wezenlijk onderdeel van is: hier begint de nieuwe kunst van het boekmaken.’6
Het gaat goed met Other Books, de belangstelling van het Amsterdamse publiek blijkt groot. In september 1977 verhuist de galerie, opnieuw met financiële hulp van vrienden, naar een groter pand op de Herengracht 259. Daarnaast geeft Carrión ook eigen publicaties uit, zoals zijn tijdschrift Ephemera. Maar op 1 december 1978 stopt hij plotseling met zijn bezigheden voor de boekwinkel. De subsidies die steeds opnieuw half werden toegezegd, blijven uit. Hij wil niet langer aan het lijntje worden gehouden. De winkel wordt overgenomen en onder de naam Art Something nog twee jaar voortgezet.
Carrión zit echter niet bij de pakken neer. Hij verandert zijn galerie in het archief Other Books and So Archive dat hij ̶ als resultaat van zijn dagelijkse kunstactiviteit ̶ als kunstwerk beschouwt, eerst op de Bloemgracht en later in zijn eigen huis. Hij blijft tentoonstellingen maken en lezingen houden over kunstenaarsboeken in Polen, Brazilië, Argentinië, Hongarije, Zweden, de Verenigde Staten, Denemarken, IJsland, Italië, Engeland en Spanje, en is nauw betrokken bij de activiteiten die Van Barneveld onderneemt als manager van galerie Stempelplaats in Amsterdam. Ook gaat hij zich bezighouden met geluidskunst en maakt een twintigtal videowerken. Hij doet ook een aantal projecten in galerie ‘A’ en de Appel in Amsterdam.
Als Ulises Carrión in 1989 vroegtijdig overlijdt aan de gevolgen van aids, schenkt hij zijn archief aan een vriend. De boeken gaan naar Zwitserland, de ordnerdozen waarin ze werden gesystematiseerd, verdwijnen in een container. Zijn grootste kunstwerk is vernietigd. Gelukkig volgt er in 1992 in Museum Fodor nog een herdenkingsexpositie onder de titel We have won! Haven’t we?, een knipoog naar Carrións liefde voor de bokssport. Daarna raakt hij in Nederland uit beeld.
Maar elders rijst zijn faam, gestimuleerd door de expositieactiviteiten van Felipe Ehrenberg in Latijns-Amerika en de uitgave van de indrukwekkende publicatie over zijn werk door Martha Hellion, Mundos personales o estrategias culturales? [Persoonlijk werelden of culturele strategieën? Turner, 2003]. Zij presenteert Carrións werk ook in 2005 op de vijfde Bienal do Mercosur in het Braziliaanse Porto Alegre. In 2010 volgt er opeens een hausse aan interesse in Europa. In Porto (Fundação de Serralves) wordt een tentoonstelling aan Carrións boekencollectie gewijd en in Engeland vinden liefst drie exposities kort na elkaar plaats: in Londen (Westlondonprojects in 2009 en The Showroom in 2010) en in Birmingham (Eastside Projects, 2010). Misschien kan nu ook Nederland eindelijk de schade ̶ een beetje ̶ inhalen.
Gerrit Jan de Rook is kunstcriticus en freelance tentoonstellingsmaker
2. Jan van Raay, ‘End of an Era?’, in: Artzien, januari 1979, p. 6.
3. Vera Illés, ‘Other books and so: een nieuwe galerie’, in: NRC Handelsblad, 10 mei 1975.
4. Waling Boers, ‘Buitenlanders in Amsterdam’, in: Tijmen van Grootheest en Frank Lubbers (red.), Amsterdam 60/80, twintig jaar beeldende kunst, gepubliceerd in Fodor maandblad, jrg. 1 (1982), nrs. 8-10, p. 104.
5. Jan van Raay, ‘End of an Era?’, in: Artzien, januari 1979, p. 7.
6. Ulises Carrión, ‘The New Art of Making Books’, in: Kontexts, no. 6-7, 1975. De tekst is herdrukt in o.a. Guy Schraenen (red.), Ulises Carrión. We have won! Haven’t we? Museum Fodor, Amsterdam, 1992.
Gerrit Jan de Rook