metropolis m

Tegen ‘Common Sense’

Er is iets aan de hand, wordt ons verteld. Maar is er werkelijk iets gebeurt? In welke werkelijkheid vond dat dan plaats? En heeft het betekenis? Een manier om het nieuwe te begrijpen, is door het te vergelijken met iets ouds. Charles Esche, directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven, vergelijkt in een artikel in Artforum (december 2008) dat wat in september 2008 is gebeurd met de crises van 1968 en 1989. De vergelijking onder de titel Common Sense verrast, maar ik houd wel van verrassingen. Dat is dan ook de reden om nog een keer stil te staan bij zijn vergelijking.

In de lente ruim veertig jaar geleden gingen honderdduizenden, voornamelijk studenten en arbeiders, in Parijs, Praag en andere steden de straat op. In Oost en West keerde men zich tegen de regering en eiste voortaan anders geregeerd te worden. Maar vandaag de dag heb ik nog niet van massademonstraties gehoord. Esche herinnert ons in zijn stuk ook aan de vraag ‘hoe willen we geregeerd worden?’, die centraal stond in de laatste Documenta. Hij zegt er niet bij dat die vraag een parafrase is van Michel Foucault, een van de eerste critici van het neoliberalisme. Foucault stelde zich deze vraag tijdens zijn lezingen midden jaren zeventig.

Nauwelijks zes weken nadat Esches artikel werd gepubliceerd, verzamelden twee miljoen mensen zich, ondanks bittere koude, in Washington. Ze keerden zich niet tegen hun regering, ze riepen geen algemene staking uit, ze gooiden niet met stenen en spreidden geen revolutionair verlangen ten toon, zoals destijds in het met tanks bezette Praag. Nee, hier begroette een vreedzame meute zijn nieuwe president. Ze vroegen niet hoe ze geregeerd wilden worden, maar luisterden braaf toe hoe dat zou gaan gebeuren.

De nieuwe president verklaarde dat het land zich nog steeds in een oorlog bevindt, in dit geval een oorlog tegen sinistere netwerken. De actuele financiële problemen, vertelde hij, waren veroorzaakt door de van het deugdzame pad afgeraakte bankiers en managers, plus die mislukte figuren die plezier voor de arbeid stellen. Meer controle zou helpen, beloofde hij, evenals deemoed en vlijt. Dat zou de manier zijn om oude waarden met de modernste middelen in ere te herstellen. En vervolgens deed hij hun een grote belofte: ze zouden gezamenlijk kunnen terugkeren in een toestand van zekerheid. De meeste luisteraars toonden zich geroerd en verlangden allen schijnbaar ‘back to the future’.

De door Esche gesignaleerde gelijkenis tussen mei 1968 en herfst 2008 werd mij na bovengenoemde toespraak niet bepaald helderder. Wat in de voorbije maanden als omwenteling is gepresenteerd, toont zich niet een systeemverandering, maar eerder een omschakeling van een kapitalistisch dereguleringsregime naar een kapitalistisch reguleringssysteem. In dat licht is het weinig verwonderlijk dat Barack Obama enkele oudere adviseurs van Ronald Reagan, de architect van de Reagonomics, tot zijn naaste medewerkers heeft benoemd. Het geeft aan hoe de ‘crisis’ fungeert als motor van een nieuwe herinrichting van kapitalistische hegemonie. Ze fungeert als motor die dingen versnelt en mogelijke weerstand uit de weg moet ruimen, om te bewijzen dat ‘het einde’ geen optie is. Zeker, de aangepaste maatschappelijke orde moet er als democratie uitzien, gereguleerd als ze is. Er mag niet gefolterd worden. Maar het is grotesk om direct te gaan applaudisseren als de (nog immer) leidende democratische natie afscheid neemt van het folteren. Dat is toch het minste wat je mag verlangen van een land, zelfs onder de ergste omstandigheden.

Het is een opmerkelijk toeval dat de Verenigde Staten hun eerste zwarte president hebben gekozen precies op het moment dat het land de zwarte bevolking weer bitterhard nodig heeft. Al langer wordt gebouwd aan een gigantisch hekwerk dat de Verenigde Staten moet scheiden van Mexico en Latijns Amerika. Het dient ertoe de massale arbeidsmigratie van het zuiden naar het noorden in te dammen. Tegelijkertijd verrichten de mensen ten zuiden van de grens de laatste jaren een niet gering deel van de lichamelijke arbeid in de Verenigde Staten. Maar ook de nadelen van deze dienstbare, flexibele arbeidskrachten zijn inmiddels duidelijk geworden: al zijn ze doorgaans seizoensarbeiders, ze blijven vaak illegaal hangen in het land en betalen geen belasting. Het zijn bovendien miserabele consumenten, die een groot deel van hun loon naar het vaderland sturen, waardoor het ondanks de nederige betaling tot een aanzienlijke deviezenuitstroom leidt. Dit alles moet nu veranderen. De illegale werkers moeten als rolmodel vervangen worden door legale Afro-Amerikanen. Nu het globalisme als bedrijfsmodel is uitgewerkt, wordt een beroep gedaan op hun arbeid- en koopkracht. Cynisch genoeg wordt op die manier een deel van de eisen van de zwarte burgerrechtenbeweging ingelost.

In tegenstelling tot de huidige situatie bood het jaar 1968 een kader voor een werkelijke gebeurtenis, iets dat zicht bood op een ander soort samenleving. De credit crunch brengt evenwel niets voort dat zelfs in aanzet daarop lijkt. Het woord ‘krediet’ heeft zijn oorsprong in het Latijnse credere of geloven, terwijl het begrip ‘crisis’ afkomstigt is uit de medische wereld, waarbij het verwijst naar het kritieke punt van een ziekte. Dat het geloofssysteem door een crisis door elkaar is geschud, lijkt vooral tot gevolg te hebben dat er nog meer wordt geleend, en dus een beroep wordt gedaan op nog meer krediet/geloofwaardigheid, waardoor de kapitalistische common sense zich in een hyperreligieus stadium lijkt te begeven. Buiten de extatische overdrijving van het geloof is er nog geen hogere politieke waarheid uit de crisis af te leiden. Is de huidige ziekte te onschuldig om te zorgen voor een onderbreking in de loop der dingen?

De recessie die zich momenteel aandient, zal voor velen verschrikkelijk worden. Maar de vraag ‘hoe willen we geregeerd worden?’ wordt nog altijd niet gesteld, niet door de regeringen, noch door de geregeerden. Of het uiteindelijk zal leiden tot een echte ‘revolutionaire gebeurtenis’, zoals Esche verwachtingsvol voorspelt, valt nog niet te zeggen. Tot nu toe dient alles zich aan als een prolongatie van voorbije crises, in een ordening zonder perspectief. Ter onderbreking van deze eindeloze loops van crises is een waarheid nodig die iets laat gebeuren. De meiopstand uit 1968 was zo’n gebeurtenis. Ze maakte het denken over een andere samenleving mogelijk. In Parijs was het de kunst die de aanzet daartoe gaf, in de vorm van de revolutionaire tekst Le Société du Spectacle van Guy Debord. De gevolgen van de huidige gebeurtenisloze credit crunch laten zien hoe ook nu van ons – en van de kunst – geëist mag worden zich te richten op een verregaande verandering van de common sense.

Hans-Christian Dany (1966) is kunstenaar en schrijver, woonachtig in Hamburg. Hij is de auteur van Speed. Eine Gesellschaft auf Droge (Speed. A Society on Drugs, 2008). Sinds 2009 is hij Advising Researcher op de Jan van Eyck Academie in Maastricht.

Recente artikelen