metropolis m

Christiaan Bastiaans’ werkmethodiek heeft veel weg van dat van een filmer. Momenteel schrijft hij aan een script met conceptuele karakters, plotlijnen, handelingen en dialogen. Laboratories of Empire is een sciencefictionachtig environment waar zich verschillende verhalen afspelen. Qua vorm omvat het project tentoonstellingen, live-performance, video-installaties. Zelf omschrijft Bastiaans het als een omgeving die de realiteit van het mondiale kapitalisme en de postkoloniale situatie moet gaan weerspiegelen.  

Christiaan Bastiaans gaat vrij om met formats. In zijn expositie Club Mama Gemütlich in Museum Kröller-Müller in 2009 gebruikt hij de plattegrond van het Japanse no-spel voor een rituele opstelling van zijn werken waardoor een belangrijk aspect naar voren komt: de bezwering. Ik vermoed dat de samengestelde vorm van Laboratories of Empire in wezen een ander format of althans de geest daarvan verbergt. Is het een soort filmset als expositie? Film is Bastiaans’ grote liefde. Zijn geest werkt optimaal als hij álle kunstvormen mag gebruiken en de complexiteit die hij nastreeft – de fluïde aard van materiële substantie – tot zijn recht komt in een fijn weefsel van ruimte en tijd. 

De titel Laboratories of Empire ademt realiteitszin. Verwijst Bastiaans ermee naar de conflictgebieden en vluchtelingenkampen van onze tijd? Het bovennationale machtsspel uit Empire (2000) van Antonio Negri en Michael Hardt? Hij zegt: ‘Laboratories of Empire duidt op een omgeving van spanning en conflict waarin ecosystemen, netwerken, machtsfactoren, steelse (heimelijke) kenmerken, confrontatielinies en migratieroutes worden opgenomen, met in het centrum een kwetsbaar gebied: the Human Warehouse, a Human Cage, adrift.’1 Bastiaans zou graag zien dat de bezoeker op het eind het gevoel heeft dat hij een reis voltooid heeft. Ik moet denken aan een ritueel, een collectieve ervaring met aan het eind de catharsis.

In Laboratories of Empire ontmoeten we verschillende personages: toverachtige wezens en welwillende geesten zoals La Vivre, Navigator of Decoder. Zij houden de wacht over gebeurtenissen en maken bezoekers wegwijs in de verhalen. Ook zijn er figuren-in-functie zoals General, Virus Detective, Overnight Safety Coordinator en Werfagent. En er zijn naar het leven getekende, kwetsbare personages: de Hurt Models en de Elderly. Ze kruisen elkaars pad én verbinden de wereld van de droom met de realiteit. Het documentaire en het fantastische komen samen. 

Een toevluchtsoord

Tussen 1998 en 2011 maakt Bastiaans verschillende reizen naar conflictgebieden in Afrika. In onder andere Sierra Leone en Soedan ziet hij de humanitaire nood tijdens de burgeroorlogen. Door zijn accreditatie als freelancejournalist kan hij streng gecontroleerde zones bezoeken en heeft hij toegang tot bronnen, zoals de paters van missieposten die de complexe situatie goed overzien. 

Hij is gefascineerd door ‘de nieuwe economie’ aan de rand van de conflictzones. Hij beschrijft een soort pop-upresort in een humanitair project voor Zuid-Soedan: ‘Hotel California in Lokichoggio in Kenia, aan de grens met Zuid-Soedan, is een onderkomen te midden van een syndicaat aan hulporganisatie-enclaves, elk omgeven door een beveiligde periferie. Het is een package format concept – ondernemen via subcontracting – dat een kortstondig maar zeer comfortabel onderkomen biedt aan hulpverleners, ontwikkelingswerkers en journalisten, en is voorzien van douches, continental breakfast, pizzaovens en lopend buffet.’2

De onderkomens in Bastiaans werk zijn tijdelijk en geïmproviseerd. En ook het lichaam, onze eigen intieme schuilplaats, is er niet veilig. Marianne Brouwer, de curator van de expositie Heart of Darkness die in 1994 opende in het Kröller-Müller Museum, noemde het werk al rond 1995 een reflectie op het gekoloniseerde lichaam. Het vinden van een schuilplaats in een door oorlog verscheurde wereld is een opgave. De kunstenaar worstelt met de verbeelding van het onderwerp. Op reis in Afrika spreekt hij soldaten, kindsoldaten, vluchtelingen en ontheemden. Hij maakt interviews, tekeningen en foto’s. En eenmaal thuis maakt hij voodoo-achtige kledij die aangetrokken kan worden als een soort tweede beschermende huid.

Verbeelding van een schuilplaats vinden we in de video-installatie Club Mama Gemütlich (2009). Door het trage verloop en de gesproken tekst-als-incantatie is het in feite een tableau vivant. In de geïmproviseerde bar worden de gewonde soldaten gesterkt door het personage La Vivre, gespeeld door Jeanne Moreau. Ze krijgen therapeutische baden en zorg in een sanatoriumachtige omgeving.

De tentoonstelling Pharmacy Deux Milles in Looiersgracht 60 in Amsterdam in 2015 was vernoemd naar een nachtclub. Voor Hurt Models, performers met genetische gebreken, is de nachtclub waar zij optreden een veilige plek. Daartegenover staat het biotechentertainmentbedrijf Genlock Corporation, dat middels genetische manipulatie de perfecte ‘star performer’ wil creëren. De expositie heb ik ervaren als een gespreid en volledig openliggend lichaam. In de bovenruimte hing, door een veelvoud aan helle assemblages en bedrukte transparanten, de koud-geagiteerde sfeer van een laboratorium. Spannende beelden van lichaamsdelen hingen vrij van de wand te midden van medicinale teksten. Een video van een tjilpende muis, fel van kleur – in een Japans lab gekweekt en gemodificeerd – bood een psychedelisch spektakel. In de kelder was de sfeer geserreerd. Hier werd de schoonheid van de imperfectie geëerd. De tweekanaalsvideo-installatie met projecties op een backscreen en een voile van mousseline toonde zwart-witbeelden met twee actrices. Jeanne Balibar (Hurt Model Laura) vertolkte een gepolijst gedicht. Haar performance suggereerde een breakdown van het spraakvermogen, waardoor zij op het laatst haar tekst enkel nog door wonderbaarlijke rudimentaire klanken kon weergeven. Ángela Molina (Hurt Model Martha) fluisterde de namen van ‘echte’ Hurt Models, zoals Frida Kahlo, Sarah Bernhardt en Jean Driscoll.

De kunstenaar is het medium

Bastiaans wil een aantal essentiële werken onderbrengen in Laboratories of Empire, waaronder bijvoorbeeld de foto Körper zur Beobachtungs-station IX, April is the Cruelest Month (2011, Caïro, 9 April). Die is genomen op het Tahrirplein, bijna drie maanden na de Revolutie van 25 januari en verbeeldt het moment vlak na de executie van een legerofficier die zich bij de antiregeringsprotesten had aangesloten. Insignes liggen op de grond in de tang waarmee ze zijn afgeknipt. Net vóór de snode daad? Twee handen houden de kogelhulzen op, bloed op de grond. Afgerold prikkeldraad duidt op een doornenkroon en een gemarteld hoofd.

Een ander werk dat onderdeel zal worden van Laboratories of Empire is Day 7 (1994), gemaakt voor de expositie Heart of Darkness. Het is een weerslag van twee reizen die hij in de jaren negentig maakte door het regenwoud in Irian Jaya (nu West-Papua) in de voetstappen van zijn vader, die daar in de Tweede Wereldoorlog geheim agent was voor het Netherlands East Indies Forces Intelligence Service (NEFIS. In een zeecontainer in de tentoonstellingsruimte hing een kleine doorzichtige container als een met plastic afgebakende binnenste ‘hot zone’. Hierin zweefde een etherisch silhouet gemaakt van muskietennetgaas: een imaginair biohazard suit als verbeelding van ultieme kwetsbaarheid. Eromheen hingen kledingstukken die roken naar vocht en schimmel. De ijle figuur deed denken aan een geest: een zelfportret in absentia.

Een derde werk dat ingezet zal worden is Face to Face (1978), een performatief videowerk met een versleutelde symboliek. De video toont een man (het is de kunstenaar als jongeman): hij ligt op de grond van een bos, smeert klei op zijn ogen en steekt er spiegeltjes in zodat het blauw van de hemel in zijn ogen schijnt.

Stemmen en geesten

De stemmen van vele filmmakers en schrijvers resoneren mee in het oeuvre van Bastiaans. Bij zijn werk aan het script en de ruimtelijke opzet van Laboratories of Empire noemt hij als inspirator een schrijver, een kunstenaar en een filmmaker. Maurice Blanchot is de schrijver. De eerste zin uit zijn The Idyll (uit 1936) plaatst dreiging unheimisch dichtbij liefde: ‘The moment he entered the city, the stranger was led to the Home.’ Zo’n zelfde ambigue sfeer – paradijs binnen handbereik, zwaard van Damocles boven het hoofd – doordringt ook Laboratories of Empire. 

Luciano Fabro is Bastiaans’ tweede inspiratie. Fabro’s expositie Habitat in Museum Boijmans Van Beuningen in 1981 was een vormende ervaring. Fabro’s kunst is er een van de geest; voor je ogen zie je een gedachte vorm krijgen. Zijn werken bewonen de ruimte en ze creëren ruimte; ze maken de architectuur groter. Alejandro Jodorowsky is de derde bron; in zijn recente films geeft Jodorowsky zijn biografie een plaats.

Ook in Bastiaans’ project is het biografische subcutaan, niet letterlijk, aanwezig. ‘Ik wil de persoonlijke familiegeschiedenis met betrekking tot de oorlog en migratie implanteren en door wereldse gebeurtenissen verweven. Die kunnen betrekking hebben op episodes van extraterritoriaal geweld maar ook verlichte momenten in de geschiedenis zijn of diverse routes van migratie.’

‘Mijn persoonlijke familiegeschiedenis gaat terug op het VOC-schip de Batavia (dominee Gijsbert Bastiaensz; muiterij, moord, overleven). Op de Atjehoorlog: op mijn overgrootvader Elmonde Savinien, van de tak van mijn vaders moeder, een katholieke Fransman geboren in Rouen en officier in het leger van Napoleon III. Hij vocht onder meer tegen de Pruisen, mogelijk ook tijdens de slag om Parijs in 1871. In Nederland gerekruteerd geeft hij zich op als huurling in het KNIL en vertrekt naar Nederlands-Indië waar hij uiteindelijk sneuvelt in Atjeh. Op mijn vader als Secret Operations Executive (SOE) in de Tweede Wereldoorlog en op de broers van mijn moeder die als Indonesische onafhankelijkheidstrijders in feite tegenover mijn vader stonden. Het gaat ook terug op mijn etnische herkomst. Mijn ouders zijn Indo-Europees: moeder deels Armeense, deels Sumatraanse en vader Javaans, Dajak, Frans en Zeeuws. De verhalen van mijn moeder uit mijn kindertijd over het leven in de voormalige kolonie Nederlands-Indië en de familie maken er deel van uit. Het zijn verhalen die zich afspeelden in vredes- en oorlogstijd, verhalen over vlucht, migratie, vriendschap en mysterieuze geesten.’

Zachtmoedigheid

Laboratories of Empire begint in medias res: wat eraan voorafging en waar het zal eindigen weten we niet. Figuren die voertuig zijn van harde krachten – zucht naar gewin, dominantie, destructie – staan tegenover figuren die zachte krachten belichamen. De laatsten komen dichtbij, in hun verlangen naar tederheid, zoektocht naar beschutting én hun vermogen om anderen liefde te schenken of te beschermen. Dat krijgt de nadruk. Is de zachte kracht het eigenlijke onderwerp?

Bastiaans heeft notitieboeken over Laboratories of Empire klaargelegd. Met hun samengebalde teksten en dichte beeldtopologie zijn het net palimpsesten. De schema’s en begrippen roepen een nogal grimmige wereld op. Mijn oog valt op een zin: ‘Escargot Sympathique finds shelter in the Hot Zone.’ Ik voel subiet genegenheid voor deze figuur: monsieur Huisjesslak trekt smeuïg een filosofisch spoor. Bastiaans helpt me uit de droom. Hij heeft nog geen tekeningen gemaakt, maar in zijn script staat het zo: ‘Escargot Sympathique: A message dispatcher from the future. He carries secreted minuscule messages on microfilm in hollow buttons. He travels through the Hot Zone back to the past to deliver the messages; because of the micro format, he carries 50.000 dispatches, the equivalent of a complete book.’ En dan: actie! Escargot reist naar vroegere tijden en brengt goedgemutst boodschappen over aan de doden. Het leger kan zo iemand goed gebruiken! Escargot wordt door Generaal op geheime missie gestuurd, hij moet naar de Hot Zone, en daar de kostbare substantie opsporen die de wereld van morgen broodnodig heeft, namelijk Valuable Cargo. Is valuable cargo de wijsheid die ervaring is? Bastiaans noemt het de geheugenkamer (van de wereld) én human warehouse.

Ik stel de vraag of Laboratories of Empire inderdaad een enscenering is van harde krachten tegenover zachte. ‘Ja, dat klopt’, zegt hij. ‘Daar komt bij dat yin en yang, het passieve en het actieve, het feminiene en het masculiene, twee tegengestelde natuurlijke krachten die elkaar aanvullen, niet zonder elkaar kunnen, afhankelijk zijn van elkaar.’

‘Dynamiek in evenwicht’ en ‘verstilling in beweging’ zijn (oefenings)vormen in Taiki-ken, een internal boxing style. Met deze Budotraining en oosterse krijgskunst is Bastiaans elke dag bezig. Hij wil zijn Budo met zijn kunst verbinden. Dat is vooral een geestelijk gevecht. Traversal (A Letter to Shoichi Ida and Pier Paolo Pasolini, 2009) kwam zo tot stand: ‘Ik was in Suriname bij een sjamanistisch Javaans ritueel. De ‘Kapitein’ (de sjamaan) weet zijn performers zo in trance te brengen en tot extase te voeren, dat die zich kunnen transformeren tot bijvoorbeeld een aap en zich totaal daarin kunnen overgeven. Ze bannen pijn volledig uit. Ik had vellen papier meegenomen en vroeg de sjamaan of ik die op de aarde kon leggen, daar waar de performers die in trance werden gebracht, dansten. Zo verkreeg ik bevlekte vellen papier die ik later verder bewerkte met medicinale takken en de geborduurde namen van Ida en Pasolini. Zo’n sjamanistisch ritueel voelt voor mij heel dichtbij en herkenbaar. Want in mijn moeders verhalen kwamen dat soort mystieke personen met bijzondere helende en bezwerende krachten veelvuldig voor.’ In zijn beeldende kunst rakelt Bastiaans krachten op die om tegenwicht vragen. 

1 Kunstenaarsuitspraken afkomstig uit contact met Mark Kremer, tenzij anders aangegeven

2 Marte Kaan, ‘Topografie van het rampgebied’, De Groene Amsterdammer, 12 okt 2007

Het Mondriaan Fonds verleende in 2019 de auteur een beurs om de productie van Valuable Cargo, Christiaan Bastiaans’ video-installatie en live performance in Japan, op de voet te volgen.

Mark Kremer

is curator en schrijver

Recente artikelen