Terug op eigen terrein
Terug op eigen terrein
AVL splitst kunst en design
De cross-over van kunst en design is een onderwerp dat al twee decennia onderwerp van gesprek is. Het is de vraag of alle discussies en experimenten de disciplines nader tot elkaar hebben gebracht. Bij Atelier van Lieshout in ieder geval niet. Verklaarde Van Lieshout het verschil in de jaren tachtig tot een non-issue, de recente splitsing van productielijnen bewijst dat beide domeinen weer ver uiteen liggen.
Sinds vijf jaar ontwerpt kunstenaar Joep van Lieshout meubels voor Lensvelt, producent van kantoormeubilair. Die samenwerking heeft tot een halvering van de verkoopprijs geleid. Terwijl Van Lieshout voorheen alle sculpturen en meubels in zijn eigen werkplaats maakte, is de productie in oplage nu uitbesteed aan goedkope Chinese bedrijven. Desondanks zag hij zich genoodzaakt zijn bedrijf AVL (Atelier Van Lieshout) ingrijpend te reorganiseren omdat het op de rand van faillissement stond. Ruim een jaar geleden greep hij in, ontsloeg mensen en vergrootte de efficiëntie. Ongeveer in dezelfde tijd verbrak hij zijn samenwerking met galerie Fons Welters. Van Lieshout: ‘Ik heb geen Nederlandse galerie nodig, ik werk met vier goede galeries in het buitenland. De Nederlandse markt is te klein, ik verkoop hier weliswaar aan musea, maar verzamelaars zijn er te weinig. De reorganisatie van het bedrijf heeft goed uitgepakt. Ik kan weer doen wat ik wil. Momenteel doe ik vooral interieuropdrachten in binnen- en buitenland.’
Had Van Lieshout zich beperkt tot zijn figuratieve sculpturen, waar hij ooit mee begon in de jaren tachtig, dan was zijn ster waarschijnlijk niet zo hoog gerezen als nu het geval is. Faam bouwde hij vooral op met semi-functionele objecten, mobiele huizen en interieurs. In samenhang met het autonome werk, maar ook afzonderlijk, spreken de meeste ontwerpen tot de verbeelding door hun suggestieve, verhalende kwaliteit, brutale logica en vanzelfsprekende functionaliteit. Sober waar soberheid genoeg is, complex waar dat tot grotere schoonheid leidt, bizar waar het verhaal of de context extreme gebaren nodig heeft. Het realisme dat in de autonome sculpturen vaak gedateerd overkomt, heeft in de functionele objecten juist een verfrissende no-nonsense kwaliteit.
Uiteraard staat Van Lieshout niet alleen in het zich toe-eigenen van gebruiksvoorwerpen voor artistieke doeleinden. Hij onderscheidt zich in de functionaliteit die hij handhaaft, terwijl veel andere kunstenaars alleen de metaforische kwaliteit benadrukken en de functie teniet doen (zie bijvoorbeeld het werk van Mona Hatoum, Eulalia Valldosera en Job Koelewijn). Aan de andere kant zijn er ontwerpers die zich schatplichtig voelen aan architectuur, mode en beeldende kunst, en hun objecten graag opladen met betekenissen. Dat gaat niet altijd goed. Van Lieshout is een van de weinigen die erin slaagt de werelden van nut en verbeelding overtuigend te combineren. Bovendien is zijn timing precies goed geweest: in de jaren tachtig lag zijn métier, de beeldhouwkunst, onder vuur en begon design zich te ontplooien als interessant vakgebied.
Van Lieshouts sculpturale objecten uit die jaren boden niet alleen een bijzondere visie op de werkelijkheid, ze getuigden ook van visie op het begrip functionaliteit, dat juist in die tijd enorm werd opgerekt. De kunstenaar kon zich wentelen in een algemene waardering voor zijn werk, terwijl designers worstelden met hun groeiende, autonome ambities en niet zonder meer werden toegelaten tot de kunstwereld, die over het algemeen chauvinistisch en gesloten bleef opereren. Een van zijn grootste verdiensten is dat Van Lieshout de vraag over het verschil tussen kunst en design in die jaren tot een non-issue verklaarde.
Toch kan ook hij zich niet onttrekken aan de fundamentele eigenschappen van design. De AVL-meubelen zijn kleuriger dan het gebruikelijke grijs van kantoormeubilair maar evengoed anoniem, functioneel en betaalbaar. Heeft serieproductie, de logisch volgende stap in het ondernemerschap van Van Lieshout, tot concessies geleid waaraan ook zijn designcollega’s niet ontkomen? ‘Met sommige ontwerpen heb ik meer dan met andere, dat is alles’, aldus Van Lieshout die op de meeste vragen antwoordt met ‘daar houd ik me niet mee bezig’ en ‘ik wil gewoon mooie dingen maken’. De serieproductie begon met de houten Shaker Chair, ontworpen voor gebruik in de eigen kantine omdat hij niets goeds kon vinden.1 Uniciteit was geen onderwerp. Lensvelt nam de stoel in productie en binnen enkele jaren volgden Shaker Table, Office Chair, Lounge Chair en Skull.2
Onder de ironische titel Happy Office toonde VIVID, galerie voor vormgeving in Rotterdam, onlangs het hele assortiment. De AVL-visie op kantoorinrichtingen vergde volgens Van Lieshout wel een samenhangende wereld en daarom toonde hij in Rotterdam zowel de meubels als enkele autonome werken: abstracte, aan seks refererende wandsculpturen en tekeningen van het autarkische werkkamp Call Center.3 De meeste ontwerpen zijn niet heel opvallend. Alleen het meest recente ontwerp van een loungestoel blijkt het Van Lieshout-handschrift te dragen: in de hellende stoel projecteer je gemakkelijk het beeld van de zelfvoldane manager met dikke sigaar, zoals ook de betere Mobile Units verhalen in zich dragen die voorbij de functie reiken.
De flirt met design
Van Lieshout noemt het een Gesamtkunstwerk. Alles hangt met elkaar samen. Je zou het ook strategie kunnen noemen. Door bij het samenbrengen ook de eigen herkomst te betrekken, bestuiven de afzonderlijke projecten elkaar met symboliek en betekenis. Het werkte ook zo in VIVID waar de context van Call Center ervoor zorgde dat de galerie niet veranderde in een meubelwinkel. Zodra zijn kantoorstoelen ‘normale’ kantoren gaan bevolken, worden ze ongetwijfeld beroofd van hun symboliek en het vleugje vrijheid van de vrijbuiter Van Lieshout. Zo werkt het nu eenmaal in de wereld van design wanneer je niet langer als buitenstaander opereert.
Bij de wetmatigheden in de designwereld hoort de kortstondigheid van thema’s, en het besef dat er een verschil is tussen mediale en museale presentatie en de feitelijke gebruikswaarde. De markt is flexibel, gericht op winst en zal iedere strategie benutten om haar te maximaliseren. Jaarlijks veranderen niet alleen de verschillende trends, het begrip functionaliteit fluctueert in gelijke mate. Instrumentele functionaliteit, waaraan de modernistische slogan vorm-volgt-functie nog steeds wordt gekoppeld wanneer men een sobere stijl bedoelt, is feitelijk al sinds de artefacten uit de oertijd opgerekt met kwaliteiten als status, identiteit, ‘goede’ smaak. In de laatste twee decennia groeide het eisenpakket dat de consumenten stelden aan producten explosief. Gebruik en comfort zijn slechts een klein onderdeel van dat lijstje. Van producten wordt verwacht dat ze beeldend sterk zijn, een wereld van illusies oproepen, artistieke betekenislagen dragen en de eigenheid van de ontwerper uitdragen. Eigen thematiek, eigen handschrift, eigen imago doen het goed in de media en in museale tentoonstellingen.
Van Lieshout heeft baat gehad bij de tijdgeest en ook andere kunstenaars en architecten worden door het bedrijfsleven graag ingezet wanneer men een groot gebaar of speciale meubels wenst. Zo realiseerde de Belgische kunstenaar Jan De Cock in de winkels van Comme des Garçons in Londen en Tokio grote delen van het interieur. Toch is het niet zo dat er geen principiële verschillen meer bestaan tussen kunst en vormgeving. Inhoudelijk is er niet erg hard gemorreld aan de definities. Van kunst wordt nog steeds autonomie (en uniciteit) verwacht terwijl vormgeving blijft gaan over dienstbaarheid aan de markt en reproductie. Daar kan zelfs het Nederlandse subsidiesysteem niet veel aan veranderen. Grenzen zijn alleen geslecht wat betreft de strategieën. Zo houden ook kunstenaars zich tegenwoordig bezig met de context en de markt, terwijl begrippen uit de kunstwereld, waaronder autonomie, authenticiteit, handschrift of inhoud het goed doen als strategie in de wereld van design.
Voor designers heeft het flirten met de kunstwereld geleid tot vrij onmogelijke eisen: ze worden geacht net zo autonoom als kunstenaars aan een eigen thematiek en handschrift te werken terwijl ze tegelijkertijd exact moeten aanvoelen wanneer en hoe ze die autonome inhoud moeten uitmelken voor de markt. Én ze moeten aanvoelen wanneer de markt om andere thema’s vraagt. Hun beeldend sterke prototypes verschijnen in musea en de media terwijl afgeleiden in meubelwinkels opduiken, al dan niet door henzelf ontworpen. Dat ieder product gedoemd is een zekere desillusie te veroorzaken zodra de consument het uit die museale en mediale context haalt en in de eigen omgeving plaatst, is geen probleem voor de commercie. Die vaart tenslotte wel bij de ongedurige, ontevreden klant die telkens weer opnieuw probeert met fysieke objecten méér dromen te verwezenlijken dan een gebruiksvoorwerp ooit kan.
Nu Van Lieshout zich niet langer als buitenstaander maar als medespeler profileert op de designmarkt, valt op dat zijn stoelen buiten de door hemzelf geschapen context niet speciaal genoeg zijn om te profiteren van een kunstkarakter en ze op comfort waarschijnlijk de concurrentie verliezen met de op dat vlak meer deskundige ontwerpers.
Werk van Atelier Van Lieshout is te zien op:
Mapping The StudioStedelijk Museum CS, Amsterdam,
12 mei t/m 20 augustus 2006
2. Skull is een AVL-ontwerp van een eenpersoonskamer die niet meer als unicum maar door middel van mallen in oplage geproduceerd wordt met verschillende oppervlaktebewerkingen.
3. Na het ter ziele gaan van AVL-Ville zette Van Lieshout zijn idealen over autarkie niet buiten de deur en ontwikkelde een zelfvoorzienend autoritair werkkamp met diverse faciliteiten voor werk en ontspanning (van het management): Call Center dat inmiddels is veranderd in Slave City.
Louise Schouwenberg
is hoofd van de masteropleiding Contextual Design (MDes) van Design Academy Eindhoven, en hoofd van de nieuwe masteropleiding Material Utopias (MFA) van het Sandberg Instituut Amsterdam.