metropolis m

GENT

S.M.A.K.

13 december 2008 t/m 22 februari 2009

ZURICH

Kunsthaus Zürich

20 maart t/m 14 juni 2009

Toen hij achttien was maakte Mark Manders (1968, Volkel) een plattegrond met pennen en schrijfmateriaal. De plattegrond was bedoeld als schema voor een boek, maar dat boek is er nooit gekomen. Manders vond dat hij ‘een ding in de wereld had gezet’, dat hij ‘een nieuwe vorm had geschapen’. Hij hing zijn literaire ambities aan de wilgen en besloot beeldend kunstenaar te worden. Hij ging door met het uitdenken van nieuwe vormen en de plattegrond werd het begin van een levenswerk: de realisatie van een utopisch ‘zelfportret als gebouw’. Uit het breed vertakte work-in-progress (want een ‘zelf’ is nooit af) vloeide The Absence of Mark Manders voort, een tentoonstelling die via Hannover en het Noorse Bergen naar het S.M.A.K. in Gent reisde. Eind februari vertrekt de tentoonstelling naar eindbestemming Zürich, daarna gaat een deel naar de Londense Hayward Gallery.

The Absence is geen makkelijke tentoonstelling. De installaties zijn taai, complex en in zichzelf gekeerd, zeker wanneer je er de ‘verklaringen’ van Manders zelf bij krijgt, zoals ik tijdens een persoonlijke rondleiding in het S.M.A.K., en snapt dat wat je ziet niet zomaar samenvalt met wat je zou denken. ‘Ik probeer werken te maken die je visueel makkelijk kunt zien maar die zich maar langzaam openen,’ zegt Manders. Hij omschrijft zijn installaties als ‘conceptuele ideeën die uit de bocht gevlogen zijn.’ Inderdaad: met alleen het verstand valt het werk niet te begrijpen. Je moet meedraaien in de psychologische en vaak erg persoonlijke haarspeldbochten of afhaken. Soms wekt dat wrevel, bijvoorbeeld wanneer Manders (bewust) de neurotische toer opgaat.

Sinds begin jaren negentig focust Manders op het getal vijf. In Room with Fives (1993-99) is niet alleen het fysieke getal ‘5’ op de muur geprikt, er hangen ook lange lijsten van alle priemgetallen met vijf cijfers en van alle bestaande Nederlandse en Duitse vijfletterwoorden. Vijf verbleekte sperziebonen zijn naast elkaar op een houtje gehamerd, er staan vijf flesjes bier naast elkaar en op de vloer liggen borden met vijf vakjes. Terwijl Manders pleitte voor de magie van een obsessie en voor de wonderbaarlijke menselijke geest vond ik het kamertje vooral erg beklemmend. Soms zou je wat kunstenaars doen ook willen kunnen, in dit geval had ik dat juist niet. Want ondanks de aanvaardbare vorm is het werk van Manders zwaarmoedig en conflictueus.

Zijn installaties confronteren je met een sfeer die ver buiten de normaliteit staat. Er heersen ernst en dood. Zijn figuren zitten per definitie gevangen, zijn doorkliefd of in delen gesplitst. Neem bijvoorbeeld Nocturnal Garden Scene (2005), een zwart landschap met een in tweeën gesneden kat: tussen de helften van het opgezette kadaver heeft Manders een slap touwtje opgehangen, bevestigd aan al even zwarte flesjes. Hij verklaart dat hij een touw wilde hangen ‘op de meest spanningsvolle plek ter wereld’. Nocturnal Garden Scene is een nachtscène, een onder glas gepresenteerde poging om de duisternis vast te houden. Het werk spreekt duidelijke taal, maar geruststellend is het niet.

Manders was niet onder de indruk van de architectuur van het S.M.A.K.. Het museum heeft een donkergrijze leistenen vloer en harde, hoekige zalen. Om een rustiger sfeer te creëren heeft hij in grote delen van de tentoonstelling een lichtbruin gespikkeld tapijt gelegd. Knullig en een beetje schraal, maar de ingreep schept wel een huiselijker sfeer. We lopen naar Notional Cupboard (1989-2003), een curieuze combinatie van een breed uitgerekte trom en een verkleinde stoel, aangevuld met een stel dode ratten in het binnenste van de trom. Een paar houten latjes met reproducties van schilderijen (Judith en Lucretia van Lucas Cranach, Les enfants Blanchard van Balthus en Maria met kind en de Heilige Anna van Da Vinci) flankeren het uitgerekte instrument. Een vastgeniete staart aan de bovenkant van de trom behoort toe aan een rat die wreed aan zijn eind gekomen lijkt. Een tweede rat zit met draadjes vast aan een lotgenoot. Achter hen een compositie van zwart-witfoto’s waarop Chinese martelingen te zien zijn.

De foto’s dateren van 1905 en tonen de foltering van de ‘Honderd Stukken’: een gruwelijke straf waarbij het slachtoffer systematisch in stukken wordt gehakt. Volgens Manders gaat Notional Cupboard over stilering en ingehouden agressie. ‘Je zou het werk kunnen interpreteren als een overblijfsel van een ritueel’, zegt hij. Hij haalt The Tears of Eros van Georges Bataille erbij, waar de Chinese martelfoto’ s ook in staan afgedrukt. In zijn verhandeling over de relatie tussen geweld en religie komt Bataille tot het besluit dat de essentie van het bestaan de dood is, of eerder nog de obsessie met de dood. Notional Cupboard is een complex en gelaagd werk, maar ik vind het ook scherp als een scheermes.

In zijn onderzoek naar nieuwe vormen gaat Manders steeds voorbij het voorspelbare, soms zelfs voorbij het betamelijke. Met zijn psychologische taboe-onderwerpen (martelingen, disharmonie, wreedheid) tast hij de grenzen van het toelaatbare af en creëert hij beelden die in een morele gevarenzone komen. Zo ook de Figure with Fake Square Pencil Point (2006), een met planken gesplitste man die met touwen aan stoelen is vastgemaakt. De touwen refereren aan perspectieflijnen of het aanbrengen van een verdwijnpunt, de gespleten man moet ‘twee momenten’ oproepen. Je kunt er een vorm van verdeeldheid in zien, een gespleten persoonlijkheid, de representatie van een everyman met een diep conflict. De gezichten en houdingen gestoeld op een symbiose van Griekse, Etruskische, Afrikaanse en Aziatische kenmerken en daardoor universeel en voor elke cultuur herkenbaar.

We komen bij A Place Where My Thoughts Are Frozen Together (2001), een trio van een vervormd bovenbeenbot, een kopje en een suikerklontje. Manders licht toe: ‘Ik hou heel erg van denken. Met denken kan je nieuwe beelden maken. De wereld zit vol nieuwe beelden, maar we kunnen het niet aan die steeds te zien’. Via het bot belanden we bij Marcel Broodthaers (die ooit een knook in de Belgische driekleur schilderde). Voor Manders is hij een bron van inspiratie, ‘al is het nu veel interessanter om te werken. Broodthaers moest een gebied openleggen. Ik heb een veel groter gebied tot mijn beschikking’.

We arriveren tot slot in een zaaltje waar drie dode vogels onder tientallen dekens bedolven liggen. Het is akelig om je erdoor te bewegen. Ik hoop maar dat ik niet zonder het te weten op zo’n vogellijkje sta. Na afloop van de rondgang met de kunstenaar ben ik overtuigd. Ik stel vast dat de beelden en installaties zich, zoals Manders al aankondigde, traag openen. Wat aanvankelijk hermetisch en moeilijk te plaatsen is, wordt gaandeweg een hoekige maar coherente wereld vol ondefinieerbare objecten en opgegraven betekenissen.

Els Fiers is kunsthistoricus en criticus, Gent

Els Fiers

Recente artikelen