The long two thousand and five
The long two thousand and five
Toen ik begon met het schrijven van deze column was het mij in eerste instantie onduidelijk dat het een uitnodiging betrof, die slechts voor een beperkte periode geldig was. Het vermelden van de korte duur van de overeenkomst volgde meteen op de uitnodiging voor METROPOLIS M te gaan schrijven, wat tot enige verwarring leidde. Een momentaan communicatiefoutje, zeg maar. Het is natuurlijk altijd mogelijk dergelijke kanttekeningen te missen en te veronderstellen dat een column geschreven wordt voor zo lang hij getolereerd wordt, en eerlijk gezegd had het na de eerste tekst al op kunnen houden. Het leek er toen even op dat we, net als partners die op een beschaafde wijze uit elkaar gaan, gewoon zouden ophouden met elkaar te bellen om discreet ieder zijns weegs te gaan, vrienden blijvend op een licht gespannen, maar vertrouwde manier. Niet echt goed de condities van de productie in de gaten hebbend, had ik de open ruimte van de column als een eindeloze kwelling in gedachten. Mijn benadering was om langzaam een relatie op te bouwen met het blad en de column vanuit een mogelijk onbeperkt tijdskader. Ik zag me al zitten seniel en verkrampt door schrijfangst, niettemin proberend om vijftienhonderd woorden in mijn hoofd op te laten komen, met alle complicaties van dien. Toen ik echt besefte dat de veronderstelling was dat het maar kort zou duren, viel deze angst, maar ook het verlangen in duigen.
Klaarblijkelijk is het idee van een onverstoorde kunstenaarsstem binnen een tijdschrift over hedendaagse kunst behoorlijk zeldzaam. Iets dat moeilijk is voor redacteuren om aan vast te houden, omdat dit een echte, diepgaande betrokkenheid met de processen van denken en handelen van kunstenaars verlangt. De paradox is echter dat de weinig begeleide positie van de kunstenaar vergezeld gaat met de aan belang inboetende autonome, kritische stem. Ik wil hier niet beweren dat een autonoom kritisch standpunt niet zonder hulp van kunstenaars geabsorbeerd of verspreid kan worden, alleen dat de periode waarin ik me afvroeg wat in godsnaam te schrijven in deze column, samenviel met mijn toenemende interesse in een vernieuwende, maar ook complexe, kritische positie ten aanzien van artistieke of quasi-artistieke gebaren binnen het culturele circuit. Dit hangt deels samen met het toenemende belang van de zogenaamde documentary tendencies. Werk dat erom vraagt, dat zelfs een nieuwe, kritische ruimte opeist, los van relativerende formuleringen en inconsistenties binnen het mainstreamdiscours.
Als gevolg van de globalisering en het totale ineenstorten van de zelfcontrole de VS, wier bondgenoten hun ongenuanceerde, imperialistische engagement onderschrijven, wordt een polarisatie binnen het kunstdiscours zichtbaar. Je kunt zo beweren dat binnen de landbouw, of welke discipline dan ook, deze tegenstelling zichtbaar is, omdat het nu eenmaal moeilijk vol te houden is dat er niets gebeurd of gezegd is. Maar de vraag is: waar moeten we de streep trekken? Wanneer moet het normale leven opgeschort worden voor een moment van bezinning of harde kritiek? Sommige tijdschriften doen hun best om door te gaan alsof er niets aan de hand is, maar het is onvermijdelijk dat er nieuwe vormen van kritiek moeten worden ontwikkeld die flexibel genoeg zijn om de huidige, simpele tweedelingen en statements te vermijden.
In het kader hiervan zou ik graag enkele onderwerpen noemen die ik in mijn hoofd had om uit te werken als de nieuwigheid van het ontwikkelen van mijn ‘openbare stem’ er een beetje af was. Bijvoorbeeld Utopia Station, een tentoonstellingsstructuur die gestart is op de biënnale van Venetië en daarna naar München en Porto Alegre verhuisde. Ik zou een analyse maken van wat er gebeurt als je een parasitaire tentoonstellingsstructuur verhuist van een lagune naar een fascistoïde gebouw en vervolgens naar het terrein van de World Social Forum. Het zou een verslag worden over de moeilijkheden en discussies die ermee gepaard gaan, waarschijnlijk meer inzoomend op de sociaal-politieke architectuur dan de geografie. Of: een herlezing van Art since 1900 (Thames and Hudson, 2005), onder redactie van Rosalind Krauss, Benjamin Buchloh, Yves Alain Bois en Hal Foster. Dit zou uiteraard in de eerste plaats inhouden dat ik het zou lezen. Of: een overzicht van recente en aanstaande biënnales, met lijsten, vergelijkingen en statistische analyses; een project waar serieus voor genetwerkt en fondsen voor geworven zouden moeten worden. Of: een langdurig onderzoeksproject naar de architectonische plannen in Bagdad van voor de invasie van de VS en Groot-Brittannië, inclusief alle toekomstige plannen. Met daar een technische beoordeling van verleden en nabije toekomst bij en een overzicht van de opkomst van postarchitectonische veiligheidsstructuren – barrières, afgrenzingen et. cetera. Of: het organiseren van een kleine, gesloten conferentie ten behoeve van deze column, om de kwestie van cinema/post-cinema in relatie tot de kritiek op de collectieve mediaruimte te belichten. Of: een gegronde kritiek van wat men het nieuwe Duitse schilderen blijft noemen, dat vanzelfsprekend veel overeenkomsten vertoont met de oude Duitse schilderkunst, wat natuurlijk de hele kwestie is, al zullen we dat nooit weten. Of: een beschouwing van de huidige stand van zaken met betrekking tot ad hoc kunstenaarsinitiatieven, met speciale aandacht voor zowel de in het oog springende centra als de periferieën binnen het sociaal-politieke landschap. Of: een volledig maar toch lichtvoetig overzicht van de mogelijkheid om nieuwe modellen voor het kunstonderwijs te ontwikkelen, daarbij recente initiatieven in deze richting van kunstenaars en andere losse samenwerkingsverbanden in acht nemend, met name in de omgeving van Zuid-Florida. Dit zou betekenen dat alles wat hierover geschreven is herlezen zou moeten worden en vergeleken met de huidige situatie binnen een pedagogische context. Uiteraard zou ik de complexe situatie in Nederland in ogenschouw nemen, maar deze is wellicht niet zo complex, er is slechts sprake van op een tragische manier wegvluchten van de verantwoordelijkheid door de staat. Dat de omstandigheden er van de buitenkant goed uitzien betekent namelijk niet dat het in de praktijk niet krakkemikkig functioneert. De column zou kunnen uitmonden in het bedenken van nieuwe structuren voor de financiering. Daarbij goede, oude formules als het belasten van de rijken, niet vergetend. Uit dat stuk zou de noodzaak spreken van het terugwinnen van de financiële ondersteuning voor het creëren van een sociale ruimte. Waarbij goed gekeken wordt naar de uitbreiding en differentiëring van sociale fondsen als publiekprivate, culturele partnerships en gezocht wordt naar manieren om het geld ten goede te laten komen aan meer dynamische en complexe situaties. Het zou aardig zijn een uitstapje te maken naar Toronto, Canada, om te kijken welke interessante dingen daar plaatsvinden en een licht te werpen op het bijzondere van deze grensstad die vrij autonoom functioneert.
En last but not least: de kritische stem als onderwerp. En wel door te proberen grip te krijgen op de onafhankelijke, culturele pers en naar de ontwikkelingen en verschuivingen te kijken in plaats van louter ‘het nieuwe’ te belichten. Vragen zijn dan: hoe lang zijn de tekstbijdragen, welk redactioneel beleid wordt er gevoerd en wie schrijft voor welke bladen? Dit zou kunnen leiden tot een discussie over het potentieel van nieuwe kunsttijdschriften, welke vorm deze aan kunnen nemen en wat ze aan willen kaarten. Op dat punt zou het noodzakelijk zijn om te kijken naar de vele andere periodieke publicaties verbonden aan kunstruimtes. Een optie zou zijn om Texte zur Kunst te vertalen in het Engels. Er zou een korte samenvatting van titels en inhoud van het tijdschrift gepubliceerd kunnen worden zonder commentaar of analyse. Niet dat METROPOLIS M dat zou moeten doen.
Mijn persoonlijke favoriet zou het publiceren van een column zijn over de sociale ontwikkelingen in Scandinavië in relatie tot modellen van industriële productie over de laatste tien jaar. En dit dan als een manier om afstand te nemen van die onaflatende nostalgie voor bepaalde functionele modellen die allemaal allang uitgeput zijn. Over China, Mexico en Nigeria moet verder nagedacht worden, wat verder onderzoek behoeft. We zouden misschien wat lezers bij elkaar hebben kunnen brengen om een serie van columns te schrijven over de relatie kunstenaar-criticus-curator-historicus. Dat past binnen een specifiek programma dat reageert op bepaalde, recente structuren en de column als medium.
Er zijn ook veel boeken te bespreken. Ik dacht dat ik de laatste tachtig woorden van deze laatste column kon gebruiken om ze op te sommen, een beetje als het terugkaatsen van de bal naar de keeper, of preciezer geformuleerd, langzaam dribbelend in een hoek van het speelveld, de bal zorgvuldig afschermend zodat als je die van me af wilt pakken je me omver zult moeten schoppen. Alleen maar tien of meer woorden te gaan en het is voorbij. Maar ik zit er nu al overheen met vierentwintig….
Liam Gillick