The Museum of Conditional Surrender
The Museum of Unconditional Surrender in TENT is een tentoonstelling van curatorial fellow Niekolaas Johannes Lekkerkerk over het tentoonstellen. Met werk van tien kunstenaars probeert hij de hiërarchie tussen gepresenteerde objecten en de dienende objecten die de presentatie mogelijk maken te verwerpen.
De titel van de tentoonstelling verwijst naar een passage uit het gelijknamige boek van Dubravka Ugreši? uit 1998. De auteur beschrijft een vitrine in een Berlijnse dierentuin waarin objecten die zijn gevonden in de maag van een walrus zijn opgesteld. De objecten zijn per toeval bijeengebracht door de gezonde eetlust van de walrus, maar toch lijken ze een diepgaande relatie met elkaar aan te gaan, zo opgesteld in een vitrine.
Wie de tentoonstelling in Rotterdam binnenstapt, stuit op een witte wand. Terwijl je nadenkt over waar je het eerst wilt gaan kijken draait deze wand heel langzaam om zijn as. Zo verandert dit werk van Simon Kentgens haast ongemerkt de hele ruimte. Door de normaal statische witte wanden tot leven te wekken confronteert hij de bezoeker op subtiele wijze met de geconstrueerde realiteit van een tentoonstelling. Het uitgangspunt van de The Museum of Unconditional Surrender is dan ook de manier waarop een museale opstelling de blik en het denken van de bezoeker stuurt.
Hoewel de vorm waarin inhoud gepresenteerd wordt het onderwerp is, laat de tentoonstelling zelf op dit punt te wensen over. Er zijn geen zaalteksten, objectteksten of titelbordjes te vinden. Om erachter te komen welke kunstenaar achter een werk zit, of wat de titel is, ben je overgeleverd aan de wat onhandige brochure waarin de werken kriskras door elkaar worden toegelicht. In een korte tekst stelt Lekkerkerk dat de tentoonstelling het ‘tentoonstellingsobject opnieuw onderhandelt’ en ‘geïmpliceerde hiërarchieën en taxonomieën […] doorsnijdt’. Dit zou leiden tot het wegvallen van de scheidingen tussen objecten en personen die binnen de context van een tentoonstellingsruimte gelden. Dat belooft wat.
Lekkerkerk vooronderstelt hierbij een hardnekkige scheiding tussen bezoeker en kunstwerk. De vraag is of die scheiding wel zo scherp is; de rol van de beschouwer bij de totstandkoming van een kunstwerk is immers algemeen erkend. Net als de sturende rol van het instituut en de conventies van de presentatie. Op welke hiërarchieën precies wordt gedoeld en waarom deze onwenselijk zijn, wordt niet duidelijk. De tentoonstellingstekst roept daarom meer vragen op dan dat deze antwoorden biedt, en staat juist de beoogde non-hiërarchische samenkomst van personen en objecten in de weg.
Veel van het werk in de tentoonstelling blijkt zich bovendien niet af te zetten tegen de bestaande hiërarchieën. De kunstenaars lijken juist eerder de conventies van het tentoonstellen als uitgangspunt te nemen en hier kracht uit te putten. Neem bijvoorbeeld Wesley Meuris. Hij onderzoekt in zijn werk BASIN (2014) de manier waarop tentoonstellingen worden vormgegeven. BASIN bestaat uit twee witte betegelde bassins gevuld met water dat wordt rondgepompt door een fonteintje. Enerzijds komen de objecten bekend voor; we zien dit soort bassins bij hotels, zwembaden of misschien moskeeën. Maar tegelijkertijd ogen ze misplaatst in de tentoonstellingsruimte. In deze context worden de objecten ambigu en verwerven ze een status tussen decoratief, functioneel (kritisch) en autonoom in.
Door het tentoonstellen als onderwerp te nemen en tegelijkertijd kracht te putten uit de context die de tentoonstelling biedt, komt Meuris tot een bewuste en zinvolle benadering van deze ruimte. Er is geen sprake van het omvergooien van hiërarchieën, noch van een onvoorwaardelijke overgave. In zijn werk blijkt juist de bewuste acceptatie van de context cruciaal.
Floor van Luijk