The Pedagogical Turn
The Pedagogical Turn
Manifesta 6 opent academie op Cyprus
In september opent Manifesta 6, een kunstschool op Cyprus. Een biënnale die een academie wordt, in een poging te ontsnappen aan het spektakel dat dergelijke tentoonstellingen doorgaans zijn. Afgelopen januari werd een eerste conferentie georganiseerd, ter voorbereiding van de manifestatie.
Tot 2003 kon je de grens tussen Noord- en Zuid-Cyprus niet oversteken, en hier stonden we dan, een grote groep mensen gestoken in kleren van Margiela, wachtend op een dagpas voor het Turkse gebied. Sommige mensen mogen de grens nog altijd niet over. De Turken-van-het-droge-land (in Turkije geboren personen die zich, meestal na de invasie van 1974, op Cyprus vestigden) mogen niet van Noord naar Zuid-Cyprus reizen, terwijl Turks Cyprioten die toestemming wel hebben. Volgens mijn Rough Guide moet een bezoeker die een dag in Noord-Cyprus wil doorbrengen, zich voor elf uur bij de grens melden, en voor vijf uur terug zijn. In het echt voelt het tonen van je paspoort – ook al wordt hij wel gescand – als een formaliteit en een zwak excuus om vier banen te creëren. Maar wat weet ik ervan?
Inderdaad: wat weet ik ervan? Dit was de vraag die gedurende de tweedaagse conferentie Coffee Break van Manifesta 6, in Nicosia, de laatste gedeelde stad in Europa (zoals de slogan van de stad bondig stelt), bij mij bleef opkomen en vast ook bij anderen. Wat doen we hier?
Een stukje van mij weigerde om over deze dingen na te denken. Die helft wilde hier gewoon zijn en reageerde simpelweg op de situatie waarin ik me bevond; een lid van een internationale, culturele gemeenschap, die een grens overstak die nog niet zo lang was geopend en een ander land inging dat door niemand in de wereld, behalve Turkije wordt erkend. Dat is het. Dat is de crux: wij zijn in de wereld, en op een of andere manier zijn we meer in de wereld dan normaliter (als geprivilegieerde Westerling). Als jij (de geprivilegieerde Westerling) door de bufferzone loopt, aan de poort je paspoort toont en de Turkse Republiek Noord-Cyprus (TRNC) binnengaat, voel je je deel van een groter geheel, van een échter geheel. En je voelt je gemanipuleerd, de hele tijd.
Verrijking
De Manifesta is – en daar moeten we trots op zijn – in Nederland opgericht en het hoofdkantoor ligt nog altijd in Amsterdam. Deze Europese Biënnale (alle landen die deelnemen aan het Eurovisie songfestival komen in aanmerking) wil aansluiting vinden bij het ‘echte’, het legitieme, het belangrijke, dat was echt betekenisvol is. Het is dan ook niet verrassend dat M6 plaatsvindt in de laatste, verdeelde hoofdstad van Europa.
De voorgaande vijf edities van Manifesta kunnen worden beschreven als grote, goed georganiseerde, en ook vaak erg inspirerende overzichten van wat er nu speelt, elke samengesteld door een ander team. Manifesta 6 breekt met die gewoonte. In het kort: M6 zal een kunstacademie zijn. Dat wil zeggen, een Kunstacademie. Met alle bijbetekenissen die zo’n terminologie impliceert. Verwacht schoolborden, krijt, groepsopdrachten, leraren (of gasten), studenten (of deelnemers), werkgroepen. Op dit moment kunnen we niet meer doen dan hierop anticiperen , omdat M6 nog grotendeels in de maak is. De conferentie, ook de presentatie van het boek Notes for an Art School, was bedoeld als een ‘informele brainstormsessie’, een testlaboratorium, niet alleen voor allen die aanwezig waren of er spraken, maar ook voor de drie curatoren, Mai Abu ElDahab, Florian Waldvogel en Anton Vidokle, zoals zijzelf meermaals benadrukten tijdens de vier panels.
Meermaals, inderdaad. De drie werden herhaaldelijk aangevallen, meestal door de lokale inwoners die wilden weten wat hun rol binnen het project zou zijn. Het standaardantwoord was om de hele onderneming te beschrijven als de mogelijkheid om iets te leren, een manier om te ontdekken wat pedagogie op dit moment inhoudt. In feite was dit het standaardantwoord op elke specifieke vraag naar het eigenlijke programma van de school, de aangeboden cursussen, de leraren, en misschien nog wel het belangrijkst, de vragen rond de participatie van hen die Cyprus als hun thuis beschouwen. Dat werpt een heel andere, maar evengoed belangrijke kwestie op, waar ik hier kort op wil ingaan. Zoals te verwachten is, wanneer een internationale (kunst) manifestatie naar een vrij onbekend gebied vliegt om er tijdelijk een cultureel kamp op te slaan, voelt de lokale bevolking zich meteen aangesproken. Alsof hun recht om deel te nemen precies dat is wat het is: een recht. Maar het is de vraag of ‘het daar zijn’ wel persé zou moeten resulteren in de betrokkenheid van lokale cultuurproducenten. Betrokkenheid is een verraderlijke kwestie wanneer het gaat om de participatie van de lokale bevolking, maar het wordt minder problematisch wanneer je het beschrijft als het anticiperen op de lokale situatie. En dit, zo begreep ik, of zo wilde ik het horen, is het doel van de curatoren.
De lokale situatie in acht genomen (er bestaat geen hoger kunstonderwijs op Cyprus), zou het voorstel van een kunstacademie in plaats van een reguliere tentoonstelling, een welkome upgrade moeten zijn. Maar een verlangen om het Cypriotische academische aanbod te verrijken is zeker niet de enige bestaansreden van de M6 kunstacademie. In een woord is het dit: pedagogie. We lijken wel midden in de weeën van een waarlijke ‘Pedagogical Turn’ te verkeren, niet alleen in Nicosia, maar overal. Jan Verwoert opende als moderator het eerste panel met de passende opmerking dat de huidige academische trend verwant, of zelf gelijk is aan institutionele kritiek, en dat het pedagogische beschouwd kan worden als een vorm van artistieke praktijk. Waarom is het idee van een academie, zoals de Mountain School of Arts (MSA) onlangs nog opgezet door de kunstenaars Eric Wesley en Piero Golia achter een bar in het centrum van Chinatown in Los Angeles, zo aantrekkelijk? Gaat dit over een verlangen om een open veld van onderzoek te creëren? En als dat zo is, wat is dan precies zoveel waard dat het beschermd moet worden?
Milde situatie
Gedurende het vierde en laatste panel, dat meer politiek getint was, reageerde Raimundas Malasauskas als eerste op het openingsstatement van Vasíf Kortun. Hij leidde het gesprek meteen weg van het concrete, naar het rijk van de verbeelding, en zei glimlachend: ‘Vasíf, jij bent mijn thuis’, waarmee hij impliceerde dat ‘thuis’ is waar we ons prettig voelen en waar we kunnen leren. Malasauskas deelde vervolgens een ‘tip’ met ons allemaal: ‘probeer nieuwe vormen van kennis te bedenken’, adviseerde hij. Kortun gebruikte de analogie van de meditatieruimte versus het circus, en legde uit dat we niet veel meer moeten verwachten van beurzen en musea, omdat ze volledig zijn opgezogen door de bedrijfsstructuren. Scholen, echter, zijn volgens Kortun bedoeld om tijdelijk te zijn. Zij hebben daarom de mogelijkheid te reageren op de privatisering van de publieke ruimte.
Het idee van samenwerking en het delen van kennis, het probleem van hiërarchie, de ruimte van een academie, de invloed van een gebouw op de inhoud, de schoonheid van onvolledige kennis, de dood van ‘interdisciplinariteit’ zoals we die tot nu toe kennen, de relatie tussen gast en gastheer, het idee van vermening in het ‘gelijktijdige’, een mogelijke verschuiving van kritiek naar kritische houding, de voordelen van ‘terughoudende institutionalisering’, gaten, vlekken, de vertraging, dit waren enkele van de onderwerpen die aan bod kwamen en waarover werd gediscussieerd. Sommige sprekers hadden het over ‘de catastrofe’ en iemand in het publiek stelde voor om de term ‘climaxpunt’ te gebruiken om die dramatische momenten in de geschiedenis van een land te omschrijven die door de getuigen op verschillende manieren worden ervaren. De vraag is dan of een land verschillende versies van hetzelfde ‘climaxpunt’ kan bevatten, of, inderdaad ook, of verschillende mensen hetzelfde ‘climaxpunt’ kunnen ervaren.
Ik wil graag veronderstellen dat precies dat gebeurde in Nicosia, al was het maar voor even in die twee dagen van non-stop ontmoetingen en debatten, en ondanks mijn aanvankelijke ongemak met betrekking tot de latente politieke correctheid van het culturele toerisme van de Manifesta, of liever, de verraderlijkheid van de wandeling van de groene naar de blauwe lijn.1 Toen ik een van de curatoren sprak, begon ik over mijn twijfel met betrekking tot de grensoverschrijding, de ambigue perfectie van een conferentie die zich voor de helft in het Zuiden en voor de andere helft in het Noorden afspeelde. Ze kon het alleen maar met me eens zijn. Ja, aan de ene kant is het volkomen manipulatief zei ze. En zoals hun hele aanpak, zoals ze het met me eens was, de twijfel die ze toeliet, zelf bij zichzelf, liet dat alleen meer maar ruimte voor discussie.
Ze gaan zorgvuldig te werk, dat moet gezegd. En ik denk dat ze de constatering zouden bevestigen dat Manifesta gebruik maakt van de politieke situatie, en deze mogelijk tot een soort lucratief bijproduct omvormt. ‘En vergeet niet, het is een milde situatie’, zo merkte Mai Abu ElDahab op, alsof zij mijn naïeve enthousiasme van ik-sta-midden-in-de-wereld wilde intomen toen ik live mijn eerste officiële VN-auto zag. Misschien werkt dit gevoel van deel uitmaken van de wereld alleen wanneer er niet al te veel op het spel staat, wanneer de situatie inderdaad mild is. Als je weet dat je iets meemaakt dat betekenisvoller is dan gewoonlijk, maar er geen werkelijk gevaar is. Misschien is er alleen dan in het hoofd genoeg ruimte om na te denken.
Doen we het juiste? Ik kan me voorstellen dat de curators zichzelf herhaaldelijk juist deze vraag stellen, alsof deze Manifesta, deze tentoonstelling, deze gecreëerde situatie, zich beter leent voor een ethisch debat. Maar is het niet een vraag die we altijd eerst aan onszelf zouden moeten stellen? Of het nu in een museum is, of op een eiland? Het is gratuit om je te verbergen achter de platitude dat je ‘binnen het systeem moet werken om het systeem te veranderen’, zoals Abu ElDahab schrijft in haar artikel in Notes for an Art School, maar kan het op een andere manier worden verwoord? Zijn we niet allemaal in het geheim verslaafd aan politiek? Ik denk dat ik heb mogen proeven, al was het gedoseerd, waarom individuen verslaafd raken aan conflict.
Manifesta 6 Coffee Break: Notes for an Art School,
Nicosia 20-22 januari 2006
Manifesta 6, Nicosia,
23 september t/m 17 december
Noot1. De grens tussen Noord- en Zuid-Cyprus, die dwars door de hoofdstad Nicosia snijdt, wordt de groene lijn genoemd. Een anekdote vertelt dat de Britse kapitein die tijdens het conflict de landkaart intekende, een groene pen gebruikte. De blauwe lijn is een dikke streep die op de straten van Noord Nicosia is geschilderd, ze geeft de route langs historische monumenten aan.
Maxine Kopsa