The Universal Addressability of Dumb Things
Nottingham
Nottingham Contemporary
27/04/2013 t/m 30/06/2013
Met een eclectische mix van objecten die verspreid liggen over de ruimten van de Nottingham Contemporary, heeft Mark Leckey een Wunderkammer gecreëerd die past bij het digitale tijdperk, waarin het fysieke en het virtuele samenkomen. Een rariteitenkabinet dat de academische pretenties en overdreven verfijning van veel hedendaagse ‘rariteiten’ grotendeels mijdt. De kunstenaar benadrukt dat hij geen tentoonstelling wilde maken die zijn geraffineerde smaak toont met de door hem gekozen werken en kunstenaars. Zo zijn niet alle objecten in de tentoonstelling kunstwerken of het werk van kunstenaars. Hij zal dan ook de eerste zijn om toe te geven dat sommige tentoongestelde werken van slechte smaak getuigen, en in ieder geval niet bij iedereen in de smaak zullen vallen.
Er is iets jongensachtigs of speels aan de geselecteerde werken. Dat valt duidelijk te zien aan de kamer met het autothema in het begin van de tentoonstelling, of bijvoorbeeld de voorliefde voor speelgoed en bepaalde gadgets, zoals de opgeblazen beeltenis van Felix de Kat die een andere ruimte domineert, of de computergegenereerde virtuele afbeelding van het konijnsculptuur van Jeff Koons, dat in de video Made in ‘Eaven (2004) van Leckey een rol speelt. Meer puberaal is Rocking Machine (1969-79) van Herman Makkink, een enorme witgelakte penis van glasvezel die de kunstenaar in de rijk geïllustreerde catalogus ‘a perpetual motion machine’ noemt. In de vleeskleurige rubberen NATURE STUDY (1984) van Louise Bourgeois worden vrouwelijke en mannelijke geslachtsdelen gecombineerd. Bourgeois wordt tijdens de kunstenaarsrondleiding op de dag van de opening door Leckey gekscherend de ‘grootmoeder van deze collectie’ genoemd.
Susan Hiller is nog zo’n hedendaagse vrouwelijke kunstenaar die de voorkeur geniet in Leckeys selectie, alleen al door haar bijdrage in de laatste, donkere ruimte, waarin ook Bourgeois’ monsterlijke sculptuur te zien is. Leckey wilde daar een rave-achtige sfeer creëren. Bedekt met kleurrijke vogels en fallische lila bloemen is de Mexicaanse bebaarde, brildragende keramieken figuur een metafoor voor de tentoonstelling. Leckey vergelijkt haar met een kolossale opeenhoping. Of, in cybernetisch jargon, een systeem opgebouwd uit afzonderlijke onderdelen – mensen, dieren, machines, monsters of een combinatie daarvan. De sculptuur die getoond wordt in een vitrine doet denken aan het eerdere werk From the Freud Museum (1994-96) van Hiller, dat een rariteitenkabinet op zichzelf genoemd kan worden, maar waarvan de intuïtieve indelingen subtieler zijn. Dat in tegenstelling tot de indelingen van Leckey, die al grotendeels voorgekauwd zijn voor de toeschouwers.
Neem bijvoorbeeld het middeleeuwse handreliek, in bruikleen van het Victoria & Albert Museum, dat is geplaatst naast een handprothese van Touch Bionics waarmee de laatste technologische ontwikkelingen worden getoond. Of de helm van een cyberman dichtbij een gapende zandstenen waterspuwer. Deze objecten worden getoond op sokkels in een van de twee opvallende twin booths, die ontworpen zijn om allerlei fetisjen tegen een groene of blauwe achtergrond te tonen, volgens de tweedeling ‘Bodies’ en ‘Machine’. Deze corresponderende objecten staan symbool voor de gehele tentoonstelling, door de manier waarop verschillende periodes en locaties lukraak naast elkaar zijn geplaatst. De verschillen worden niet versterkt maar afgevlakt of weggestreken.
Ook illustreren de bij elkaar geplaatste objecten het door Leckey gekoesterde begrip ‘techno-atavisme’: het paradoxale idee dat hoe verder technologie doordringt in ons leven, hoe meer we terug gaan naar een staat van pan-animisme, idolatrie en magisch denken (iets wat de kunstenaar/curator koppelt aan de middeleeuwen), waarin allerlei soorten objecten uit verschillende tijden en van verschillende plekken met elkaar communiceren, of zich op elkaar richten.
Dat verklaart ook de pakkende tentoonstellingstitel, The Universal Addressability of Dumb Things, die volgens de inleiding van Leckey in de catalogus is ontleend aan een concept uit de computerwereld, dat refereert aan een netwerk van alledaagse objecten die allemaal met elkaar communiceren: een Internet of Things.
Agnieszka Gratza
kunstcriticus, Londen
Agnieszka Gratza