Thea Djordjadze
Thea Djordjadze
Symbolen van huiselijkheid
Vreemd en vertrouwd. De poging van de Georgische, in Berlijn woonachtige Thea Djordjadze zich thuis te voelen in de tentoonstellingszaal, kent een zekere dubbelzinnigheid. Dit voorjaar presenteert ze nieuw werk in Kiosk in Gent.
In 2009 was het werk van Thea Djordjadze te zien in een tentoonstelling in de Kunsthalle Basel (met de intrigerende titel endless enclosure), die mij om één bepaalde reden erg is bijgebleven: de overvloed aan tapijten en textiel die overal verspreid lagen in de magnifieke tentoonstellingszalen van de Kunsthalle. Het was niet de eerste keer dat dit type vloerkleed – het soort artefacten dat gewoontegetrouw oriëntaalse of Perzische tapijten worden genoemd, maar dat niet noodzakelijk ook zijn – opdook in het oeuvre van deze in 1971 in de Georgische hoofdstad Tbilisi geboren kunstenaar. Maar de loutere densiteit van zulke elementen in endless enclosure gaf het geheel ditmaal een programmatische dimensie.
Dat programmatische aspect was hier niet enkel beperkt tot de artisanale, handgemaakte kwaliteit van de tapijten (waarmee Djordjadze al te vaak in verband is gebracht), maar betrof ook hun culturele betekenis binnen de verschillende nomadische culturen die de Euraziatische wereld rijk is, hun symbolische en praktische gebruikswaarde. Het tapijt beschermt de nomade tegen wind, regen en kou, maar bakent ook een plek af die, voor hoe korte of lange tijd ook, ‘thuis’ zal heten. Het is zo bezien niet vreemd dat zoveel ‘oriëntaalse’ tapijten iets van een plattegrond of een stadsplan weg hebben, en zo vaak architecturale elementen bevatten, zoals zuilen of (in met name tapijten van Ottomaanse makelij) gebedsnissen: ze horen niet zozeer in huizen te liggen als huizen te vervangen.
Dat we niet alleen in (al dan niet met Ottomaanse tapijten uitgemonsterde) huizen leven, maar ook in taal, weten we al langer dan vandaag. Ook daar lijkt Djordjadze zich nog acuter van bewust te zijn dan de meesten onder ons – geen wonder, aangezien haar leefwereld door de breuklijnen van zoveel uiteenlopende talige culturen wordt vertekend: het Georgisch waarin ze werd geboren, het Russisch waarin ze gedeeltelijk is opgegroeid, het Duits waar ze naar verhuisd is, het Engels van de geglobaliseerde kunstwereld waarin zowel haar werk als zijzelf vandaag rondwaart. Misschien is dat ook de reden waarom dichters, de vertrouwde ambachtslui van de pure taal, geregeld in haar werk opduiken, er bij wijze van spreken de functie in aannemen van het gebedsmatje op vrijdagochtend, of van het traditionele icoon in het Slavisch-orthodoxe huishouden. Bijvoorbeeld een zwart-witfoto van de Russische dichter Joseph Brodsky (die later een ‘Amerikaans’ dichter werd, en de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg toegekend, mede voor poëzie die hij niet in zijn moedertaal had geschreven), die ‘boven’ de installatie Archäologie Politik (2008) in het Museum Kurhaus in Kleef hing. Waar de portretten van dichters zo respectvol in de hoogte worden gehouden, zodat ze op het beschroomde kunstwerk kunnen neerkijken, daar zou ik ‘thuis’ willen zijn.
Welke andere symbolen van huiselijkheid zijn (letterlijk) voorhanden bij Djordjadze ? Meubilair natuurlijk: een bed, stoelen, tafels – maar dat is dan wel iets dat met de nodige behoedzaamheid moet worden benaderd. Eén van de meest bizarre tentoonstellingen die ik recent heb gezien heette The New Décor in de Hayward Gallery in Londen, zomer 2010. In haar voornemen het soort kunstenaars bijeen te brengen die in hun werk ‘de snelle veranderingen binnen onze hedendaagse cultuur door middel van design en binnenhuisarchitectuur trachten vorm te geven […], de grenzen tussen interieur, decoratie, sculptuur en installatiekunst doen vervagen’, reduceerde deze tentoonstelling bijna ieder kunstwerk tot een bizar soort gemeubileerde oneliner. Dat was des te tragischer omdat een indrukwekkende lijst van kunstenaars, tot wie ook Thea Djordjadze behoorde, was gemobiliseerd om het weinig baanbrekende punt van de onvermijdelijke toenadering tussen kunst en ‘dagelijks leven’ extra kracht bij te zetten. In dit geval betekende het maken van een tentoonstelling weinig meer dan domesticeren, en dat bovendien ook nog niet ironisch bedoeld: het enigmatisch Unheimliche van de kunst tot zijn huiselijke, makke tegendeel getransformeerd.
De stoelen, tafels en rekken in Djordjadzes werk zijn niet meer dan schaduwen van het eigenlijke meubilair, en als dusdanig ver van the real thing verwijderd (ik moet er hier voor alle eerlijkheid misschien bij vertellen dat ik het werk van Djordjadze ooit zelf in een tentoonstelling heb opgenomen die Het Ding heette [onderdeel van All That is Solid Melts into Air, Mechelen, 2009 – red.]). Ze zijn de fantomen die op de afwezigheid van een ‘thuis’ duiden, misschien zelfs op de uiteindelijke onmogelijkheid ervan. Het zijn bewoners van das Unheimliche in plaats van das Heim waar we zo vaak ‘heimwee’ naar hebben. Ofwel datgene wat Sigmund Freud, in een welbekend essay uit 1919 met de verwarring tussen wat levend lijkt en eigenlijk dood is (of wat dood lijkt en eigenlijk leeft) associeerde. The uncanny (zoals het gevoel van das Unheimliche intussen is gaan heten) als de bron van een soort atavistische angst – we weten allemaal wel hoe eng en macaber onze eigen woonplekken soms kunnen zijn, hoeveel enger en doodser zelfs dan het zogeheten ongekende.
Nu we het over dingen hebben, en over das Unheimliche, en over hoe dit samenkomt in Thea Djordjadzes voorliefde voor tapijten: hoe veelbetekenend dat de lichaamsloze hand in The Addams Family, half butler, half familielid, Thing heet! Een lichaamsloze hand die door de gangen van een altijd in nachtduister gedompeld kasteel rent is even komisch als beangstigend, en in die zin natuurlijk een schoolvoorbeeld van de hierboven beschreven freudiaanse categorie. Of is onze angst voor dit ‘ding’ niets anders dan een onbehouwen uitdrukking van de mate waarin ons digitale zelf intussen van ons manuele zelf is vervreemd? Waren het niet onze handen die vóór de komst van de machine belast waren met het gestalte geven aan de wereld? Het is niet zo heel moeilijk de dieper liggende oorzaken te ontraadselen van de momenteel welig tierende hartstocht voor ambachtelijke en artisanale (‘manuele’) productiemethodes in de hedendaagse kunst. Tapijten, keramiek, textiel en houtsneden helpen ons allemaal aan de materialiteit van de wereld (ons ‘thuis’) te herinneren, precies op het moment dat die wereld, in eerste instantie onder toenemende druk van de globale economie, onomkeerbaar dreigt te dematerialiseren. En precies op dit moment, precies hier, doen de handen van Thea Djordjadze hun intrede: heroverend, materialiserend.
Dieter Roelstraete is curator bij M HKA (Antwerpen) en redacteur van Afterall
– Thea Djordjadze. Quite Speech in Wide CirculationKiosk, Gent
5 februari t/m 13 maart
Dieter Roelstraete