metropolis m

Thomas Ruff
S.M.A.K., Gent

Thomas Ruff (1958, Zell am Harmersbach) is een van de protagonisten van de Düsseldorfse school waartoe ook de fotografen Andreas Gursky, Thomas Struth en Candida Höfer behoren. Al achtendertig jaar maakt hij beelden als picturale monumenten, die zich op agressieve wijze loswrikken van de normen van de fotografie. Onder de noemer Lichten presenteert het S.M.A.K. in Gent vijf fotoreeksen met licht in de hoofdrol.

Lichten is geen compleet retrospectief, maar geeft een goede indruk van een aantal belangrijke wendingen in Ruffs artistieke praktijk. De tentoonstelling opent met zijn vroegste reeks Interieurs (1979-1983), waarin Ruff de huiselijke alledaagsheid in het naoorlogse Duitsland vastlegt. Ruff gaf zichzelf de opdracht om uiterst objectieve beelden te maken die de specificiteit van deze interieurs zouden laten zien. Het zijn stuk voor stuk sobere kamers, doordrenkt van alledaagsheid, een toonbeeld van het kleinburgerlijke milieu waarin hij opgroeide. We zien een detail van een houten bed tegen de achtergrond van gebloemd behangpapier, een wastafel met een vers stuk zeep, pastelkleurige tegels en een vetplant. De intimiteit van de interieurs en de afstandelijkheid van de foto is paradoxaal.

Voor Ruff ging het maken van de reeks destijds gepaard met het geloof dat een fototoestel de realiteit kan vastleggen. Hij maakte kleurenfoto’s in een tijd dat, mede onder invloed van Bernd en Hilla Becher, de zwart-witfoto’s en vogue waren, en hij fotografeerde op klassieke wijze. Later is Ruff zijn foto’s gaan manipuleren, en nam hij afstand van de camera als puur documentair instrument.

Sindsdien houdt Ruff er consequent een problematiserende benadering van de fotografie op na. Hij experimenteert met verschillende genres en technieken, waarbij zijn interesse niet naar de foto zelf gaat, maar naar de betekenis van het medium in brede zin: ‘Ik ben in 1977 met mijn studie fotografie begonnen aan de kunstacademie in Düsseldorf, toen we nog leefden in de ouderwetse analoge wereld. Sindsdien zijn er enorme veranderingen opgetreden in de fotografie. Niet alleen de digitalisering van de fotografie, maar ook de verspreiding van foto’s via de media en het internet. Al 38 jaar werk ik met het medium en reageer ik op die evoluties.’

Dat Ruff na de Interieurs minder systematisch te werk gaat en zichzelf daarbij als fotograaf geregeld buitenspel zet, zien we onder meer in de reeks Sterne (1982-1992). Tegenover de kleine, banale kleurenfoto’s hangen grote zwart-witafdrukken van het heelal. Van kindsbeen af koestert Ruff een fascinatie voor de sterrenhemel, maar beschikte niet over het juiste materiaal om deze te fotograferen. Daarvoor is een grote telelens nodig die tegen de rotatie van de aarde in draait. Ruff nam afstand van het idee dat je zelf de knop moet indrukken om auteur te zijn, en eigende zich negatieven toe afkomstig van de European Southern Observatory in Chili. De foto’s laten de zuidelijke hemisfeer van het firmament zien – sterren die 8 miljoen tot 18 biljoen lichtjaren van ons verwijderd zijn. De sterren verschijnen op de gevoelige plaat van het ESO, zoals je ze nooit met het blote oog zou kunnen waarnemen. Ruff: ‘Doordat de ruimte zich sneller van ons verwijdert dan het licht ons kan bereiken, zien we duisternis waar er eigenlijk licht is. Dit werk gaat onder meer over het verdwijnen van licht.’ Bovendien toont de reeks dat een foto niet altijd de werkelijkheid weergeeft.

In een kleine ruimte in het tweede deel van de tentoonstelling hangt de reeks Nächte (1992-1996): infraroodbeelden van gebouwen en plekken in Düsseldorf. Opnieuw maakt Ruff gebruik van de techniek om frequenties op te vangen die het menselijk oog niet kan waarnemen. Ruff: ‘De foto als surrogaat voor de werkelijkheid/het geheugen maakt deel uit van de geschiedenis van de fotografie. Vanaf het begin werd fotografie ingezet voor wetenschappelijke, militaire en politieke doeleinden. Fotografie is altijd misbruikt. Sommige van mijn fotoreeksen gaan dan ook over de fotografie als prothese. Ik denk zelfs dat fotografie een prothese is voor het geheugen, aangezien foto’s worden gebruikt als herinneringen. Omdat ik geïnteresseerd ben in de manier waarop fotografie functioneert en hoe we dingen waarnemen, maakt die geschiedenis uiteraard deel uit van mijn werk.’ Belangrijk is hoe Ruff laat zien dat onze blik voorgevormd is door beelden. Zo roept de reeks beelden met hun cirkelvormige groene schijn onvermijdelijk associaties met de Golfoorlog op.

Ook in PHG (2012-2014) ging Ruff op zoek naar een techniek om ongeziene beelden te genereren. De reeks bestaat uit monumentale digitale fotogrammen, geïnspireerd op de analoge fotogrammen uit de jaren dertig van onder meer László Moholy-Nagy en Man Ray. In het maken van analoge fotogrammen toonde Ruff weinig interesse, want daarbij zag hij drie problemen: de grootte ligt op voorhand vast, de compositie is onveranderlijk en het fotogram is altijd in zwart-wit. Ruff kwam met een inventieve oplossing op de proppen waarbij hij met een supercomputer een virtuele darkroom creëerde. Hierin bouwde hij objecten in 3D en maakte hij een opstelling met digitaal licht. Ruff ruilde met andere woorden natuurlijk licht in voor virtueel licht. Dit leverde op zichzelf staande beelden op met een zekere abstractie. Ruff laat zien dat de specificiteit van het fotografisch beeld niet geënt is op gangbare fotografische technieken of processen. Voor Ruff zijn er honderden mogelijkheden om fotografische beelden te maken: ‘Het gebeurt steeds vaker dat ik een beeld wil maken, maar dat ik niet over de juiste technologie beschik om mijn idee uit te voeren. Dan moet ik op zoek naar een nieuwe technologie waarmee ik die beelden toch kan maken.’

De tentoonstelling sluit af met Negative (2014, een primeur). In deze reeks brengt de kunstenaar archieffoto’s uit de negentiende eeuw terug naar hun originele vorm, het negatief. We zien kunstenaarsateliers en portretten van Indiase maharadja’s in een bevreemdende, blauwige kleur, waarbij de donkere delen licht worden.

Thomas Ruffs oeuvre mag nogal technisch en wetenschappelijk overkomen, zijn kunst is in wezen diep filosofisch en analytisch van aard. Zonder belerend te willen zijn, doorbreekt hij op een intelligente manier de begrenzingen van de fotografie. Zijn oeuvre staat in het teken van het verzet, soms zelfs de antifoto. Dat doet hij door zijn beelden tot materiële objecten te verheffen die niet alleen door hun schaal, maar ook door hun esthetische kracht een fysieke impact op de toeschouwer hebben. Zijn beelden zijn verre van vrijblijvend en kunnen onmogelijk vluchtig geconsumeerd worden. Ruff slaagt er nog altijd in om verwondering te wekken over de vele mogelijkheden van het fotografisch medium.

Thomas Ruff, Lichten
Kunsthalle Düsseldorf
20.09.14 t/m 11.01.2015

Laura Herman

is criticus en curator

Recente artikelen