metropolis m

Duizend slakken melken voor een kunstwerk. Paul Geelen realiseerde een wonderlijk project rondom slakkenslijm, met de nodige moeite. ‘Er zijn heel wat komkommers doorheen gegaan.’

‘Ruik jij ook af en toe zo’n stinkend vleugje? Ik vond hier gisteren nog een dode slak onder de tafel.’ Drie maanden lang onderhield Paul Geelen (1983) een indrukwekkende hoeveelheid slakken. ‘Ik noemde ze allemaal Priscilla. Het is wel handig als ze een naam hebben’, grinnikt hij. Voor een onderzoek naar slakkenslijm kocht Geelen tien kilo slakken bij een Limburgse kweker. In zijn atelier plaatste hij grote kweekbakken, bekleed met vochtige verhuisdekens en plaggen mos waarin de slakken hun eitjes konden leggen. In de loop der weken groeide de populatie tot zo’n duizend slakken en 2500 eitjes. Geelen: ‘Er zijn heel wat komkommers doorheen gegaan. Ook verzamelde ik groenafval, en ik had een speciaal mengseltje.’ Hij laat een halfleeg potje met beige poeder zien. ‘Graan, maïs en calcium. Dit komt eigenlijk uit een veevoederfabriek. Er bestaat maar één fabriek die dit mengt voor slakken.’

Geelens interesse in slakken begon enkele jaren eerder in een Brabantse moestuin. In een reeks experimenten liet hij een of meerdere slakken over koperplaten kruipen, wetende dat het materiaal elektrische schokjes zou voortbrengen. Geoxideerde slijmsporen op de platen hebben de gekozen vluchtroutes vereeuwigd. Geelen werkt graag met levende ingrediënten: ‘Sculptuur in de traditionele zin bestaat uit materialen die de kunstenaar overleven. Ik vind het interessant om mijn werken kwetsbaarder en minder statisch te maken’, vertelt hij. ‘Ik luister graag naar wat in het materiaal zelf al aanwezig is. Materialen hebben geen ziel, maar wel een hoop te vertellen.’ Toen hij ging lezen over slakken, ontdekte Geelen het opmerkelijke gebruik van slakkenslijm in de cosmetische industrie: het goedje zou de menselijke huid verjongen. Bij Geelen ontstond de associatie met een levenselixer.

Een langdurige fascinatie voor het slijm leidde tot Geelens wonderlijke onderneming. ‘Ik wilde een tijd voor iets zorgen, en dat het voor mij zou “terugzorgen”. Als kunstenaar zit je altijd met jezelf opgescheept. Het kan prettig zijn ergens rekening mee te moeten houden.’ Ter voorbereiding op het project reisde Geelen naar Chili, waar hij de ‘ontdekker’ van het vermeende wondermiddel ontmoette. De Chileen bleek echter niet bereid zijn lucratieve geheim te verklappen, waarna Geelen bij een Chileense dierenarts terechtkwam. Na een dieronvriendelijke methode met azijn en citroensap, leerde zij hem tenslotte handmatig slakken te melken. ‘Het komt erop neer de slak zijn buikje te kietelen. Dan trekt hij zich terug in zijn huisje en, pfffft, geeft in één keer alles af’, legt hij uit. ‘Het is als garnalen pellen, maar tijdrovender.’ Uiteindelijk molk Geelen in zijn atelier ongeveer duizend slakken in twee weken tijd, met als resultaat 250 à driehonderd milliliter slijm. ‘Een blikje cola, zeg maar.’

Het slakkenslijm, getoond in een sierlijke fles, vormde het middelpunt van Geelens recente solopresentatie in de Rotterdamse kunstruimte A Tale of a Tub. Naast de troebele vloeistof en een hoog gehangen plateau vol levende slakken voegde Geelen nog een element toe aan zijn tentoonstelling: het geluid van slakken. ‘Eén slak hoor je niet, maar duizend slakken creëren een rijk palet aan geluiden. Het gaat op een vreemde manier menselijk klinken’, herinnert Geelen zich. Om de geluiden vast te leggen, bracht hij de helft van zijn slakken naar een geluidsdichte studio in Hilversum, een zogenaamde dode kamer. Opgesteld in een kweekbak werden microfoons gericht op zowel groepjes als individuele slakken. Geelen: ‘Je hoort niet hun hartslag, maar vooral natte mondgeluiden. Zoals je zou verwachten.’ Het specifieke geluid dat slakken maken wanneer ze slijm afgeven, is er kunstmatig tussen gezet. Een technicus verknipte alle opnames tot korte fragmenten, waarna de geluiden in een speciaal algoritme via acht speakers een eigen leven konden leiden.

Inmiddels staat de fles weer in Geelens atelier, het onverdunde slijm erin is bedorven. ‘Ik weet niets van chemie’, verklaart Geelen. ‘Daarom probeer ik een team samen te stellen van mensen die me kunnen helpen. In eerste instantie om het slijm te kunnen conserveren, of in elk geval bacterievrij te maken. Vervolgens wil ik kijken wat het effect is als ik juist een andere bacterie toevoeg.’ Zo heeft Geelen zich in Chili eveneens verdiept in een tegenhanger van verjonging. ‘Er zijn daar mummies die door klimaatverandering langzaam wegrotten. Op de mummies zijn bacteriën aangetroffen die zwart slijm naar boven doen komen. In mijn recept is dit een tegenpool van het slakkenslijm. Ik ben benieuwd wat er gebeurt als ik beide samenbreng.’ Als derde ingrediënt zoekt Geelen een plantaardig extract van hoogveenmos, dat afstamt van de veenlijken in Nederland en een conserverend aspect heeft.

Het uiteindelijke mengsel beschouwt Geelen vooral als sculptuur, hetzij in vloeibare vorm. ‘Het levenselixer is natuurlijk een metafoor. Mijn drankje gaat niet werken, daar kun je in elk geval niet vanuit gaan’, zegt Geelen. ‘Ik ben vooral nieuwsgierig naar wat ik onderweg allemaal tegenkom. Het is een soort drang naar avontuur.’ De fles met het toekomstige slijm is alvast verkocht aan verzamelaars. Binnenkort haalt Geelen ‘zijn’ slakken terug om tot een vergelijkbare hoeveelheid te komen, dit keer hopelijk met scheikundige assistentie. De Limburgse kweker houdt ze zolang voor hem apart.

Yasmijn Jarram

is curator van Kunstmuseum Den Haag

Recente artikelen