metropolis m

Na vijftien jaar zijn de vervreemdende videoprojecties van Tony Oursler (VS, 1957) weer te zien in Nederland. Op uitnodiging van Jacqueline Grandjean, directeur van de Oude Kerk in Amsterdam, heeft Oursler het monumentale gebouw ‘gehackt’ met nieuw en bestaand werk.

De in New York woonachtige Tony Oursler, generatiegenoot van Paul McCarthy en Bill Viola, werkte in het verleden samen met artiesten als Sonic Youth en David Bowie. Met Mike Kelley en Jim Shaw, zijn studiegenoten aan het CalArts Institute, was hij bovendien actief in de muziek- en performancegroep The Poetics. Hoewel Oursler meestal wordt beschouwd als videokunstenaar, bevat zijn werk evengoed sporen van schilderkunst, performance en sculptuur. Na de grimmige lo-fi videotapes waarmee zijn carrière van start ging, verlegde hij zijn focus geleidelijk naar het realiseren van poëtische, vervormde videoprojecties op allerlei oppervlakten: van gebouwen en sculptuurachtige constructies tot lappenpoppen. Diverse voorbeelden hiervan zijn te zien in de stijlkamers van de Oude Kerk, waarvoor Oursler bovendien zes nieuwe videoprojecties ontwikkelde. De tentoonstelling I/O Underflow stelt onze omgang met het digitale tijdperk centraal: hoe geavanceerder de technologie, hoe geringer onze kennis van de onderliggende systemen. Wat betekent dit voor onze autonomie, en voor de toekomst van de mensheid? Kiezen we voor verzet of conformisme?

Voor de katholiek opgevoede Oursler is het de eerste keer dat zijn werk in een kerk wordt getoond. Hij vertelt dat het project niet alleen een inhoudelijke, maar ook ruimtelijke uitdaging was die hij onmiddellijk wilde aangaan: ‘Laten we wel wezen: deze ruimte is misschien nog wel groter dan het Guggenheim in Bilbao’, lacht hij. Volgens Oursler zijn kerken de enige contemplatieve zones die we kennen in de westerse cultuur. Wel was hij in eerste instantie wat bezorgd over de culturele bagage van deze historische locatie. ‘Het is waarschijnlijk moeilijker voor een Amerikaan, omdat we meer respect voor het oude hebben’, verklaart hij. ‘We zijn er gevoeliger voor, omdat wij het niet hebben. Dat maakt Europa zo fascinerend: jullie hebben een veel langere geschiedenis, maar staan daar niet de hele tijd bij stil. De mensen hier kunnen het feit dat dit een oude kerk is wellicht makkelijker negeren.’ Na experimenten met het plaatsen van projectieschermen in de kerk, besloot ook Oursler de kerk te accepteren als gegeven. ‘Het was interessanter om met de ruimte zelf te spelen en het werk gewoon te laten bestaan in de kerk. Anders zou er geen beginnen aan zijn.’

Voor de nieuwe projecties in de Oude Kerk werkte Oursler met enkele van zijn vaste performers, zoals Constance de Jong en Jim Fletcher, wier namen tegelijkertijd de titels van de betreffende werken vormen. Als hedendaagse iconen zweven hun slordig geschminkte gezichten door de kerk: op imposant formaat versmolten in kleurrijk glas-in-lood of juist piepklein verscholen in donkere gewelven of kerkbanken. Elke gekozen plaats heeft een eigen historische betekenis. Ourslers geïsoleerde personages declameren, fluisteren of neuriën flarden tekst, waarvan het preekachtige karakter in deze setting extra opvalt. Zo somt performer Jason Scott eigenaardige namen van computervirussen op en spreekt Phyllis Ma in Mandarijnse hackerstaal. Ook wordt daadwerkelijk geciteerd uit christelijke gebeden. Oursler: ‘Ik wilde de performances een chant-achtig gevoel meegeven, zodat er iets van een kerk in resoneert. Bepaalde aspecten in het werk hebben te maken met het rouwen om de doden, met de notie van het verlies van het lichaam in het digitale tijdperk.’ Dit vertroebelende onderscheid tussen mens en machine loopt als een rode draad door de tentoonstelling. De bezoeker wordt steeds geconfronteerd met paradoxale begrippen als controle en afhankelijkheid, precisie en chaos.

De soms onnavolgbare filosofische teksten die de performers vertolken zijn minstens zo belangrijk als de visuele impact van hun verschijningen. Tijdens het schrijven van zijn teksten laat Oursler zich breed inspireren. Voor de Oude Kerk deed hij uitgebreid onderzoek naar hackers, vroege computertheorieën en de manier waarop in verschillende tijden werd gedacht over artificiële intelligentie. Ook het werk en de dramatische levensloop van computerpionier Alan Turing [als homoseksuele man doodde hij zichzelf met een hap uit een vergiftigde appel om chemische castratie te voorkomen, red.] vormden een basis. Zo bevatten de robotachtige monologen in het tweeluik Holly Stanton/Josie Keefe, Jim Fletcher/Kate Valk (2014) sinistere waarschuwingen als ‘The machine will work until you die’, waarna even later een 3D-animatie van een appel opdoemt. Na het researchen verloopt het filmen van de performances, waarbij nooit wordt gewerkt met beroepsacteurs, vrij organisch: ‘Soms hanteer ik verschillende strategieën voor verschillende performers. De teksten zijn niet zozeer geschreven als een toneelstuk, maar meer als clusters van ideeën en performers. De definitieve versie ontstaat pas als iedereen samen in een ruimte is en er een wisselwerking tot stand komt, for better or worse. Voor mij is het dan bijna alsof ik het werk toestemming geef tot leven te komen, alsof ik het een eigen kunstmatige intelligentie verleen’, aldus Oursler.

I/O Underflow kent geen begin of einde; de associatieve beelden kunnen in willekeurige volgorde worden bekeken. Ook de werken zelf worden voortdurend geloopt. Personages staren je aan of kijken weg, terwijl hun woordenstroom in eindeloze cirkels voortkabbelt. Oursler koestert inderdaad een zekere aversie tegen plot-driven narratives, vertelt hij: ‘Er is een voortdurend gevecht tussen willekeur en het natuurlijke proces waarmee wij hebben geleerd dingen te ordenen. Er is veel interessant ontologisch onderzoek gedaan naar hoe we die ordening aanbrengen. Als je drie dingen op een rij plaatst, bedenken mensen er een verhaal bij. Persoonlijk vind ik het interessanter de kijker te activeren, dan een afgerond verhaal op te dienen. Ik probeer een structuur te creëren waarin mensen keer op keer hun eigen verhaal kunnen kneden. Sommige lagen zullen zich pas na lange tijd ontvouwen. Waarschijnlijk vormen ze samen wel degelijk een narratief, maar dat is simpelweg niet lineair.’ Wel zijn er inhoudelijke elementen die blijven terugkomen. Oursler: ‘Mijn huidige thema, waarover ook deze expositie gaat, is geloofssystemen. Het grijpt terug op het idee van katholicisme en mysticisme. Of het nu romantische, psychologische of occulte systemen betreft: dit is wat mij altijd heeft gefascineerd. Proberen uit te vogelen hoe mensen hun visie op de wereld construeren.’

Is Ourslers katholieke achtergrond dan nog altijd van invloed op zijn werk? ‘Oh, vast’, lacht hij. ‘Je kunt nooit helemaal ontsnappen aan je jeugd. Ik weet nog dat Mike Kelley (eveneens katholiek opgevoed, red.] en ik spraken van “Catholic damage”, al was dat ook gewoon een beetje klagen. Het is precies zoals Woody Allen zei: religies draaien om buitensluiting. Dat is de trieste kant ervan.’ Toch heeft Oursler Mike Kelleys ‘diepgewortelde haat’ tegen religie nooit gedeeld. ‘Als je kijkt naar de aanhangers van het christendom en andere godsdiensten, zit daar veel wijsheid in. Ik weet dat het niet modieus is om dit te zeggen, maar ik geloof dat het waar is. Religies zijn helaas vaak ingezet voor verkeerde doeleinden, maar hun aanhangers verschillen in geen enkel opzicht van mensen wier religie Wallstreet is.’

Volgens Oursler heeft zijn katholieke opvoeding hem geleerd te geloven in systemen die niet te bewijzen zijn. Hierin ontdekte hij een parallel met het geloof in creativiteit en kunst. ‘Ik heb het katholieke systeem vervangen door creativiteit als stuwende kracht, als een manier om iets terug te geven aan de wereld. Dit in tegenstelling tot empirisme en rationalisme, die vooral een leegte van materialisme veroorzaken. Ik denk dat het een voortdurend proces van aantrekken en afstoten is waarin mensen hun eigen beslissing moeten maken. Mine is to vote for creativity.

Yasmijn Jarram is kunstcriticus en curator

Yasmijn Jarram

is curator van Kunstmuseum Den Haag

Recente artikelen