Trafikant
Reisgezelschap
Op een vrijdagavond, een uur of elf, staan we klaar. Een clubje van zo’n vijftig mensen – voornamelijk kunstenaars met een Rietveldverleden – bepakt en bezakt. Een reusachtige, verlengde touringcar zal ons in één ruk naar het Franse stadje Nantes rijden, alwaar we de volgende dag de opening van de tentoonstelling Trafikant zullen bijwonen. We volgen als het ware de omgekeerde route van Mr. Hulot in de film Traffic (1971) van Jacques Tati. In deze film, die aanvankelijk als uitgangspunt diende voor het tentoonstellingsproject, reist Mr. Hulot van Frankrijk naar de Amsterdamse AutoRai om daar een nieuwe, van de modernste technische snufjes voorziene wagen te showen. In de bus krijgen we alvast de Trafikant-catalogus (de Travalogus) uitgedeeld – een compact fullcolour boekje dat prachtig is vormgegeven door de Designpolitie – en worden we door Kuno Terwindt, onze touroperator van dit weekend, erop geattendeerd dat deze busreis een onderdeel is van het tentoonstellingsproject. Met een opgewekt ‘Daaaaaar-zijn-we-weer!’ duikt hij af en toe vanachter een stoel tevoorschijn en wijst ons links en rechts op bezienswaardigheden. Maar net als tijdens de schoolreisjes van vroeger heeft iedereen meer belangstelling voor wat er ín de bus gebeurt dan voor wat daarbuiten te zien is. Die voorbijschietende snelweg ziet er prachtig uit door de voorruit, en ook de neonreclames van tankstations en fastfoodketens, die als verlichte oases opdoemen in het duister, zijn inderdaad bijzonder mooi, maar het is toch vooral het eigen gezelschap en het ‘clubgevoel’ dat het bloed sneller doet stromen. Achteraf gezien blijkt dit een veelzeggend voorteken voor de hele onderneming.
Trafikant is het tentoonstellingsproject van vier kunstenaars: Juul Hondius, Sasker Scheerder, Erik Weeda en Eric Wie. Op uitnodiging van de Zoo Galerie in Nantes, en in eerste instantie bij elkaar gebracht door freelancecurator Christel Vesters, begon het viertal ruim een jaar geleden te werken aan een gezamenlijk concept. Bij het zoeken naar overeenkomsten in hun werk kwamen de volgende trefwoorden naar voren: verkeer, reizen, transport, logistiek en snelheid. In het oorspronkelijke concept staat te lezen dat het project zich voor een belangrijk deel zal afspelen in de openbare ruimte van Nantes: variërend van afbeeldingen in huis-aan-huisbladen en door de stad verspreide affiches tot presentaties in lokale taxi’s. Middels deze in Nederland beproefde formule van infiltreren in de stedelijke omgeving zal een dialoog met het publiek en een uitwisseling met het plaatselijke kunstcircuit op gang worden gebracht. Tegelijkertijd zal, zo lees ik verder, een discussie worden geïnitieerd over ‘het significante verschil tussen wat in Nederland en in Frankrijk wordt verstaan onder kunst in de publieke ruimte’.
Bij binnenkomst in de Zoo Galerie blijkt dat er van ‘uitwisseling’ en ‘dialoog’ weinig sprake is geweest. De kunstenaars hebben zich uiteindelijk niet veel aangetrokken van de inwoners van Nantes en omgekeerd lijkt de plaatselijke bevolking niet echt geïnteresseerd in deze kunstenaars. Het aanwezige Franse kunstpubliek is op één hand te tellen. Het eerste werk waar ik tegenaan loop is een wit, porseleinen object van Sasker Scheerder. Het blijkt een uitvergrote versie van zo’n typisch Franse toilet: twee ‘voetstappen’ met een gat in het midden. Rondom het gat, waardoor de riolering van het toilet daadwerkelijk te zien is, zijn een paar vrolijk gekleurde kussentjes neergelegd, waardoor het object getransformeerd wordt tot een soort ‘wc-lounge’. Scheerder heeft de oorspronkelijke doelstelling in zekere zin omgedraaid en (een karakteristiek element uit) de Franse ‘openbare ruimte’ naar binnen gehaald en tot esthetisch ogend sculptuur gemaakt. Aan de muur hangen de foto’s van Juul Hondius. Ook hier geldt dat de lokale context er niet toe doet en de autonome, esthetische kwaliteit van het werk de meeste indruk maakt. En hoe! Ik ben onmiddellijk verkocht. Hondius presenteert zijn kleurenfoto’s op uitzonderlijk groot glimmend formaat. Maar ‘glamourous’ zijn ze allerminst: al lijken de taferelen op eerste gezicht redelijk alledaags, er hangt steeds een ongrijpbare, verontrustende dreiging in de lucht. Een groepje mensen achterop een pick-up wagen, verscholen onder plastic, twee slapende, zwarte mensen in een autobus, de droeve ogen van een man achter een ruit vol regendruppels – stuk voor stuk zijn het indrukwekkende beelden die hun geheimzinnigheid niet prijsgeven. Achterin de galerie heeft Eric Wie een aantal skeletachtige voorwerpen uitgestald, die het midden houden tussen gladde futuristische designobjecten en archeologische vondsten. Uit de tekeningen ernaast leer ik dat niet gaat om schedels van een of andere prehistorische diersoort, maar om de karkassen van motorkuipen, al klinken hun namen in mijn oren net zo mysterieus: Baracuda, Haya Busa, YZF-R1 Yamaha. De laatste kunstenaar van het stel, Erik Weeda, heeft – zo verneem ik naderhand – nogal te kampen gehad met technische en organisatorische problemen, waardoor zijn complexe, gelaagde video-installatie niet helemaal uit de verf komt. In de Travalogus daarentegen laat Weeda zich, onbelemmerd en ongegeneerd, van zijn meest ‘vrije’ kant zien: poedelnaakt. Midden op het Centraal Station en langs de Amsterdamse grachten.
En dat was dan de tentoonstelling: klein, verfijnd, maar geen ingrepen of infiltraties in de stad. Een beetje teleurgesteld ben ik wel. Vooral het voorstel van Sasker Scheerder om video’s te vertonen in lokale taxi’s, waarbij de afspeelsnelheid van de tape gekoppeld wordt aan de snelheid van de auto, had ik graag gerealiseerd gezien. Maar er staat nog meer op het programma: later op avond vindt het officiële openingsfeest plaats in Blockhaus DY10, een door de Duitsers achtergelaten bunker midden in de stad. We worden getrakteerd op een liveoptreden van Jonas Ohlsson, geïmproviseerde elektronische muziek van Vanden Berg/Bergen/Kuchlein, en de onnavolgbare draaitafelkunsten van het dj-collectief Xerox en KODI, alias Nathalie Bruys. De bunker is (zoals te verwachten) een donker hol met een rauwe, Vrieshuis-Amerika-achtige sfeer. De Hollandse invasie voelt zich direct thuis en bezet de dansvloer. Alweer is er slechts een handjevol Fransen te bekennen. Dan krijg ik het ineens benauwd. Niet alleen deze bunker, de beslotenheid van deze hele situatie grijpt me naar de keel. Ik sta hier gewoon op een typisch Amsterdamse opening: zelfde spelers, zelfde publiek – zelfs de setting heeft een ‘beklemmende’ vertrouwdheid.
Het idee van ‘reizen, verplaatsen en mobiliteit’ is door de kunstenaars overduidelijk niet opgevat als metafoor voor de ontdekking van andere plaatsen of de ontmoeting met andere mensen. Het zijn vooral de formele en de romantische aspecten ervan die zo’n aantrekkingskracht op de vier hebben uitgeoefend: de schoonheid van auto’s, motoren, vierbaanswegen, kilometertellers, de romantiek van het en route zijn . Het leverde dan ook een mooie, zorgvuldige tentoonstelling op. Maar de extreme mate waarin iedereen binnen het eigen wereldje bleef, was bizar. Een bijna claustrofobische ervaring.
Travikant, Zoo Galerie, Nantes, 29 september tot 27 oktober
Nina Folkersma