Clémence Lollia Hilaire
Vers bloed – De feministische omslag van horror in film
Sinds de jaren zeventig hebben vrouwelijke makers ervoor gezorgd dat horror een meer psychologische dimensie heeft gekregen. Het genre wordt sindsdien ook steeds vaker gebruikt om verhalen te vertellen over verlies en trauma. Alix de Massiac praat met Patricia Pisters die een boek over de invloed van vrouwen op dit voorheen zeer vrouwonvriendelijke filmgenre schreef.
Patricia Pisters, professor Media Studies aan de Universiteit van Amsterdam, bracht in 2020 het boek New Blood in Contemporary Cinema: Women Directors and the Poetics of Horror uit. Hoewel de horror voor het eerst de kop opstak in de literatuur, is het genre in de moderne populaire cultuur vooral bekend geworden in de cinema. Films als Psycho (1960) en Deliverance (1972) waren ongekend populair toen ze uitkwamen, evenals Scream (1996) en The Ring (1998). Maar ook de nieuwe generatie horror, zoals The Babadook (2014) en Titane (2021), trekt volle zalen. Ik spreek Patricia over haar boek, het horror-genre en de manier waarop het zich in film heeft ontwikkeld.
Thema's
Waar gaat New Blood in Contemporary Cinema: Women Directors and the Poetics of Horror over?
‘Het viel me op dat vrouwelijke regisseurs zich langzamerhand het horror-genre steeds meer hebben toegeëigend. Van oudsher is de klassieke horror extreem mannelijk. Barbara Creed heeft hierover geschreven in haar boek the Monstrous-Feminine in 1993. Zij schrijft dat alle monsters in horror films gebaseerd zijn op de angst voor het vrouwelijke lichaam, en dan met name het reproducerende lichaam. Hierbij benoemt ze zeven karakters: de archaïsche moeder, de monsterlijke baarmoeder, de vampier, de heks, het bezeten lichaam, de monsterlijke moeder en de femme castratrice. De centrale these van New Blood is dat het vrouwelijke perspectief een grote rol heeft gespeeld bij het verbreden van het genre. Dit is overigens geen nieuwe ontwikkeling, maar al sinds de jaren zeventig aan de gang. Het is in de laatste twintig jaar wel in een stroomversnelling gekomen doordat veel meer vrouwelijke regisseurs horrorfilms zijn gaan maken. Het vrouwelijk perspectief beklemtoont de psychologische dimensie van het genre. Angst of walging zijn daarin de klassieke emoties, maar er is veel meer mogelijk. De beeldtaal van horror heeft zich ook dermate uitgebreid dat het makkelijker uitdrukking kan geven aan dat verbrede palet.’
Wat voor emoties worden er nog meer verbeeld met horror?
‘Horror wordt ook gebruikt om uitdrukking te geven aan verlies, trauma en jaloezie. The Babadook, bijvoorbeeld, geschreven en geregisseerd door de Australische Jennifer Kent, is in wezen een spookhuisfilm, met donkere kleuren en dingen die om onverklaarbare redenen uit zichzelf gaan bewegen. Maar het is ook een film over ouderschap en het verwerken van verdriet. Aan het einde van de film was ik diep geraakt. Ik vroeg me af waarom horror als genre eigenlijk bestaat. Het functioneert natuurlijk als uitdrijvingsritueel, maar alles is veel subtieler geworden. Collectief hebben we nieuwe manieren gevonden om de taal te nuanceren. In de jaren negentig was het wat dat betreft een veel saaiere periode, met veel conformisme. Je had Scream een, twee en drie. Het ging erom mensen te laten schrikken met behulp van de klassieke trucjes. Nu heeft angst als klassiek een innerlijk perspectief gekregen.
Ik schaar me geheel achter Creed, die beargumenteert dat alle klassieke horror te maken heeft met de angst voor het vrouwelijke, dat dus van buitenaf wordt gezien. Je kan bijvoorbeeld denken aan een film als The Brood (David Cronenberg, 1979) waar een waanzinnig verklaarde moeder een leger aan monsterlijke kinderen baart, tegenover de recentere film Prevenge (Alice Lowe, 2016) waarin een zwangere moeder de stem van haar ongeboren kind hoort en opvolgt, of de film Saint Omer (2022) van Alice Diop over een jonge moeder die haar baby op het strand achterlaat in de hoop dat de zee het kind zal opslokken. Op het eerste gezicht lijkt het een vrij standaard verhaal waarin op zoek wordt gegaan naar schuld, maar het is tegelijkertijd ook een horrorfilm die de taal van horror gebruikt om een ander verhaal te vertellen.
Als je angst vanuit het innerlijke perspectief verbeeldt wordt het allemaal veel complexer en op een bepaalde manier ook onverwachts. Omdat we dit nog nooit op deze manier hebben gezien.’
In New Blood noem je ook de televisieserie Alias Grace (2017), die opent met een fragment uit een gedicht van Emily Dickinson: One need not be a chamber to be haunted – one need not be a house – the brain has corridors surpassing material place. Ourselves behind ourselves, concealed – should startle most – assassin hid in our apartment be horror’s least. Zoals je zelf ook al aangeeft is er haast geen beter voorbeeld denkbaar van de wisseling van het perspectief van buiten naar binnen. Je schrijft dat met name steeds meer vrouwelijke makers gebruikmaken van de taal van horror, ook als ze verhalen vertellen die niet perse angstaanjagend zijn. Waarom is dat?
‘De intensiteit die je krijgt als je met dit genre speelt is iets wat sommige makers bewust opzoeken. Alles staat gelijk meer op scherp dan wanneer je een intiem romantisch drama ensceneert. Horror is een intens instrument om te bespelen, en opent daarmee andere registers van diepe emoties, verborgen verlangens, pijn en trauma. Tegelijkertijd heeft het horrorgenre ook een emancipatorische kracht. Als je dat klassieke mannelijke kader en perspectief bespeelt en het omkeert heeft dat effect. De film Revenge (2017) van Coralie Fargeat spreekt de heldere taal van het rape-revenge genre. De intensiteit, de boosheid en de uiteindelijke triomf in de vorm van wraak kennen we allemaal. Maar het is ook een film vol hyperbolen, met de vrouw die zich ontwikkelt tot een soort superheld met allerlei krachten en overlevingsmechanismen. Het is aan de ene kant totaal ongeloofwaardig, maar juist het schaamteloze gebruik van die hyperbolen maakt de film interessant.’
Kom je in de beeldende kunst ook voorbeelden tegen van horror? Qua taal of onderwerp?
‘In Venetië kwam ik tijdens de afgelopen Biënnale de fascinerende installatie On Venus (2019) van P. Staff tegen die in opdracht van Serpentine is gemaakt. In deze industrieel aandoende, neon-gele installatie staat een videowerk centraal, waarin Staff een enorme opeenvolging van beelden toont van de productie van organische (rest)producten in de bio-industrie: urine, sperma, vlees, huid, bont. Staff bespeelt en bevraagt hierin verschillende registers van angst en walging, geweld en metamorfose – allemaal klassieke elementen uit het horror-genre.’
Een genre waar we in toenemende mate mee te maken zullen krijgen is de eco-horror. Hoe kijk jij daar tegenaan?
‘Dat is inderdaad iets van deze tijd. Je hebt er verschillende ontwikkelingen in. Zo is er de horror die zich voornamelijk richt op de ontwikkeling en in het kielzog daarvan de ontsporing van nieuwe technologieën. Bijvoorbeeld Little Joe (2019) van Jessica Hausner, een film waarin een vrouwelijke wetenschapper centraal staat die een plant ontwikkelt waar je gelukkiger van wordt, maar ook wat minder aangename consequenties heeft. De klassieke vraag hoe ver je kan gaan als het om natuur versus cultuur gaat, ligt hieraan ten grondslag. Wat eco-horror paradoxaal genoeg ook zo aantrekkelijk maakt is de schoonheid van bizarre beelden, zoals in Annihilation (2018) van Alex Garland. Alles komt op een adembenemende manier tot leven op een heel andere manier dan we gewend zijn. Dieren praten met mensenstemmen, mensen veranderen in bloemen. Het ziet er prachtig uit, maar de film impliceert ook – en daarin schuilt de horror – het einde van de mensheid zoals we die kennen. Maar misschien heeft de horror ook te maken met het zoeken naar nieuwe manieren van leven, het openen van nieuwe doors of perception. Dit lijkt ook met de revival van psychedelica verbonden te zijn. We zijn collectief op zoek naar andere manieren van leven. Wat zijn we als mens? Hoe verhouden we ons tot de bomen en de sterren? Op dit moment is de vraag: gaan we tegenwerken of juist meebewegen met het ecosysteem? In dit opzicht zou Annihilation als een vorm van ‘ecodelic horror’ kunnen worden gezien.’
Het lijkt wel alsof het label ‘horror’ op steeds meer genres geplakt kan worden. In de manier waarop Sudabeh Mortezai in Joy (2018) de genadeloze mensenhandel laat zien, het besef dat lichaam en geest zullen worden verbrijzeld in dit onontkoombare systeem. Maar ook in de beperkingen van een routineus leven in een afgesloten ruimte, zoals in de film Jeanne Dielman, 23 quai du commerce, 1080 Bruxelles (Chantal Akerman, 1975). Als verschillende genres elkaar constant kruisbestuiven en de taal van het een kan worden gebruikt voor het effect van het ander, heeft het dan nog zin om die genres überhaupt te benoemen en te categoriseren?
‘Ja, zeker. Die genres zijn diepgeworteld in de menselijke cultuur en gaan terug tot de oudheid en de bijbel. Ze zitten in de vezels van alle verhalen die we vertellen. De Odyssee of Kaïn en Abel bieden bekende verhaalstructuren rondom de rondreizende held en de strijd tussen goed en kwaad. Deze structuren zijn door onder anderen Carl Jung geanalyseerd als iets wat in diep onze psyche zit. Maar de manier waarop we ermee omgaan heeft wel een evolutie doorgemaakt. Genretheorie heeft een duidelijke functie, maar er is ook ruimte gecreëerd voor allerlei hybrides. Het zijn bouwstenen geworden waar je iedere keer een nieuw verhaal mee kunt vertellen.’
Alix de Massiac
is redacteur bij Metropolis M en maakt podcasts