Verweven praktijken – Over de verstrekkende gevolgen van het denken van Karen Barad
Karen Barad is met voorsprong de meest invloedrijke denker van dit moment in culturele kring, zoals bleek uit haar optreden in het Stedelijk Museum kort voor de zomer. De toeschouwers hingen aan haar lippen. Barads theorieën over de verwevenheid van waarneming en materie, die ze vertaalt naar allerlei sociale situaties, heeft in toenemende mate ook de kunstwereld in de greep. Liza Prins probeert aan de hand van enkele van Barads denkbeelden een aantal kunstpraktijken beter te begrijpen.
‘We have to meet the universe halfway, to move toward what may come to be in ways that are accountable for our part in the world’s differential becoming. All real living is meeting. And each meeting matters.’1
Ik hoop dat deze tekst als bescheiden introductie kan dienen op het denken van feministisch theoreticus Karen Barad. Bescheiden, omdat het ‘nieuw materialistische’ kader dat Barad in haar werk uiteenzet complex en gelaagd is. Ik hoop dat deze tekst als een ontmoeting kan zijn, een eerste samenkomst die effect kan hebben in de toekomst: een ‘meeting [that] matters’2, langs theoretische uiteenzettingen en materiële praktijken. Het is niet mijn bedoeling om een lineaire ontwikkeling te impliceren. De praktijken die worden aangehaald zijn uiteenlopend, omdat diverse praktijken onderdelen van Barads theorie belichamen en omdat het juist deze diversiteit is die inherent is aan haar ideeën. Geen van de praktijken komt compleet overeen met Barads denken, maar ze helpen om een deel uitgeoefend of belichaamd te zien worden.
‘All bodies, not merely “human” bodies, come to matter through the world’s iterative intra-activity-its performativity. This is true not only of the surface or contours of the body but also of the body in the fullness of its physicality, including the very “atoms” of its being. Bodies are not objects with inherent boundaries and properties; they are material-discursive phenomena.’3
Ik zag het werk Resilient Bodies van Isabelle Andriessen voor het eerst in Hotel Mariakapel in Hoorn. De sculpturale vormen die verdeeld over de ruimte geplaatst waren, leken weinig gemeen te hebben met traditionelere vormen van ruimtelijk beeldhouwwerk. Het is niet eens zeker of deze ongedefinieerde (deels) keramische objecten tot een kunsthistorisch domein, als sculptuur, gerekend kunnen worden. De titel van het werk doet vermoeden dat het onderdelen (re)presentaties van lichamen zijn, maar los van deze verwijzing die een traditie van sculptuur aanhaalt, zijn er weinig andere. Sterker nog, Andriessens ‘sculpturen’ lijken met een belangrijk gegeven te breken dat lange tijd de sculpturale traditie heeft beheerst, namelijk dat het de kunstenaar is die de sculptuur vormgeeft.4 De paraffine die bij het begin van de tentoonstelling het bovenste deel van de Resilient Bodies vormde, smelt langzaam doordat het onderstel van elk lichaam een verwarmingselement bevat. De vormen van de werken veranderen en Andriessen heeft op dit proces weinig tot geen invloed gehad. De Resilient Bodies vertonen individuele (trans)formatieprocessen die weliswaar verbonden zijn met Andriessen, maar die niet door haar worden gedetermineerd.
‘Why are language and culture granted their own agency and historicity while matter is figured as passive and immutable, or at best inherits a potential for change derivatively from language and culture?’5
De bovenstaande vraag, die Barad stelt in haar essay ‘Posthumanist Performativity’, geeft blijk van haar frustratie met een hiërarchisch denkbeeld dat de mens en diens taal privilegieert over materie. Die materialiteit wordt vervolgens geïnterpreteerd als een stom6 element, dat op zijn best alleen via taal te benaderen is. Barad, die een achtergrond heeft in de (theoretische) kwantumfysica, leerde dat materie, voornamelijk elektronen in haar geval, allesbehalve stom is. Discursieve praktijken zijn niet louter gebaseerd op een set van talige afspraken die los van of parallel aan een materiële wereld worden gemaakt, maar in plaats daarvan op een continue interactie tussen die materiële wereld en theoretische bepalingen. Taal en materie, natuur en cultuur zijn in continue interactie met elkaar, ze zijn verweven en vormen elkaar. Noch het menselijk subject, noch de niet-menselijke materialiteit heeft overwicht. Noch sociale constructen, noch positivistische waarnemingen vormen in de afwezigheid van de ander onze realiteit. Barad ‘meets the universe halfway’.7
In Barads ideeën raken kwantumfysica en feministische theorie verweven. Door het idee van performativiteit van Judith Butler samen te lezen met de filosofische fysica van Niels Bohr ontwikkelde ze een theoretisch kader dat de actieve rol van materie kan benaderen, een actieve rol die zowel merkbaar is in de vorming van discours als in alledaagse evenementen. Bohr leerde haar dat de primaire bouwstenen van onze realiteit niet individuele entiteiten (objecten, subjecten, atomen, et cetera) zijn, maar fenomenen waarin al deze elementen actief zijn. Een vorm van ‘agency’ of agentschap wordt geproduceerd in deze momenten, die Barad ‘intra-acties’ noemt8, maar deze wordt niet per se toebedeeld (dan wel aan subjecten of materie). Mensen zijn dus niet alleen niet de enig entiteiten met actief agentschap, maar een zekere vorm van agentschap behoort nooit individueel aan iemand of iets toe. De grenzen en eigenschappen van entiteiten zijn niet van tevoren bepaald, maar vormen zich in intra-actie met elkaar: elektronen zijn golven of deeltjes afhankelijk van het meetinstrument waarmee ze bepaald worden. Deze kwaliteiten zijn niet inherent. Intra-acties dus, waarin zowel mensen als niet-mensen en zowel materiaal als discours actief zijn, zijn de primaire bouwstenen van onze realiteit.
De niet-menselijke lichamen van Andriessen kunnen gezien worden als vormgevend aan het agentschap van materiaal dat Barad conceptualiseert. Andriessen geeft een deel van haar controle uit handen om zo het materiaal een (visueel) actieve rol te geven in het maakproces. Je kunt je hier echter afvragen in hoeverre de sculpturen nog steeds als individuele entiteiten benaderd worden en of ze niet uiteindelijk gewoon doen wat Andriessen wil, op een door haar gekozen moment (tijdens de tentoonstelling).
Een interessantere ingang in het licht van Barads intra-acties is misschien wel het proces dat voorafgaat aan de tentoonstelling van het werk. Voor haar nieuwe ‘bodies’ werkte Andriessen samen met wetenschappers uit verschillende hoeken om het organische, veranderlijke karakter van de sculpturen te bewerkstelligen. Zoals in Barads eigen praktijk kwantumfysica en feministische studies samenkomen, raken in Andriessens werken wetenschappelijke en kunstpraktijken verweven. De sculpturen, de materiële aspecten, spelen een actieve rol in deze processen.
‘Diffraction patterns record the history of interaction, interference, reinforcement, difference. Diffraction is about heterogeneous history, not about originals.’9
Het concept van intra-actie lijkt vooral te veranderen hoe we naar onze realiteit kijken en wat die realiteit is, haar ontologie. Maar wat we (kunnen) weten over de wereld is zo nauw verbonden met wat ze is, dat Barads denken ook grote gevolgen heeft voor ideeën over kennisproductie. Ze benadrukt daarom het belang van nieuwe (onderzoeks)methoden die parallel lopen aan de werking van intra-acties en zo beter actieve onderdelen in kaart kunnen brengen. Ook moeten deze methoden een herdefiniëring voortbrengen voor de rol van de onderzoeker die altijd al deel uitmaakt van de intra-actie. Hij kan niet spreken over de intra-acties waar hij geen deel van is, hij kan niet als alziende kenner boven zijn onderwerp hangen, hij kan geen ‘godtricks’ uithalen.10
‘Diffractie’ is een centrale term in die nieuwe methode die Barad voorstelt. In de fysica brengt reflectie hetzelfde beeld ergens ander voort, diffractie benadert het moment waarin twee golven elkaar tegenkomen en elkaar versterken of uitdoven. Diffractiepatronen laten zien waar de effecten van verschillen (verschillende golven in de fysica, maar verschillende theorieën, personen, materiële of immateriële bronnen et cetera in de metaforische vorm) optreden. Ze brengen intra-acties en hun (uit)werkingen in kaart. Een academische tekst die diffractie als methode heeft, laat interacties zien, het laat zien waar verschillen uit gaan maken, waar ze materialiseren, ‘where they come matter’.11 Diffractie betekent het lezen van een theorie of (materiële) bron door een andere, het betekent dat meerdere ‘golven’ met elkaar in contact komen.
Met deze beschrijving in het achterhoofd wil ik graag kijken naar een tweede tastbare praktijk. Nora Turato’s performatieve werken werden geboren uit een achtergrond in de muziek en grafische vormgeving. Haar praktijk laat de verschillende disciplines samen komen. Ze vormt er werken mee waarin het ritme uit het ene domein en de talige tackiness uit het andere elkaar versterken. Met een supervrouwelijk voorkomen, staand op designerschoenen en een zelfverzekerde houding, zingt en spuwt ze stukken (hyper)tekst naar de toeschouwer. Flarden van dagelijkse gesprekken, citaten uit literaire werken, sociale mediaberichten, politieke boodschappen en (persoonlijke) frustraties die samensmelten tot een gepassioneerd en ritmisch geheel. Opvallend aan Turato’s performances, waarvan ik er één zag in Utrecht, was het contrast tussen het weinig coherente format van de spoken wordperformance en de serieuze vragen die Turato stelde over thema’s als white feminism. In de manier waarop Turato sociaal-politieke kwesties leest via de taal van sociale media en hypertekst ligt de actualisatie van diffractie. De manier waarop verschillende auteurs, academisch of alleen actief op Twitter, met elkaar in contact komen en elkaars boodschappen versterken op sommige plekken of uitdoven op andere momenten komt heel dicht bij de werking van de intra-acties die onze realiteit vormen.
Wat een groot verschil is met de praktijk van Andriessen is dat Turato altijd al een deel van het werk is door het performatieve karakter ervan. Waar Andriessen juist haar eigen inmenging probeert te voorkomen, is Turato deel van de diffracties, de intra-acties, die ze met haar werk genereert. Alleen vanuit die positie kan ze spreken, alleen vanaf die plek kan ze spuwen, voelen, mengen, contrasteren en maken. Haar stiletto’s maken duidelijk dat ze zich bewust is van deze positie en van de performativiteit van de momenten waarin ze haar werk toont (niet alleen tijdens liveperformances in galeries of museale context, maar ook op platforms als Instagram). Hoewel haar geënsceneerde persona geïnterpreteerd kan worden als een objectificerend element, wil ik voorstellen om geen dichotomie te creëren tussen diepere persoonlijkheid en gecreëerde identiteit, tussen innerlijk en uiterlijk, tussen lichaam en geest12, maar om de twee juist als complex samenspel te blijven lezen. Hoe meer Turato haar persona op de stiletto’s ‘speelt’, hoe meer ze haar zal worden.
‘What if we were to recognize that differentiating is a material act that is not about radical separation, but on the contrary, about making connections and commitments?’ 13
Een aantal maanden geleden was ik bij de lancering van de nieuwe naam en modus operandi van Casco Art Institute: working for the commons.14 De dag zelf waarborgde een deel van de missie van het instituut, namelijk het deel waarin collectief denken over wat kunst en een kunstinstituut kunnen zijn wanneer we deze twee zien als voor en van iedereen centraal staat. Tijdens verschillende werkgroepen met bijdragen van (heel) diverse kunstenaars, collectieven, denkers en anderen kreeg iedereen de mogelijkheid om deel te nemen aan discussies over de definities en mogelijkheden die de commons met zich meedragen. Bijzonder aan Casco’s missie en deze dag in Utrecht is dat beide duidelijk blijk geven van een bewustzijn van het collectieve agentschap in kunstproductie en –distributie, en dat dit bewustzijn ook praktische implicaties kent voor de organisatie van het instituut en haar evenementen. Dat Casco zich richt op het genereren van (nieuwe en voortdurende) samenwerkingen en collectieve inspanningen duidt op een diep begrip van wat Barad met haar idee van diffractie (en intra-actie) beschrijft. De website van Casco leest: ‘Wij kiezen de term “the commons” om te refereren aan alternatieve manieren van leven die de huidige binaire relatie tussen privaat en publiek bevragen.” Wanneer twee golven samenkomen en elkaar versterken, welk van de twee kan dan de amplitude claimen? Wanneer er in intra-actie geen duidelijk grenzen zijn tussen de ene persoon, de ander en het materiaal waar ze mee werken, wie of wat kan de onderzoeksresultaten opeisen? Wanneer een kunstenaar met mensen en niet-menselijke andere tot een werk komt (wat praktisch altijd het geval is), wiens werk is het dan? Mijn punt is hier niet dat eigendom gelijk verdeeld moet worden, maar dat wanneer we Barad serieus nemen, de binaire relaties tussen individueel en collectief, privaat en publiek moeten worden heroverwogen.
Een kritiek op Barads ideeën is vaak dat ze ethische oordelen onmogelijk maken. Intra-acties zijn veranderlijk en wij als mensen kunnen eigenlijk alleen maar als deel van een fenomeen oordelen. Maar Barad benadrukt dat wat materialiseert en wat niet compleet afhankelijk is van de soort intra-acties die aangegaan worden en welke niet.15 Er is geen onveranderlijk (humanistisch) ethisch kader mogelijk in een intra-actieve wereld, maar er zijn wel degelijk juiste en onjuiste acties op specifieke momenten en het kost wel degelijk meer tijd en toewijding aan (materiële) intra-actieve processen om continue geherinterpreteerde (ethische) oordelen te vormen. Ook het belang van deze toewijding begrijpt Casco. Uit de dag in Utrecht sprak al een toewijding aan het werkelijk maken, dus ook materieel, van de ‘commoning praktijken’ die Casco wil (re)presenteren en voortbrengen. Verder vertelt de website dat ‘de organisatie [toewerkt] naar het genereren van kunst en kennis als een commons door middel van langdurige projecten’. Langdurige projecten dragen zorg voor intra-acties en diffractie. Ze zorgen ervoor dat als menselijke subjecten daadwerkelijk deel kunnen worden van een fenomeen en oordelen kunnen vormen vanuit die positie. Ze geven ruimte voor nieuwe intra-acties in de afwezigheid van een kapitalistisch doordrenkt doelbewustheid. Ze geven de vrijheid om juist te handelen naar diegene (mens of niet-mens) die actief deel zijn aan onze projecten.
Barad brengt een relationele realiteit naar voren, waarin het belang van een bewuste omgang met interacties, of beter intra-acties, moeilijk te onderschatten is. Diffractie kan deze intra-acties in kaart brengen, het kan laten zien hoe wijzelf en ons werk altijd al geconstitueerd worden door de ideeën en werken van vele menselijke en niet-menselijke andere en zodoende de mythe van een autonoom subject ontkrachten. Ik ben ervan overtuigd dat er een rol is voor kunst en kunstinstituten in een intra-actieve wereld en dat ze kunnen bijdragen aan de diffractieve en ethische implicaties van Barads ideeën. Maar niet zonder herinterpretaties, continue herinterpretaties, met en door anderen.
Liza Prins
is artistiek-onderzoeker en kunstenaar
1 Karen Barad, Meeting the Universe Halfway: Quantum Physics and the Entanglement of Matter and Meaning, Durham: Duke University Press, 2007, p. 353
2 Idem.
3 Karen Barad, Meeting the Universe Halfway: Quantum Physics and the Entanglement of Matter and Meaning, Durham: Duke University Press, 2007, p. 152-153
4 Hoewel we kunnen zeggen dat iemand als Eva Hesse zeker speelde met het onvermogen van de kunstenaar om de afbraak van zijn of haar werk te voorkomen, bepaalde zij nog steeds voor een groot deel over het esthetisch voorkomen van de objecten tot dat moment.
5 Karen Barad, ‘Posthumanist Performativity. Toward an Understanding of How Matter Comes to Matter’ in: Deborah Orr (red.), Belief, Bodies, and Being: Feminist Reflections on Embodiment, Lanham: Rowman & Littlefield Publishers, 2006) 2003
6 Als in: niet in staat om te spreken.
7 Meeting the Universe Halfway is de titel van haar boek uit 2007.
8 Intra-actie verschilt van interactie: de laatste impliceert altijd al twee individuele entiteiten. Bij intra-actie zijn die scheidingslijnen nog helemaal niet bepaald.
9 Donna Harraway, Modest Witness@Second_Millenium.FemaleMan©_Meets_On coMouse™: Feminism and Technoscience, New York en Londen: Routledge, 1997
10 Donna Haraway, ‘Situated Knowledges: The Science Question in Feminism and the Privilege of Partial Perspective’, Feminist Studies 14.3 (1988), p. 575-599
11 Karen Barad, Meeting the Universe Halfway: Quantum Physics and the Entanglement of Matter and Meaning, Durham: Duke University Press, 2007
12 Barad leert ons dat een elektron zich als deeltje of als golf gedraagt afhankelijk van de situatie waarin ze geplaats wordt.
13 Karen Barad, ‘Quantum Entanglements and Hauntological Relations of Inheritance: Dis/ continuities, SpaceTime Enfoldings, and Justice-to-Come’, Derrida Today, 3:2, 2010, p. 266
14 De commons (Engelse voor ‘meent’) zijn hulpbronnen die toegankelijk zijn voor alle leden van een groep of samenleving. Dit kunnen natuurlijke hulpbronnen zijn, zoals (schoon) water en (schone) lucht, maar ook bronnen van informatie, kennis en cultuur, zoals teksten en illustraties. De hulpbronnen kunnen weliswaar in privé-eigendom zijn, maar de eigenaar geeft bepaalde vormen van gebruik vrij, zoals een weidegrond voor begrazing door vee. Onderdeel van de commons kunnen natuurlijke hulpbronnen zijn die door groepen (gemeenschappen, gebruikersgroepen) worden beheerd voor individueel en collectief nut. Bron: Wikipedia.
15 Dit betekent niet dat menselijke subjecten bewust kunnen kiezen aan welke intra-acties ze wel of niet deel willen nemen, maar wel dat ze kunnen (en moeten) reageren op de subtiele veranderingen die optreden in intra-actie.
Liza Prins
is kunstenaar