Verzenden & ontvangen
Verzenden & ontvangen
Dankzij de enorme groei van communicatiemiddelen mag ook de cybernetica zich verheugen over een groeiende belangstelling. Volgens deze in de jaren veertig ontwikkelde informatietheorie heeft alleen communicatie die interactie toestaat informatiewaarde, de rest is zinloos. Ook de kunst zal zich aan deze regel moeten houden.
De cybernetica was lange tijd een twintigste-eeuwse legende, een verhaal over een stel geniale wiskundigen en halfgare ingenieurs die middelen hadden ontdekt om de mens te vervangen door volautomatische, zichzelf besturende technische systemen. De associatie was stoffige sciencefiction, 2001: A Space Odyssey, of piepende en laserbeamende kinetische kunst à la Nicolas Schöffers cybernetische toren uit de jaren vijftig, de technologische kunst van de jaren zestig en zeventig, of de cyberpunk uit de jaren tachtig.
Toch zou je de cybernetica de ‘founding myth’ van de nieuwe tijd kunnen noemen. Het is de Cybernetics Group (onder anderen Nobert Wiener, Claude Shannon, Gregory Bateson en een aantal gestaltpsychologen) geweest die meer dan alle twintigste-eeuwse filosofen bij elkaar de ideeën heeft geleverd waarmee de wereld waarin wij nu leven is en wordt vormgegeven. De begrippen en theorieën die de cybernetici uitdachten, voerden tot de ontwikkeling van de digitale computer, internet, het mobiele telefoonnet en het ‘supply chain management’, dat de globalisering van de economie mogelijk maakte. En tot veel meer zaken die inmiddels als zo vanzelfsprekend gelden dat het onvoorstelbaar is geworden dat er ooit een tijd heeft bestaan waarin woorden als informatie en communicatie onbekend waren, computers jongedames waren die dag in dag uit berekeningen zaten te maken, en het idee dat processen in de natuur en de maatschappij zichzelf organiseren via een circulaire causaliteit alleen te vinden was bij paranoïde idioten.
De cybernetici zijn en worden nog altijd bekritiseerd vanwege de praktische uitwerking van hun baanbrekende onderzoek binnen het neo- of postliberale kapitalisme, maar als je hun oorspronkelijke teksten leest, blijken het ware goudmijnen te zijn, ook voor het kunstdiscours. Waar hadden de heren en een enkele dame het indertijd over?
Wat is een boodschap?
In 1942 schreef de toen 47-jarige wiskundige Norbert Wiener een rapport voor het National Defense Research Committee, waarin hij uiteenzette hoe de besturing van luchtafweergeschut tegen supersnelle vliegtuigen kon worden verbeterd. Het artikel werd direct als staatsgeheim geclassificeerd. In deze grondtekst van de communicatietheorie, die vanwege de gele kaft eromheen de geschiedenis is ingegaan als het ‘Gele Gevaar’, definieerde Wiener als eerste communicatie als een proces waarin een boodschap via een communicatiekanaal van een zender naar een ontvanger wordt gestuurd, en hij ontwikkelde meteen statistische methoden om de boodschap aan de ontvangstkant te reconstrueren door deze te ontdoen van onderweg opgelopen ruis.
Een boodschap definieerde Wiener superneutraal als ‘een serie meetbare hoeveelheden die zijn gerangschikt in de tijd’. Deze ruime definitie maakte het Wiener mogelijk de communicatie van boodschappen niet alleen te zien als ‘een bewuste menselijke inspanning om ideeën over te dragen’, nee, ook het signaal waarmee je een elektrische motor kunt besturen was een boodschap en elk mechanisch of elektrisch controleapparaat behoorde daarom ’tot het veld van de communicatietechniek’. Bovendien, schreef Wiener, kan elke communicatieactiviteit die met een elektrisch, mechanisch of ander middel wordt verricht, ook worden uitgevoerd met een ‘computing machine’. Bij die computer stelde hij zich een rekenmachine voor en geen digitale computer, want die zou pas een paar jaar later worden gebouwd en de controlefuncties overnemen, overigens precies zoals Wiener dat al had voorgerekend.
De jaren veertig waren Wieners geniejaren. Eerst bedacht hij dat een boodschap bestond uit een statistische factor die hij ‘informatie’ noemde, vervolgens dat processen niet alleen van buitenaf kunnen worden gecontroleerd, maar ook zichzelf kunnen sturen door middel van ‘feedback’, en ten derde dat de computer als uitgebreide rekenmachine zowel de controle van externe processen op zich kon nemen, als zichzelf kon organiseren, net zoals het zenuwstelsel en de hersenen dat doen. Uniek aan Wieners opvatting van informatie was dat hij elke boodschap, elk object en elk proces waar ook ter wereld beschouwde als de realisering van één mogelijkheid uit een veel grotere virtuele ruimte van potentiële realiseringen. Alles kan altijd anders zijn, maar het feit dat juist deze ene vorm of gebeurtenis zich voordoet, betekent dat er een selectie is gemaakt uit die veelomvattende mogelijkheidsruimte.
Agency
Informatie is, ontdekte Norbert Wiener, geen materie en geen energie, maar een verhouding tussen een waarschijnlijke keuze en een onverwachte combinatie. Wiener dacht veel ruimer dan Claude Shannon, die het informatiebegrip wiskundig uitwerkte in de grondtekst van de informatietheorie, A Mathematical Theory of Communication (1948). Shannon formuleert wel heel precies: ‘Het fundamentele probleem bij communicatie is dat op een bepaalde plek een boodschap exact of bij benadering moet worden gereproduceerd, nadat deze op een andere plek is geselecteerd. Regelmatig hebben boodschappen betekenis, dat wil zeggen: ze verwijzen naar of zijn georganiseerd volgens een systeem met bepaalde fysieke of conceptuele bouwstenen. Deze semantische aspecten van communicatie zijn van geen belang voor het technische probleem. Het aspect dat wel van belang is, is dat de feitelijke boodschap is geselecteerd uit een verzameling van mogelijke boodschappen. Een communicatiesysteem moet zo worden ontworpen dat het werkt voor elke verzameling boodschappen, en niet alleen voor degene die daadwerkelijk zullen worden uitgekozen, aangezien dit niet bekend is op het moment van ontwerpen.’
Bij Shannon doen de inhoud en vormgeving van een boodschap er technisch gezien niet toe. Informatie is de maat van het aantal keuzes dat bij de totstandkoming van een bepaalde boodschap wordt genomen. De kleinst mogelijke keuze is, wiskundig gesproken, die tussen nul en één, en die keuze maakte Shannon tot de basiseenheid van informatie: de bit ofwel de binary digit. Door het aantal bits van het verzonden signaal te vergelijken met dat van het ontvangen signaal, kan worden gemeten hoeveel informatie er onderweg verloren is gegaan en hoeveel er is bijgekomen in de vorm van ruis. Informatie bij Shannon is een maat voor de precisie van de weergave van een boodschap in een technisch medium, of dat nu de telefoon, een film, een artikel, internet, een schilderij of een hedendaags kunstwerk is.
Bij Shannon doen de inhoud en vormgeving van een boodschap er technisch gezien niet toe. Informatie is de maat van het aantal keuzes dat bij de totstandkoming van een bepaalde boodschap wordt genomen. De kleinst mogelijke keuze is, wiskundig gesproken, die tussen nul en één, en die keuze maakte Shannon tot de basiseenheid van informatie: de bit ofwel de binary digit. Door het aantal bits van het verzonden signaal te vergelijken met dat van het ontvangen signaal, kan worden gemeten hoeveel informatie er onderweg verloren is gegaan en hoeveel er is bijgekomen in de vorm van ruis. Informatie bij Shannon is een maat voor de precisie van de weergave van een boodschap in een technisch medium, of dat nu de telefoon, een film, een artikel, internet, een schilderij of een hedendaags kunstwerk is.
Doordat Claude Shannon als maat voor informatie de keuze tussen nul en één nam, werd het mogelijk met getallen (opgebouwd uit nullen en enen) niet alleen feiten of processen te beschrijven als aantal of wiskundige formule, maar konden getallen voortaan ook iets doen: software bestaat uit actief opererende cijfers die dingen veranderen in de wereld (aangedreven door elektriciteit en hardware). Informatie, weergegeven als binaire getallen, schept handelingsmacht of handelingsvermogen voor digitale computers, of, zoals het tegenwoordig heet, agency.
‘Ik ben mijn machine’
Norbert Wiener beschouwde informatie als een maat voor de organisatie in een systeem (door mensen gemaakt of natuurlijk). Een gekerfde boomstam bevat kilobytes meer informatie dan een gladde – reden waarom minimalisten liever een zilverberkje zien dan een oude eik. Maar hoe trekt zo’n boom zichzelf uit de grond omhoog? Dat nu gebeurt door dat andere centrale idee van de cybernetische denkwijze: feedback. Processen werden sinds Aristoteles begrepen als ketens van oorzaak en gevolg. Een lineaire logica en tijdsorganisatie met effectoren en productoren, zoals Norbert Wiener het noemde. In zijn befaamde Cybernetics, or Control and Communication in the Animal and the Machine (1948) beschrijft Wiener in technische termen de werking van het menselijk lichaam als een circulaire feedback-keten in plaats van een lineaire oorzaak-en-gevolg-sequentie: ‘Voor effectief ingrijpen in de buitenwereld is het niet alleen van groot belang dat wij goede effectoren bezitten, maar ook dat de werking van deze effectoren goed wordt gecontroleerd en de informatie daarover wordt teruggeleid naar het centrale zenuwstelsel, waar de gemeten waarden dan op de juiste wijze dienen te worden gecombineerd met andere informatie die binnenkomt vanuit de zintuigen, om zo samen een correct geproportioneerde output naar de effectoren te sturen.’
Stel dat de effector onze vrije wil is, die besloten heeft naar een bepaalde deur toe te lopen, dan controleren we met onze waarneming de baan van ons lichaam en de plaats van de deur om te zien of we nog op koers liggen, en is dat niet het geval (is onze baan en positie onwaarschijnlijk), dan sturen we terug naar de beoogde of verwachte baan – negatieve feedback noemde Wiener dat. Aangezien we de meeste beslissingen onbewust nemen, laten we de perceptie- en bewegingsorganen in ons lichaam zelf de feedback uitvoeren die ons op koers houdt, zonder daarbij na te hoeven denken. ‘Ik ben mijn machine’, vatte Heinz von Foerster deze automatisering van ons eigen lichaam samen.
Feedback is volgens Wiener het middel bij uitstek waarmee natuurlijke en de meeste mechanische processen zichzelf in stand en op koers houden. Feedback is de sleutel tot het zelforganiserend vermogen van vormen en processen. Leven is het actief produceren van informatie, tegen de inherente neiging van alle levende systemen in om spontaan uit elkaar te vallen. In een proces van feedback onttrekken levende wezens informatie aan de buitenwereld en bouwen daarmee zichzelf op, net zoals ze ook materie en energie uit hun omgeving aanzuigen. Informatie is de derde bouwsteen van het universum, de wereld en het leven op aarde.
De consequenties van dit inzicht zijn duizelingwekkend. Anders dan de natuurwetenschappen en het verlichte verstand al eeuwen beweren, bestaat de wereld niet alleen maar uit materie en energie, maar ook uit orde. Die orde ontstaat door middel van de circulaire logica van feedback waarin de uitkomst van een proces als input voor datzelfde proces wordt gebruikt, waardoor het proces afgeremd of juist versterkt kan worden, zonder dat daar een externe bestuurder aan te pas komt. De circulaire logica van feedback maakt het levende wezens, maar ook mechanische en elektronische machines mogelijk doelgericht gedrag te vertonen – nog zo’n taboe uit de harde natuurwetenschap dat door Wiener werd doorbroken. Thans, zestig jaar later, wordt feedback beschouwd als één onder meerdere processen die de zelforganisatie van de materie en van het leven mogelijk maken. Die processen worden tezamen geschaard onder de noemer ‘interactie’.
Kunst met toekomst
Het is een algemene regel dat degenen die een bepaald nieuw veld van onderzoek als eersten ontdekken het meteen volledig overzien en er de ene originele uitspraak na de andere over doen. Latere generaties moeten vervolgens het hele veld doorploeteren om het tot in de kleinste finesses te ontdekken en/of uit te vinden. Daar zijn velen sinds het uiteenvallen van de Cybernetics Group begin jaren vijftig mee bezig en nog altijd zijn de verrassingen niet van de lucht. Norbert Wiener, Claude Shannon en al die andere grotere en kleinere genieën van de vroege cybernetica presteerden het om de combinatie van communicatie, informatie en interactie op de agenda te zetten. Alles wat geen interactie toelaat, kan geen informatie winnen of overdragen. Meaning = agency. Die regel is niet alleen van toepassing op gecomputeriseerde systemen tot internet aan toe, maar ook op de kunst, op het schilderij en de foto, op de installatie en de performance. Veel kunst laat geen interactie toe – in feite de hele visuele cultuur niet – en kan volgens de cybernetische denkwijze dan ook als betekenisloos worden weggezet. Ontdek welke kunst wel interactie toestaat, en wat voor interactie. Die kunst heeft de toekomst.
Arjen Mulder is schrijver en theoreticus, Amsterdam
Literatuur:
2 Claude E. Shannon, ‘A Mathematical Theory of Communication’in: Claude E. Shannon en Warren Weaver, The Mathematical Theory of Communication, University of Illinois Press, Urbana/Chicago 1949, p. 31.
3 Norbert Wiener, Cybernetics, or Control and Communication in the Animal and the Machine, Cambridge (MA) 1961, p. 96.
4. Heinz von Foerster, 2 x 2 = grün, Klaus Sander, Keulen 1999.
Verdere literatuur
James Gleick, The Information: A History, a Theory, a Flood, Pantheon Books, New York 2011.
N. Katherine Hayles, How We Became Posthuman: Virtual Bodies in Cybernetics, Literature, and Informatics, The University of Chicago Press, Chicago/Londen 1999.
Steve J. Heims, John von Neumann and Norbert Wiener: From Mathematics to the Technologies of Life and Death, MIT Press, Cambridge MA 1982.
Donald M. MacKay, Information, Mechanism and Meaning, MIT Press Cambridge MA/Londen, 1969.
Claus Pias, Cybernetics – Kybernetik, The Macy-Conferences 1946-1953, diaphanes, Zürich-Berlijn 2003.
Axel Roch, Claude E. Shannon: Spielzeug, Leben und die geheime Geschichte seiner Theorie der Information, Gegenstalt Verlag, Berlijn 2010.
Norbert Wiener, The Human Use of Human Beings: Cybernetics and Society, Doubleday New York 1954.
Arjen Mulder