VIJF X JONG: Melvin Moti
VIJF X JONG: Melvin Moti
In de korte films van Melvin Moti (Rotterdam, 1977) worden de ervaringen van de tijd, het geheugen en de subjectieve vormen van relaties met ‘het andere’ of ‘de Ander’ op een bijzondere manier weergegeven. Zijn films reconstrueren verhalen die vergeten of onbelangrijk zijn geworden en vormen zo een dialoog tussen hedendaagse verschijnselen en historische gebeurtenissen. Eigenlijk gaan zijn films over het produceren en telkens weer opnieuw vertellen van collectieve verhalen. Moti hanteert daarvoor technieken en conventies die ontleend zijn aan de documentaire, maar tegelijkertijd kiest hij voor een uiterst subjectieve vorm van weergave die vaak gebaseerd is op fictie en getuigenverslagen. Daaruit blijkt zijn belangstelling voor de impliciet aanwezige ‘ander’. Zijn films maken deel uit van de microgeschiedenis – de geschiedenis opgevat als een symptoom die de spanningen en de krachten laat zien van het gemeenschappelijke dat botst met het individuele.
Sommige recente films, zoals Turbulencia en Toast, beide uit 2003, getuigen van zijn belangstelling voor ‘de tijd’ als onderwerp (het uitdijen, de compactheid, de relatie tussen tijd en het gefilmde beeld, tussen tijd en voorstelling). Toch staan in zijn meest recente films andere aspecten centraal, zoals een levendige relatie met geschiedenis en verleden en reconstructievormen om dit verleden in het heden weer te geven. Zijn bekendste film is No Show (2004), in 2004 door SMBA gepresenteerd op de KunstRAI. Deze toont een reconstructie van een rondleiding door de lege zalen van de Hermitage tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de hele collectie uit het museum verwijderd was. In Texas HonkyTonkin (2003) komen authentieke, Texaanse countrymusici aan het woord die benadrukken hoe belangrijk zij het vinden de culturele identiteit van hun land te bewaren door middel van mythen en heldenverhalen, die met veel hartstocht worden doorgegeven in songs, films, boeken en andere cultuurdragers. Stories from Surinam (2002) volgt het spoor van de 34.000 indianen die tussen 1873 en 1916 door het Nederlandse, koloniale regime gedwongen werden hun land te verlaten om te werken op plantages in Suriname. In de film Pretty (2004) ten slotte staat een beeld centraal – afkomstig uit de archieven van het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam – van een jonge indiaanse uit Suriname die gefotografeerd is volgens de normen van de traditionele westerse studiofotografie.
Moti’s strategie berust op twee peilers. Zijn gebruik van filmische procédés, en dus van de montage in filmische zin, kan worden opgevat als ‘dialectisch scanderen’ (het laten samengaan van verleden en tegenwoordige tijden). Het is niet zozeer gericht op het geven van een bepaalde interpretatie van de geschiedenis als wel op de analyse van de vormen van onze relatie met de geschiedenis en de tijd (het geheugen en het vergeten, het verhaal, de mythe, vormen van vertogen uit de etnologie, de politiek of andere domeinen).1 Het procédé van de montage speelt een rol bij de herschikking van tijd en ruimte, die in de loop van de geschiedenis zijn vergeten.
Daarnaast geeft Moti kritiek op bepaalde representatievormen en biedt hij een kritisch alternatief voor onze relatie met de geschiedenis. Dit doet hij door heen en weer te gaan tussen verschillende temporaliteiten (een gereconstrueerde gebeurtenis uit het verleden versus de duur van onze beleving van het filmische verhaal). In zijn fictionele bouwwerk doet de gebeurtenis zich voor, ‘deconstrueert’ de geschiedenis, het verhaal, zichzelf en ontvouwt de tijd zich in al zijn complexiteit. De historiciteit wordt opgevat als een performatieve handeling – Pasolini had het al over ‘de revolutionaire kracht van het verleden’.
Zoals gezegd, Melvin Moti’s tijdsopvatting gaat in de eerste plaats uit van een analyse van de complexiteit van culturele verschijnselen. Voorbeelden zijn de voortzetting van Texaanse mythen in Texas HonkyTonkin (2003), de spookachtige terugkeer van een antiek kunstwerk in The Black Room (2005), de sociale of spirituele betekenis van populaire muziekvormen (Alpha Blondy, 2003), de omloop van identiteitscodes en de mislukte relatie met de culturele Ander (Stories from Surinam, 2002 en Pretty, 2004). Het belang dat wordt toegekend aan de gebeurtenis, de historiciteit en het discursieve karakter van culturele praktijken brengt hem ertoe een epistemologisch model uit te werken dat uitgaat van fictionele processen. De fictie bij Moti, dat wil zeggen de fictie van elk verhaal dat een verhaal in het verleden reconstrueert, maar ook de fictie die hij herinvoert als werkwijze verbindt twee benaderingen met elkaar: aandacht voor de Ander en een subjectieve relatie tot de wereld en de geschiedenis. De antropoloog Francis Affergan stelde eerder: ‘door de werking van het fictionele model zien we de wereld – zij stelt zich aan ons tentoon – alsof ze een ander zou kunnen zijn. De alteriteit (lees de Ander) moet aldus begrepen worden als een contrasterende figuur van voor ons vertrouwde werelden’. Ook bij Moti is de fictie een manier om werkelijke feiten van een ver weg gelegen wereld te bepalen als mogelijkheden in het hier en nu .
Eigenlijk kenmerkt het werk van Melvin Moti zich door het bij elkaar brengen van drie vormen van het imaginaire: het individuele imaginaire (waarin het droomverhaal en de persoonlijke ervaring heersen), het collectief imaginaire (het domein van de collectieve verhalen, mythen en de postkoloniale herinnering) en als derde de fictie in de eigenlijke zin van het woord (het verhaal van de kunstenaar). In tegenstelling tot het postmodernisme herintroduceert Moti daarmee een vorm van subjectiviteit midden in een meestal geïndividualiseerde relatie tot de Ander (de ‘vormen van subjectivering van een alteriteit’ die Jacques Rancière associeert met het verschijnsel van het Politieke). Het gebruik van mondelinge verslagen is in dat opzicht kenmerkend. Zijn films houden rekening met de semantische vormen waarin de Ander zich kenbaar maakt en zich laat zien en horen, in al zijn heterogeniteit, singulariteit en complexiteit.
Zijn werk, open constellaties met een onmiskenbare speculatieve kracht, tonen de verbeelde constructies van de culturele identiteit. Het is eveneens onderdeel van een denken over het collectieve leven dat niet zozeer gebaseerd is op een culturele essentie, op het idee van een transhistorische gemeenschap of de fantasie van een gemeenschappelijke bestemming, als wel op het in beeld brengen van vergeten gebeurtenissen, voortkomend uit een voortdurende positiebepaling tegenover dominante voorstellingen uit het verleden.
Thomas Michelon is cultureel attaché bij de Franse ambassade in Nederland en werkt zich sinds enige tijd als onafhankelijk curator. Hij was een van de curatoren van de tentoonstelling Tracer in TENT., Rotterdam. Werk van Melvin Moti is momenteel te leen bij E-Flux Video Rental, Manifesta office, Amsterdam, alsmede in Miami, Berlijn en New York.
Thomas Michelon