Visual culture
Visual culture
Nieuwe start
Je hoeft er nooit lang op te wachten: tijdens een serieus debat staat er altijd wel iemand op die klaagt over het te hoge theoretische gehalte van de discussies. Zo ook tijdens de conferentie over visuele cultuur in De Balie op 6 en 7 april. Chris Keulemans, schrijver en voormalig directeur van De Balie, wist het onontkoombare protest echter op elegante wijze te pareren. Hij vertelde dat hij de avond daarvoor tot vier uur ’s nachts had gedanst en gedronken met vrienden, zonder diepzinnige gesprekken te voeren over ‘identiteit’ of ‘de transculturele samenleving’. Daar zijn namelijk andere tijden en plaatsen, zoals deze conferentiedagen, veel geschikter voor. Raak! Maar ik vraag me wel af of hij nog last had van een kater. De gemoedsgesteldheid van de meeste aanwezigen op het tweedaagse congres leek daar namelijk nog het best mee te vergelijken. Het was alsof iedereen, na de ‘dronken’ vreugde over het verdwijnen van de grenzen tussen disciplines, categorieën en media, nu enigszins ontnuchterd en ontgoocheld de consequenties van deze ontwikkelingen bekeek. Zoals Ole Bouman in zijn openingswoord zei: ‘Er heerst een gevoel van onbehagen met de huidige beeldcultuur; de vergaande mediatisering en de alomtegenwoordigheid van het beeld hebben een ”visuele soep”opgeleverd, waarin het steeds moeilijker is onderscheid te maken tussen wat van waarde is en wat niet’. Doel van de onderzoeksconferentie in De Balie was het formuleren van mogelijke antwoorden op de vraag hoe we weer kritisch kunnen zijn en welke criteria we daarbij kunnen hanteren.
Opgezet volgens een inmiddels vaker gebruikte formule begon de conferentie met twee inleidende lezingen, door Nicolas Mirzoeff en Olu Oguibe, gevolgd door een aantal presentaties van beeldenmakers, waarop vervolgens weer gereageerd werd door een team van commentatoren. Ten slotte werden alle bevindingen en losse eindjes aan het eind van de dag netjes aan elkaar geknoopt door een tweetal observatoren. Met name tijdens de eerste dag bleek deze formule goed te werken. Na de laconieke, losse-pols presentaties van Jeff Rian van het fancy tijdschrift Purple en Matthijs de Jong van reclamebureau KesselsKramer – die niet veel meer waren dan verkapte sales pitches – gooiden de uiterst kritische reacties van het commentatorentrio Cathérine David, Chris Dercon en Sue Golding wat peper in de discussie. Thema van de eerste dag was de verweving van kunst en commercie. Nu kunst en cultuur steeds vaker worden ingezet als instrument in de strijd om de aandacht van de consument, zo stellen de organisatoren, zijn er steeds minder plekken vrij van economische belangen. Hoe kan kunst weer een onafhankelijke positie innemen, zonder haar betrokkenheid op te geven? Voordat de sprekers zich hierover konden buigen, moest eerst bepaald worden wat er eigenlijk wordt verstaan onder Visuele Cultuur. Daar bleek namelijk nogal wat verwarring over te bestaan: terwijl de één het begrip opvatte als een (praktische) omschrijving van onze huidige multimediale, hypervisuele realiteit, zag een ander het vooral als een (theoretische) methode, die zich richt op de achterliggende machtsstructuren en het zichtbaar maken van voorheen buitengesloten of gemarginaliseerde groepen. Olu Oguibe (die als kunstenaar, curator, schrijver en redacteur bijna een selfsupporting kunstsysteem belichaamt) stelde het nog net iets scherper: Visuele cultuur is niet een nieuwe discipline, maar een strategie! Een wapen om de tegenstellingen tussen centrum en periferie en de bestaande mechanismen van uitsluiting onderuit te halen.
Deze benadering werd tijdens de tweede dag dankbaar opgepikt en uitgewerkt door anderen Roshini Kempadoo. De in Londen woonachtige kunstenaar/curator liet een aantal internetprojecten zien waarin ze, middels het digitaal manipuleren van archiefbeelden, de representatie van de koloniale geschiedenis ter discussie wilde stellen. En daar openbaarde zich het probleem van deze aanpak. Het artistieke proces werd in haar projecten – en dat gold voor meer bijdragen op deze dag – dienstbaar gemaakt aan politieke en educatieve intenties. Kunst en cultuur werden feitelijk opnieuw als instrument ingezet; de (als rechts gekwalificeerde) economische belangen werden alleen ingewisseld door (links georiënteerde) doeleinden. Minder ernstig dan dit instrumentele denken over kunst, maar in mijn ogen evengoed nogal kwalijk was dat er steeds maar weer hetzelfde dansje werd opgevoerd. Het debat in De Balie verzandde regelmatig in ongelooflijk gedateerde en belegen discussies. Op de eerste dag werd het ‘lonkende lijk’ van de reclamecampagnes van Benetton maar weer eens uit de kast getrokken en op dag twee, ja hoor, daar was ‘ie weer: de onvermijdelijke referentie aan de tentoonstelling Magiciens de la Terre. Tussen haakjes: het begrip ‘multicultureel drama’, dat natuurlijk ook weer moest vallen, kunnen we dankzij de genadeloze opmerking van Soheila Najand voor eens en altijd opzij schuiven: ‘er is in Nederland geen sprake van een ‘multicultureel drama’, maar van een jarenlang verzwegen ‘monocultureel drama’.
Ondanks de herhalingen van zetten, blijkt er – zo bracht de conferentie aan het licht – toch iets wezenlijk veranderd. In december 1996 vond er, eveneens in De Balie, een symposium plaats over kunst , reclame en nieuwe media (Objects versus Pixels). Organisatoren en deelnemers spraken toen in juichende bewoordingen over de creativiteit in de commerciële sector. Reclamemakers werd zelfs voorhoedepositie toegekend in het ontwikkelen van een nieuwe beeldtaal. Afgelopen april klonken er in De Balie totaal andere geluiden. In nog geen vijf jaar tijd lijkt zich een complete omslag in mentaliteit te hebben voltrokken. De diverse sprekers toonden zich nu, op z’n zachtst gezegd, sceptisch en behoudend ten opzichte van de ‘veresthetisering’ en ‘vercommercialisering’ van de maatschappij. Het meest frappante voorbeeld hiervan was wel de oproep van Chris Dercon: ‘Ik wil geen bevrijding van disciplines, categorieën of de westerse blik: ik wil bevrijd worden van de Purples, de KesselsKramers en de Felix de Rooijs. Werkelijke bevrijding is alleen mogelijk als de autonomie van het esthetische wordt gerestaureerd.’ Pardon! Hoorde ik dat goed? Een van de meest progressief geachte curatoren die een pleidooi houdt voor een herstel van de autonomie van de kunst? Een paar jaar geleden zou hij voor gek zijn verklaard. Maar tegenwoordig lijkt het wel of het weer hip is om conservatief te zijn. Je ziet het ineens overal: de roep om kwaliteitsnormen en -oordelen, het herijken van criteria, de terugkeer van een hiërarchie van waarden. Is het toeval dat de jaren tachtig weer zo in de mode zijn? Niet alleen in de muziek, design, kleding en interieurs, maar zelfs in de politiek (denk aan Bush in Amerika).
De vraag hoe het komt dat er ineens zoveel kritische geluiden klinken, werd niet gesteld tijdens de conferentie in De Balie. Ik wil best een beetje speculeren: zou het te maken hebben met het gegeven dat de economische bloeiperiode over haar top heen is? Nu de eerste signalen van een recessie zichtbaar worden, is het niet zo vreemd dat de culturele sector op haar hoede is. Want zo gebruikelijk als het is dat er ten tijde van een hoogconjunctuur binnen de commerciële wereld meer ruimte is voor kunst en creativiteit, zo zeker is het ook dat diezelfde kunst en cultuur weer de eerste slachtoffers zullen zijn van een mogelijke financiële terugval. Logisch dus dat beschermingsmechanismen als het terugtrekken op eigen gebied en het verklaren van de eigen autonomie, weer in werking treden. Of zou het simpelweg een kwestie van teleurstelling zijn: heeft die wederzijdse flirt tussen de kunst en het bedrijfsleven niet zoveel opgeleverd als we hadden gehoopt en blijkt het toch vooral eenrichtingsverkeer te zijn geweest, waarbij het culturele domein feitelijk geplunderd en gekoloniseerd werd door de economie? Zeker is dat het optimisme van de jaren negentig over de lucratieve handel tussen artistieke en commerciële partijen voorbij is. Maar dat is zo erg nog niet. Een periode van ontnuchtering en bezinning is heel nuttig. Het zoeken naar nieuwe configuraties voor kunst en cultuur, naar nieuwe vormen van betrokkenheid en verantwoordelijkheid, zoals in De Balie gebeurde, is absoluut relevant. De conclusies van de onderzoeksconferentie – dat we moeten ophouden met het binaire denken (us/them) en moeten re-thinken, re-consideren, re-definen en nog zo wat van die re-begrippen – klonken echter nog weinig fris en verrassend. Misschien moeten we nog iets langer onze roes uitslapen. Dan kunnen we straks weer dansen!
Visuele Cultuur
De Balie, Amsterdam
6-7 april
Nina Folkersma