Voor alle leeftijden – De draaimolens van Céline Condorelli
Céline Condorelli ontwikkelt in samenwerking met Stroom enkele draaimolens die uiteindelijk een plek zullen krijgen op een tweetal schoolpleinen in Den Haag. Ze voegt zich daarmee in een lange traditie van op het spel georiënteerde kunstenaars, die met name in het Nederland van na de oorlog veel weerklank vond.
Attempts to Read the World (Differently) is een project met veel verschillende onderdelen en kunstenaars bij Stroom Den Haag, met onder andere de tentoonstelling Display Show die is overgevloeid in Another Reality. After Lina Bo Bardi. Je werkt nu aan een tentoonstelling met draaitollen en draaimolens, die deels verdergaat op het werk dat je maakte voor een recente solotentoonstelling in Kunsthalle Lissabon met de titel Concrete Distractions. Daarin kwamen ook draaitollen voor, als verwijzing naar The Model. A Model for a Qualitative Society van de Deense kunstenaar en activist Palle Nielsen uit 1968. Ligt Nielsens utopische sociale experiment ook aan de basis van de tentoonstelling bij Stroom?
‘Het uitgangspunt was een tekening van de Braziliaanse modernistische architect Lina Bo Bardi van het museum voor hedendaagse kunst in São Paulo, het MASP, met een speeltuin op het plein. Zij stelde dat het museum een collectie, populaire kunst en een speeltuin zou moeten bevatten. Met populaire kunst bedoelde ze trouwens ambachtelijke kunst, arte popolare. Daarnaast heb je inderdaad A Model for a Qualitative Society van Palle Nielsen waarvoor hij het Moderna Museet in Stockholm in een avontuurlijke speeltuin veranderde. Het was niet bedoeld als educatief programma; het was de hoofdtentoonstelling en hij zag het echt als een casestudy voor een samenleving die zichzelf op zou bouwen.’
Waarom wilde je deze twee projecten bij elkaar brengen?
‘Ze werken als referenties die me helpen om na te denken over het idee van display. Daarnaast ben ik al jaren geïnteresseerd in het idee om de hedendaagse cultuur van een zeker elitisme te ontdoen. Zelfs een vierjarige weet dat hij of zij niets mag aanraken in een museum. Dat idee dat cultuur iets moet zijn waar je vanaf een afstand naar kijkt, is een vreemde constructie, waarmee ik het niet eens ben. Ik denk dat een zekere intimiteit met cultuur erg belangrijk is.’
Francien van Westrenen, curator bij Stroom, vertelde me dat de objecten die je gaat maken voor de tentoonstelling bedoeld zijn om te worden aangewend en aangeraakt.
‘De speeltuin is een recente aanvulling, maar eerder heb ik al museumbanken gemaakt, bedoeld als kunstwerken. Het idee van een speeltuin of speelobject hangt samen met het idee van een bepaald soort intimiteit die meestal niet is toegestaan bij culturele objecten. Daarbij gaat het ook nog eens om een interactie met kinderen, niet uitsluitend maar wel voornamelijk. Zij hebben een vanzelfsprekende omgang met vormen waar je op kunt klimmen, op kunt zitten of mee kunt spelen. Het lichamelijke is belangrijk, niet alleen de blik of het gehoor.’
Wat is de relatie tussen de draaitollen en de draaimolens?
‘Toen ik bij MASP de eerste carrousels maakte, moest ik modellen maken om uit te vogelen of ze zouden werken of niet. Het was tijdens het maken van die modellen dat ik besefte dat ze eigenlijk een soort draaitollen zijn. Ik had nog nooit zulk soort objecten gemaakt, dingen waarmee men kan spelen.’
Was dit voor de groepstentoonstelling Playgrounds in 2016?
‘Ja, er waren twee draaimolens getiteld Conversation Piece; één in het museum en één buiten op het plein waarvoor Lina Bo Bardi een speeltuin had bedacht die nooit gebouwd was. Ik zag het als een soort van poëtische gerechtigheid om haar project te voltooien op een manier zoals zij dat had gewild.’
Vanwaar de titel Conversation Piece?
‘Ik wilde ze beschrijven aan de hand van de interactie tussen het lichaam en de vorm.’
Geldt dit ook voor de werken die bij Stroom te zien zullen zijn?
‘Ja, wat we hebben gemaakt is opnieuw een gesprek, dit keer tussen tentoonstellingen en kunst in de openbare ruimte, iets waar het niet vaak over gaat binnen de wereld van de hedendaagse kunst. De categorie van kunst in de openbare ruimte staat compleet los van het tentoonstellingswezen, werkt met andere kunstenaars, in een andere praktijk, op heel andere plekken. Ik heb me altijd afgevraagd waarom. Ik denk dat ik me het liefst ergens tussen die twee praktijken ophoud en daarom had ik het idee om een serie draaimolens te tonen in de tentoonstellingsruimte. Ik werk daarbij samen met scholen, die uiteindelijk één van de carrousels voor hun eigen speelplaats mogen kiezen. De werken zullen dus aan het eind van de tentoonstelling de binnenruimte verlaten en kunst in de openbare ruimte worden, als publiek object. Het stelt me in staat om ook een serie workshops met kinderen te houden waarbij we draaitollen gaan maken en ze kleur geven, wat zijn weerslag zal vinden in het maakproces, de productie van de carrousels.’
Zijn de draaimolens en draaitollen vooral inhoudelijk geïnspireerd op de ideeën van Bo Bardi en Nielsen of refereren ze er ook aan in hun vorm?
‘De verwijzing zit in de functie, niet in de vorm. Ik probeer hun programma toe te passen. Ik zie het als instructies die ik interpreteer via vormen die van mijzelf zijn. Zoals ik Lina Bo Bardi’s werk begrijp, was een groot deel van haar praktijk gebaseerd op een economie van middelen. Ze maakte dingen op zo’n manier dat ze hun functie vervulden. Niets meer, niets minder. Geen decoratie, geen franje, geen extra’s. Dit idee van een infrastructurele architectuur is belangrijk om haar werk te kunnen begrijpen.’
Je hebt Puppet Show bij Eastside Projects in 2013 samengesteld. Is er een relatie tussen die tentoonstelling en je interesse voor draaitollen en draaimolens?
‘Voor mij is alles aan elkaar gerelateerd, hoewel dat misschien niet duidelijk te zien is aan de buitenkant. Mijn interesse in poppen komt voort uit sculptuur, het maken van dingen die niet dood zijn maar die spreken. Ook los van de maker. Het nadenken over draaimolens en speelstructuren gaat over het maken van dingen die hun eigen verhalen kunnen voortbrengen, waarmee mensen hun eigen verhalen kunnen maken. Ik denk dat het maken van een display precies dat is, een manier van articuleren. Het gaat over wat iets is, waar het vandaan komt en wat de status ervan is. Speeltuinen en speelobjecten articuleren bepaalde ideeën over wat spelen is, wat het betekent om kind te zijn en wat cultuur is. Spelen wordt vaak gezien als ‘‘lage cultuur’’. Ik denk dat spelen een directe relatie aangaat met vorm, met objecten. Ik wil precies die intieme relatie beschrijven. Het gaat me ook om de relatie tussen objecten onderling, waarin ze opereren als instrumenten, niet heel anders dan muziekinstrumenten. Wanneer je een muziekinstrument bespeelt, gebruik je het object om iets te maken: een muziekstuk, een ervaring. Musici verzorgen hun instrumenten uitzonderlijk goed, omdat ze ze nodig hebben om op te treden. Je raakt het object op een specifieke manier aan om er iets mee gedaan te krijgen. Dat is precies de manier waarop speelgoed werkt, vooral draaitollen. Ik denk dat spelende kinderen onze relatie tot de stad kunnen veranderen. Dat is iets wat Palle Nielsen goed beschreven heeft. Hij zag zijn tentoonstelling bij Moderna Museet niet als een educatief randprogramma voor kinderen, maar als een casestudy van de menselijke maatschappij.’
Door Nielsens radicale houding konden alleen kinderen de tentoonstelling echt in zijn geheel beleven. Ken je Coram’s Fields in Londen? Het is een speeltuin gebouwd in de buurt van het vroegere Foundling Hospital opgericht door de achttiende-eeuwse filantroop Thomas Coram. Ik houd van de wereld op zijn kop, zoals je die daar ziet. Het sluit aan bij de studie naar de homo ludens van Johan Huizinga en de carnavaleske elementen daarvan.
‘Kinderen maken het voor volwassenen mogelijk om collectieve arbeid op een compleet andere manier te begrijpen. Het gaat ook over het bevrijd zijn van de last van bestaande modellen, een soort van spontane deelname. Ik ben geen specialist op het gebied van kinderen of spelen; ik ben vooral geïnteresseerd in het idee van auteurschap en de constructie door kunstenaars van een cultuur gebaseerd op het proces, en beschermde objecten, een lege ruimte voor cultuur.’
Zijn de structuren die je voor de kantoren van Kunsthalle Lissabon hebt gemaakt en die je nu voor Stroom creëert speeltuinen voor volwassenen?
‘Dat is een goede vraag. Ik houd niet zo van de term participatieve kunst, maar zoals bij de meeste dingen die om een interactie met het publiek vragen, kun je als kunstenaar slechts gedeeltelijk de controle erover houden. Wat ik probeer te doen, is om dingen, constructies of situaties aan te bieden die op verschillende niveaus kunnen worden geïnterpreteerd. Een kind van twee kan het object gebruiken om erop te klimmen wanneer hij of zij leert te lopen en een volwassene kan het gebruiken om erop te gaan zitten en een volledig pretentieus gesprek te hebben. Ik wil graag de context creëren waarin het op die twee manieren, en alle mogelijke manieren daartussen in, kan worden gebruikt. In Nederland is er een traditie van speeltuinen gemaakt door kunstenaars en architecten. Aldo van Eyk maakte zo’n driehonderd speeltuinen voor Amsterdam. Constant Nieuwenhuys bedacht speelstructuren voor musea. Ik weet niet of die in de tentoonstelling terug zullen komen. De beeldhouwer Isamu Noguchi heeft ook veel speelstructuren gemaakt, maar ik ken ze enkel van foto’s. Er is een boek van Peter Friedl genaamd Playgrounds met afbeeldingen van speeltuinen van over de hele wereld. Er is ook een geweldig boek van Nils Norman over avonturenspeeltuinen. Ik sta dus niet alleen in mijn streven, er is een hele traditie. Ik zal proberen om daar iets van te laten zien en zo wat context te geven in de tentoonstelling. Niet in de vorm van archiefmateriaal, maar meer over de manier waarop de ideeën gebruikt zijn.’
Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen
Attempts to Read the World (Differently)
Stroom Den Haag
16.09.2017 t/m 03.12.2017
Agnieszka Gratza