Voorbij economische groeipijnen
Het is een hardnekkige mythe die wordt gevoed door het kapitalisme en de daarop gebaseerde economie: de mens kan niet zonder groei. Door de crisis denken steeds meer mensen daar anders over en zoeken naar alternatieven.
De economie is permanent ziek. De reeks zorgwekkende cijfers oneindig. Termen als systeemcrisis vallen zo vaak dat ze hun betekenis verliezen. Een van de belangrijkste politici van Nederland doet een oproep aan burgers om weer te gaan consumeren in de hoop dat een economie in stilstand kan worden aangejaagd. Consumptie is een morele plicht geworden.
Dit appel tot consumptie is om diverse redenen belangrijk. Het laat allereerst zien dat de verleidende kracht van consumptie een grens kent. Zorgwekkender is dat het aantoont dat neoliberaal kapitalisme als complex systeem dreigt vast te lopen en er maar weinig hoop is dat de politiek doortastende maatregelen neemt. Men zou haast gaan denken dat we in potentieel revolutionaire tijden leven. Toch verbaast het menigeen dat massaprotesten zich beperken tot landen waar de economische situatie in een kritieke fase is beland (Griekenland) en tot groepen ‘professionele’ activisten (Occupy en aanverwante bewegingen als 15 de Mayo). Zoals Slavoj Žižek zijn gehoor tijdens Occupy Wall Street echter voorhield, is het eenvoudig om het einde van de wereld in te beelden, maar het einde van kapitalisme kunnen we ons niet voorstellen.
Vlak na de crisis van 2008 hield de toenmalige Franse president Nicolas Sarkozy een toespraak waarin hij onmiskenbaar het einde van het soort kapitalisme afkondigde dat verantwoordelijk was voor de ontstane situatie. Voor een rechtse politicus van zijn statuur waren het radicale woorden die dan ook in de praktijk volkomen werden genegeerd. Vijf jaar later lijkt vooral een extreme maatschappelijke tweedeling te zijn ontstaan waarbij de meerderheid van de burgers door middel van constante bezuinigingen de reddingsoperaties van financiële instellingen moeten betalen. Geen wonder dat het idee van consumptie als morele burgerplicht met cynisme is ontvangen.
Zijn er daadwerkelijk geen oplossingen voorhanden? Een overkoepelend alternatief voor het kapitalisme, is ondanks de aankondigingen van een Terugkeer van Marx rond de crisis van 2008, niet direct aanwezig. Het marxisme heeft dit grotendeels aan zichzelf te danken omdat het al in een vroeg stadium alternatieve zienswijzen heeft geëlimineerd.
Met de breuk tussen anarchisten en marxisten tijdens het Congres van de Eerste Internationale in Den Haag in 1872, werd een bepaalde verbeeldingskracht, een verzameling tegendraadse modellen naar de marge verbannen. Gezien het lot van het in praktijk gebrachte marxisme is dit uiteindelijk een redding voor deze ideeën geweest. Verscheidene vormen van anarchisme worden nog steeds herontdekt en blijken populair in combinatie met nieuwe technologieën. Het grootste deel van politieke vraagstukken rond internet, privacy en auteursrecht wordt erdoor gedreven.
Moreel kapitalismeOndanks scheuren in het kapitalistische wereldbeeld wordt nog steeds van binnenuit gezocht naar veranderingen die het complete economische systeem kunnen bijsturen, al was het omdat theoretisch de mogelijkheid bestaat dat een veel groter aantal mensen een waardig bestaan kan krijgen binnen een aangepast kapitalistisch systeem. Deze variant zou men moreel kapitalisme kunnen noemen.
How Much Is Enough, een recent verschenen boek van de economen Robert en Eduard Skidelsky, bekritiseert de excessen van het huidige kapitalisme dat gevoed wordt door een continu verlangen naar meer. De basis van hun betoog is een obscuur futuristisch artikel van de macro-econoom J.M. Keynes uit 1930, Economic Possibilities For Our Grandchildren. Hierin presenteert hij het klassiek geworden idee van technologische vooruitgang die de arbeidstijd zo zal verkorten dat werk als leidende activiteit mogelijk kan verdwijnen. Het is duidelijk dat deze verandering niet heeft plaatsgevonden. De Skidelsky’s zien in dat de vrijemarkteconomie consumptie, als onderdeel van individuele status, een centrale plek heeft toebedeeld. De daaraan verbonden groei wordt beschouwd als de motor van de economie.
Dat een continue economische groei op de lange termijn desastreuze gevolgen heeft voor het milieu valt moeilijk te ontkennen, maar de Skidelsky’s gaan een stap verder door te stellen dat groei voor het individu compleet nutteloos is. Groei maakt niet gelukkig. Als alternatief formuleren zij de basis van een moreel kapitalisme met de vraag: wat is het goede leven? Dit leven is opgebouwd uit een zevental basisgoederen (gezondheid, veiligheid, respect, persoonlijkheid, harmonie met de natuur, vriendschap, vrije tijd) die geperverteerd zijn geraakt in het groeimodel.
‘Het voortdurende streven naar groei is niet alleen niet nodig voor het voorzien in de basisbehoefte ven mensen, het kan hen daadwerkelijk schade toebrengen. Basisgoederen zijn uit de aard der zaak onverhandelbaar: ze kunnen niet naar believen worden gekocht of verkocht. Een economie gericht op het maximaliseren van de marktwaarde zal de neiging hebben ze te verdringen of te vervangen door verhandelbare surrogaten.
Het resultaat is een bekende vorm van corruptie, waarbij persoonlijkheid onderdeel wordt van het jargon van de reclame, met consumenten van de meest alledaagse producten die bezig zijn zich te “uiten” of zichzelf te “definiëren”. Vriendschap is niet langer de ethisch serieuze relatie die het was voor Aristoteles, maar een intrige voor het genot van vrije tijd. Ondertussen is vrije tijd zelf onderworpen aan dezelfde bedrijfslogica die de ook productie regelt, met sport, spel en nachtclubs die streven naar het maximum van opwinding in een minimum aan tijd.’
Om groei als economische leidraad te vervangen worden drie belangrijke oplossingen gepresenteerd: de invoering van een basisinkomen, het terugdringen van de druk op consumeren en een indamming van advertenties. De poging is bewonderenswaardig opgebouwd met rationele oplossingen, wellicht te rationeel? En hoe komt het dat rationaliteit utopisch aanvoelt?
PsychologieWie duikt in de wereld van de uitpakfilmpjes, zelfgemaakte YouTube-video’s waarop consumenten uitgebreid het uitpakken van hun nieuwste aanwinsten van commentaar voorzien, weet dat het belangrijkste obstakel waarschijnlijk door een psychologische component van de economie wordt gevormd. Men kan bijna een willekeurig middeleeuws schilderij bekijken en hebzucht (Avaritia) wordt als onderdeel van een zorgvuldig ontwikkeld systeem van hoofdzonden afgekeurd.
Zonde groeit in de twintigste eeuw uit tot een neurose. Lange tijd is het kapitalisme bekritiseerd vanuit een freudiaans-marxistische synthese met als bekendste woordvoerder Herbert Marcuse. En hoewel die benadering van het consumentisme op een zijspoor is geraakt, vertoont de theorie met concepten als het ego-ideaal, de blik en de fantasie er een perfecte verklaring voor. Edward Bernays, een neef van Freud, was niet voor niets een pionier in marketing en public relations.
Om een vergaande psychoanalytische symboliek te vermijden is het voldoende om te stellen dat het psychologische succes van het kapitalisme na de jaren zestig ligt in het kanaliseren van een psychisch tekort, een afwezigheid die verlangen opwekt. Het tekort kan nooit definitief worden verzadigd, het verlangen zal altijd terugkeren. Deze dynamiek is onderdeel geworden van het identiteitsproces dat, veel meer dan gebeurtenissen gedurende de kindertijd, een voortdurend project vormt dat tot ver in de volwassenheid doorwerkt.
Kortom, die jas, vaas of Porsche voelt als een essentieel puzzelstukje dat nog gemist wordt, een belofte van een compleet wezen. Totdat het daadwerkelijk is aangeschaft en het verlangen toch weer ontbrandt. Dit is de basis van consumptie. Een alternatief voor een economie van groei zal altijd met dit gegeven worstelen.
AlternatievenIn de afgelopen jaren is een besef ontstaan dat wachten op de verandering van het system vergeefs is. Het probleem is dat de wereldeconomie bestaat uit een gelaagde constellatie van verbonden natiestaten, economische unies en multinationals die log is, innovatie alleen accepteert als ze in consumptieartikelen wordt omgezet en bij enig serieus tegenwicht geweld inzet. Het belangrijkste systeemalternatief bestaat uit een verhoging van overheidsuitgaven en is ook gebaseerd op groei.
Toch is het mogelijk om kleinschalige alternatieven op te zetten. Zo heeft het Spaanse dorp Marinaleda recentelijk veel aandacht gekregen, door de speculatie op de huizenmarkt te elimineren en een vaste huurprijs van vijftien euro in te voeren. Elke inwoner heeft gegarandeerd werk op de landbouwcoöperatie en vrijtijdsbestedingen als sport worden tegen extreem lage prijzen aangeboden.
Het is volstrekt onduidelijk hoeveel navolging dit model tot nu toe heeft gehad en hoeveel uitbreiding ervan het systeem accepteert. Het dorp lijkt zelfbewust zijn lokale succes te koesteren en voorbij het eigen functioneren niets meer dan een voorbeeldfunctie te ambiëren. Schaalvergroting betekent immers bureaucratie en het einde van het unieke karakter van zulke lokale projecten. Marinaleda is bovendien het vervolg van een bepaalde Spaanse anarchistische traditie die per cultuur andere invullingen kent. Landbouw kan worden vervangen door andere werkzaamheden zoals het gebruik van nieuwe creatieve technologieën in de open multidisciplinaire Makerlabs. Maar ook het Nederlandse pragmatisme van lokaal energie opwekken en inkopen behoort tot een mogelijk alternatief en biedt een component van een andere levensstijl.
Bovenstaande voorbeelden zijn bewonderenswaardig omdat het individu het heft in handen neemt. Een vreemde vermenging van terminologieën ontstaat waarin de semi-idealistische slogan ‘een betere wereld begint bij jezelf’ wordt geassocieerd met de neoliberale ode aan zelfredzaamheid. De neoliberale versie van de zelfredzaamheid is vooral bedoeld om uitkeringen, cultuursubsidies en andersoortige overheidsuitgaven te elimineren, niet om grote industrieën, de opgevoerde huizenmarkt en consumptie te laten verdwijnen. Maar dat kan ook anders.
Een van de interessantste subculturen van het moment die vanuit de individuele keuze opereert is de minimalistische levensstijl. Minimalisten zijn mensen die trachten de consumptiecyclus te doorbreken. Het doel is meestal praktisch: de woonomgeving wordt ontdaan van overbodige objecten. Op talloze websites worden tips gedeeld en wordt het proces in detail gedocumenteerd. Want minimaliseren kan rekenen op onbegrip van de omgeving en gaat vaak gepaard met een psychische strijd. Objecten mogen bekleed zijn met een dikke laag stof, ze blijven omgeven met een symbolische kracht. De investering van psychische energie in consumptie vergaat meestal niet zonder innerlijke worsteling.
De keuze voor een minimalistische levensstijl kan om verschillende reden gemaakt worden: van eenvoudig een huis schoon kunnen houden, tot het verdwijnen van financiële stress omdat een geïdealiseerde levensstijl niet meer hoeft te worden nagejaagd. Samengevat gaat het om een ontsnapping aan het exces in de cultuur. Voorlopig zal de globale financieringsindustrie ongeremd een maximalisering van winst blijven nastreven.
De minimalistische levensstijl vormt samen met de populaire zelfvoorziening van energie en voedsel, ruilmodellen en de experimenten met digitale valuta een experimenteel netwerk waarin het individu zichzelf op diverse manieren kan positioneren. Men voorspelt tegenwoordig financiële zeepbellen in staatsobligaties, vastgoed, China en fossiele energie, die ongetwijfeld samenklitten tot een heel stelsel van zeepbellen. Een leven zonder groei vormt daarentegen een individueel laboratorium van een leven dat is voorbereid op deze onvoorspelbare nieuwe economische realiteit.
Omar Muñoz Cremers is socioloog
Omar Muñoz-Cremers
is schrijver en socioloog