Vormen van verlies
Tijdens een zoektocht naar het gesloten Museum voor Moderne en Hedendaagse kunst (MAMAC) in Luik, herinnert Nomi Mishkin zich enkele andere momenten waarop ze geconfronteerd werd met verloren kunst. Over de schaduwgalerie van de kunstgeschiedenis.
‘A decent photograph is quite sufficient as a souvenir of this attempt to Russianize German Art’ – Graaf Klaus von Baudissin tijdens de vernietiging van het werk van Kandinsky, 1936 (1)
‘I do not mind objects, but I do not care to make them. The object – becomes something that might make it impossible for people to see the art for the forest….They don’t have to buy it to have it – they can have it just by knowing it.’– Lawrence Weiner, Statements, 1967 (2)
‘Empty space is richer than a mere absence of things.’– Richard Webb, 2011 (3)
Toen ik in februari 2012 uit de trein stapte in Luik, ging ik direct naar het Musée d’Art Moderne (MAMAC). De technologie vertelde me dat het ongeveer 34 minuten lopen was naar het kleine stadsmuseum. Maar de technologie had me een paar weken eerder al teleurgesteld: ik had een e-mail naar een van de curators gestuurd en kreeg een automatisch antwoord van [email protected]: ‘Delivery to the following recipient failed permanently: [email protected].’ Ironisch, aangezien ik de curator wilde vragen naar verloren kunstwerken.
Terwijl ik door de stille stad wandelde, werd ik me plotseling bewust van de absurditeit van mijn plan. Dit was al het twaalfde museum dat ik bezocht in mijn zoektocht naar het niets. Ik was op zoek naar datgene waar ik me als jonge kunstenaar mee bezighield: het maken van kunst zonder fysieke gestalte. Waarom maakte ik niets? Mijn onderzoek bracht me naar Duitsland, waar in 1937 de nazi’s twaalfduizend modernistische werken uit Duitse musea hebben ontvreemd. Zeshonderdvijftig daarvan zijn naar München verscheept als eerste halte van de reizende tentoonstelling Entartete Kunst.(4) Deze tentoonstelling ging over hoe niet te schilderen, over hoe niet te beeldhouwen, en nog belangrijker, over hoe niet te denken. Na afloop verdwenen de meeste werken: ze zijn zoekgeraakt of vernietigd. Sommige zijn naar het buitenland versleept via de zwarte markt of werden verkocht aan internationale musea, zoals het MAMAC, via aan het Derde Rijk gelieerde kunsthandelaren.
Deze werken kunnen op verschillende manieren als verloren worden beschouwd. Ze zijn kwijt; niet alleen voor het museum, maar ook voor het publiek. Er is alleen nog een immateriële herinnering aan hun fysieke bestaan. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog houden curatoren in Duitsland en elders zich intensief bezig met de verdwijning van delen van hun kunstcollecties. Hoe gaan zij om met die leegte?
Kijken naar niets?
Dieter Scholz en Udo Kittelmann, curatoren van de tentoonstelling Moderne Zeiten die in 2010 in de Neue Nationalgalerie in Berlijn te zien was, probeerden de Berlijnse kunstcollectie uit de periode 1900 – 1945 tentoon te stellen. Toen ik de tentoonstelling bezocht zag ik miljoenen kostende olieverfschilderijen met gouden lijsten naast foto’s hangen van werken die niet langer bestaan. Deze gefotografeerde werken zijn in 1937 onder het mom van ontaarde kunst uit het museum gehaald. Naast de foto’s zijn kaartjes geplaatst met de titel van het werk, de datering, het gebruikte medium en een tekst over waar het werk tijdens de oorlog heen is gegaan, waar het voor het laatst te zien is geweest en hoe het is vernietigd.
Bij het zien van deze fotokopieën stond ik even stil: zag ik het immateriële fysiek gemaakt, de verwezenlijking van het niets? Werd met de replica iets nieuws gecreëerd? Niet 0, niet 1, maar iets daartussenin. Zag ik kunst? Of de kunstgeschiedenis?
Om met Scholz te spreken, de foto’s maken deel uit van een ‘schaduwgalerie’. Door de foto af te drukken op het formaat van het origineel probeerde Scholz ze te benaderen alsof het de originele kunstwerken betreft. Hij heeft ze echter gepresenteerd zonder lijst. Toen ik hem vroeg naar de reactie van het publiek op de tentoonstelling, merkte Scholz op dat ‘sommige bezoekers boos reageerden op de kaartjes waarop “olieverf op doek” staat terwijl het om een foto gaat’.
Het meesterwerk Der Turm der blauen Pferde van Franz Marc, een olieverfschilderij uit 1913, hing ook als foto in de tentoonstelling. Het werk werd aangekocht in 1932 en geconfisqueerd in 1937. Na enkele weken in Entartete Kunst werd het verwijderd uit de tentoonstelling na een protest van veteranen uit de Eerste Wereldoorlog: Marc stierf tijdens die oorlog voor Duitsland. De kunstenaar schilderde tijdens zijn militaire dienst camouflagedoeken. Sinds 1945 zijn verschillende verhalen over de verblijfplaats van Der Turm der Blauen Pferde opgedoken, maar het werk blijft tot op de dag van vandaag zoek.
Kijkend naar de foto kon ik de schaal van het werk waarderen, net als het onderwerp en de compositie. Met behulp van het kleurenpalet van nabij hangende andere werken van Marc kon ik er ook kleur aan geven. En met nog wat meer moeite probeerde ik de subtiliteit van de penseelstreken en de aura te bestuderen, zeg de elementen die het ooit tot een kunstwerk maakten. Is dit dan de beste manier om zo dicht mogelijk bij de aura te komen, nu het fysieke werk verloren is? Het feit dat de foto zwart-wit was, creëerde een afstand tot het origineel. Door het verloop van de geschiedenis keek ik niet naar 1, maar ook niet naar 0. Als ik niet naar iets keek, keek ik dan wel naar het niets?
Waar is het museum?
Terug naar Luik waar ik de plattegrond naar het park volgde waar het museum is gelegen. MAMAC is zogenaamd het grootste museum van de tweehonderdduizend inwoners tellende stad. Ik zeg zogenaamd, omdat het museum online bijna niet bestaat. De website is al drie jaar niet geüpdate en de Wikipediapagina van MAMAC verwijst naar een ander museum, in Frankrijk.
Maar ik was al maanden aan het reizen, op zoek naar het niets, en had al tientallen Europese musea bezocht om te zien hoe zij omgaan met de gaten in hun collectie. Mijn plattegrond zei me dat ik bijna op de eindbestemming was aangekomen, en dus keek ik om me heen om de gebruikelijke vaandels en wegwijzers te zien. Maar ik zag geen vlaggen, geen affiches, geen borden. Was ik het museum voorbijgelopen?
Ik liep naar een makelaarskantoor aan de overkant van de straat waar het museum zich volgens mijn kaart zou moeten bevinden. ‘Weet u waar het museum is?’, vroeg ik terwijl ik een plaatje van het museumlogo omhoog hield. ‘Nee, ik heb nog nooit gehoord van een museum hier in de buurt’, antwoordde de receptionist. Ik ging naar buiten en stelde dezelfde vraag aan een jongeman. Hij wees naar de overkant van de rivier, naar een leeg park. ‘Ik denk dat het daar is, maar ik woon al jaren in deze buurt en ik heb er nog nooit iemand naar binnen zien gaan.’ Ik keek in de verte en ontdekte aan de overkant van het kanaal, in een park dat erg verlaten aandeed, een gebouw dat er ook erg uitgestorven uitzag. Alsjeblieft, zeg me dat het niet waar is.
Ik ging naar de overkant van het kanaal en volgde het pad door het park. Het was verwaarloosd en het onkruid had het gras overwoekerd. De voorheen gesnoeide struiken leken om hulp te roepen. Uiteindelijk vond ik het museum! Toen ik dichterbij kwam zag ik echter dat de grote ramen dichtgetimmerd waren. Er hingen geen gekleurde banieren aan de stenen façade. Je kon duidelijk zien dat dit ooit een imposante entree was geweest.
Lege sokkels
Ik dacht terug aan mijn bezoek aan het Museum Kunstpalast in Düsseldorf een paar weken eerder. Bij het benaderen van de Kunstpalast kreeg ik het gevoel een sportarena te betreden. Gingen er zo trompetten spelen? Zouden er vlaggen worden gehesen zoals bij de Olympische Spelen? Het Kunstpalast werd in 1902 gebouwd voor een beurs en werd daarna aan kunstenaars overgedragen voor de tentoonstelling Artibus. Het opschrift op de façade leest: ‘Für die Kunst’.
De volgende dertig jaar werden gewijd aan de bouw van nieuwe tentoonstellingsruimten. Tezamen vormen ze het Erenhof, een soort cultureel plein. Vanaf 1928 bevond Düsseldorfs gehele kunstcollectie zich in deze gebouwen. In 1937 hebben de nazi’s zo’n negenhonderd werken daarvan geconfisqueerd en in 1938 vond de reizende tentoonstelling Entartete Kunst er plaats.
Buiten het Kunstpalast zag ik vier stenen sokkels die er al vanaf de bouw staan. Op de binnenste twee sokkels stonden figuratieve bronzen sculpturen, maar op de buitenste twee stond niets.
Tot 1937 werden deze lege sokkels gebruikt voor de beeldhouwwerken van Bernhard Sopher. Maar omdat hij door de nazi’s als ontaarde kunstenaar werd gezien, moest hij stoppen met zijn artistieke praktijk. In 1935 emigreerde hij daarom naar de Verenigde Staten.
Nu is er een bord bevestigd aan beide sokkels om de sculpturen die er ooit stonden te herdenken. Op beide borden zijn replica’s van de briefwisseling te zien tussen de curator van het museum en de burgemeester van Düsseldorf. In de eerste brief vraagt de curator aan de burgemeester wat hij moet doen met de achtergebleven sculpturen van Sopher. In de tweede brief, van tien maanden later, antwoordt de burgemeester dat ‘we de twee werken kunnen omsmelten zodat het brons beschikbaar wordt voor gebruik’.
Deze twee lege sokkels hebben niets weg vann Invisible Sculpture (1985) van Andy Warhol, of Untitled (A Curse) (1992) van Tom Friedman. Ze zijn meer als Rachel Whitereads bibliotheek, gemaakt door het museum na de oorlog.
Toen ik de sokkels bezocht lokte de leegte ervan uit om erop te klimmen. (Ssssst!) Ik keek uit over het Ehrenhof en stond op de uitkijk als het afwezig beeldhouwwerk. Ik keek naar rechts en zag mijn (gebeeldhouwde) vriend die was blijven staan. Ik raakte het koude steen van de sokkel waarop ik stond aan. Het voelde alsof er een geest in huisde. Was ik de sculptuur geworden die er niet langer stond?
In Luik kwamen deze geesten terug. Ik naderde duidelijk een verlaten museum. Ik liep de stenen trap op en stond voor de gigantische, dichtgetimmerde deuren. Ze waren hermetisch afgesloten. Ik zag dat er een deurbel hing. Raar, ja, maar ik belde aan. Ik hoorde de echo binnenin het gebouw en wachtte. Niemand deed open.
Ik ging op de trap zitten en maakte mezelf gereed voor de 34 minuten durende terugweg naar het station. De steen waarop ik zat voelde koud aan. Fijn, dacht ik bij mezelf, nóg een lege sokkel. Ik stond op en in een laatste wanhopige poging belde ik aan. Ik hoorde zware voetstappen dichterbij komen en hoorde vele sloten die werden opengemaakt. Een oude man opende de deur. Ik had hem duidelijk gestoord. ‘Is dit het MAMAC?’, vroeg ik. ‘Ja’, antwoordde de man in steenkolenengels. ‘Maar we hebben niets.’
1. Andreas Hüneke, ‘On the Trail of the Missing Masterpieces’, in: Stephanie Barron (red.), Degenerate Art: The Fate of the Avant-Garde in Nazi Germany, Los Angeles County Museum of Art, 1991
2. Lawrence Weiner, ‘Statements’ in: Charles Harrison, Paul Wood (red.), Art in Theory, Blackwell, 2008, p. 893-4
3. Richard Webb, ‘The Hole Story’, New Scientist 19, november 2011
4. Stephanie Barron, Degenerate Art: The Fate of the Avant-Garde in Nazi Germany, Los Angeles County Museum of Art, 1991
Nomi Mishkin
is kunstenaar en ontwerper