metropolis m

Ze is al veel langer feminist dan kunstenaar. Alex Martinis Roe beschouwt het netwerk als haar medium. Samen met allerlei groepen vrouwen probeert ze de geschiedenis van het feminisme nieuw leven in te blazen.

Feministische kunst heeft zich sinds de tweede feministische golf voornamelijk gericht op het lichaam van de kunstenaar en de relatie van het lichaam tot de mannelijke blik. Hoewel dat soort werk heel empathisch de eigen ervaring van het vrouw-zijn van de kunstenaar toont, haar lichaam als voertuig in de wereld, beweren sommigen dat het ter beschikking stellen van ons lichaam aan de blik er de facto zelf aan toegeeft. Dit soort feministische zelfportretten gaf – en geeft ons nog steeds – opmerkelijk werk van een veelvoud aan feministische kunstenaars, onder wie Hannah Wilke en Carolee Schneemann, en recenter Ann Hirsch en Amalia Ulman. Maar dit werk roept ook een volgend feministisch onderzoek in het leven: hoe kunnen we ons richten op het autonoom definiëren van onszelf, en de mannelijke blik ondermijnen, niet via de inhoud van het kunstwerk, maar door direct te werken met toeschouwers om die blik uit te dagen?

De Australische Alex Martinis Roe, die in Berlijn woont en werkt, werd zoals veel feministische kunstenaars aangetrokken door de mogelijkheid van performance om het lichaam te activeren, hoewel ze niet geïnteresseerd was in haar eigen lichaam maar in dat van de toeschouwer. Ze studeerde onder VALIE EXPORT aan de International Summer Academy of Fine Arts in Salzburg en heeft EXPORT’s werk heropgevoerd; niet alleen haar performances maar ook haar foto’s. Een ander vroeg werk, Free Associations (2010), vraagt toeschouwers hun onbewuste, associatieve gedachten publiekelijk op te schrijven met wit krijt op een wit krijtbord. Vijf krijtborden waren aan een muur gemonteerd waarop vijf performers met piepend krijt druk aan het schrijven waren, de blik van de toeschouwers op hen gericht, zo toont een video-opname van de performance. De geschreven associatieve gedachten op het bord waren onleesbaar, en de performance kan dus gezien worden als de omkering van de ultieme privéhandeling – het denken – in iets publiekelijks – het schrijven op een schoolbord. Die omkering werd in wezen vernietigd door de onzichtbaarheid van het geschrevene, maar dat gegeven benadrukte juist de onzichtbare spanning van het openbaren van persoonlijke gedachten.

Gesprek

Tijdens een recent atelierbezoek vertelde Martinis Roe me dat ze al veel langer feminist is dan kunstenaar, en dat dat misschien de reden is dat ze in haar recente werk het idee ondervraagt van wat kunst is of zou moeten zijn door middel van geringe materialiteit. In plaats van haar werk te categoriseren als performance of video, iets dat voor de hand zou liggen, dringt Martinis Roe erop aan dat haar gekozen medium eigenlijk het netwerk is, in het bijzonder menselijke netwerken, die tot op zekere hoogte ook de inhoud vormen. Haar werk gaat vaak over de geschiedenissen van het feminisme en de netwerken van theoretici, activisten en kunstenaars die deze geschiedenissen hebben geschreven. Ze probeert deze netwerken opnieuw op te zetten als een collectieve performance, video of zelfs via voorwerpen, met een bijzondere aandacht voor het omzetten van verschillende generationele soorten feminisme om een dialoog daartussen te bevorderen.

Het werk Genealogies; Frameworks for Exchange (2011-2012) krijgt vorm in verschillende media. In één daarvan heeft Martinis Roe online videogesprekken opgezet tussen mensen uit haar netwerk en hun feministische schrijvershelden, geïnspireerd door een interpersoonlijke uitwisseling met de feministische filosoof Luce Irigaray. Vertaald naar de tentoonstellingsruimte, toont Martinis Roe dit werk als een videodocumentatie van deze online videogesprekken samen met een ingelijste ansichtkaart die Irigaray haar heeft gestuurd. Maar het stuk wordt ook getoond in de vorm van een stapel boeken van vrouwelijke auteurs, geleend van de bibliotheek. Elk boek moet naast het boek van een auteur worden geplaatst waarmee de eerste auteur in gesprek is geweest of waaraan zij heeft gerefereerd in haar boek, om een fysiek netwerk van het feministische gedachtegoed op te bouwen. Het netwerk van boeken moet ook worden bijgewerkt wanneer een boek terug moet naar de bibliotheek; het is een zeer uitdagend werk om te onderhouden. Op de vraag of het werk ooit is aangekocht door een verzamelaar, zei ze al grappend: ‘Absoluut niet.’

Casco

Haar nieuwste werk is het resultaat van drie jaar inspanning en op dit moment te zien bij Casco in Utrecht. De kunstenaar omschrijft het werk als een ‘theory-practice history project’ dat ‘a particular genealogy of political practice among a number of different feminist communities’ onderzoekt. Het werk wordt gepresenteerd als een filminstallatie bestaande uit zes video’s die worden geprojecteerd op architecturale elementen bestaande uit met poeder gecoate stalen balken die er enigszins didactisch uitzien, als een schoolbord. De video’s tonen verschillende groepen feministen uit Roe’s generatie – zo rond de twintig, dertig en veertig jaar oud – die een script opvoeren dat is geschreven door de kunstenaar. Ze zegt over dit werk: ‘Ik werk direct met deze groepen, en een jongere generatie feministen om hen heen, om nieuwe collectieve praktijken voort te brengen op een performatieve manier door het vertellen van verhalen middels verschillende methoden, waaronder het observeren van participanten, het interviewen over mondelinge geschiedenis, archiefonderzoek en collaboratieve sociale praktijken. Daarnaast onderzoekt elk van deze films het interieur en architectonische ruimtes die worden gebruikt en zijn gemaakt door deze groepen, als een overpeinzing op de materialiteit van elk dispositief van hun politieke praktijken.’ In aanvulling op de video’s en de tentoonstellingsarchitectuur publiceert Martinis Roe een boek dat de genealogie uit de video’s toont en uitlegt hoe twintig politieke/pedagogische voorstellen voor feministische collectieve praktijken kunnen worden uitgewerkt. Ook heeft ze workshops opgezet rond de tentoonstelling en bijeenkomsten georganiseerd met universiteiten uit de steden waar de tentoonstelling te zien zal zijn, waaronder Londen, Bozen (Italië) en Sydney.

De genealogie van Martinis Roe traceert de geschiedenis van het sekseverschil en de nieuw-materialistische feministische filosofie, maar niet op een lineaire manier die ons iets leert over de feiten, namen en theorieën. In plaats van een vooruitgangsverhaal dat opgedeeld is in generaties (denk aan het verschil tussen Simone de Beauvoir en Rosi Braidotti), richten de video’s van Martinis Roe zich op de verwevenheid van deze twee stromingen. In iedere film wordt er op een andere groep gefocust, die op een of andere manier heeft bijgedragen aan deze geschiedenis of er een belangrijke rol in heeft gespeeld. In de films zitten verbindingspunten tussen de verschillende groepen. Er zijn zo veel overlappingen tussen de groepen, zelfs zo veel dat – samen met de hyperspecifieke bredere framing van het project – het bijna onmogelijk is voor de informele toeschouwer om het te volgen. Martinis Roe: ‘De verschillende groepen die in deze films aan bod komen zijn Milan Women’s Bookstore Collective, een netwerk van mensen die onderdeel waren van de Sydney Women’s Film Group en de opleiding algemene filosofie aan de Universiteit van Sydney in de late jaren zeventig en vroege jaren tachtig, psychanalyse en politiek in Parijs, vrouwenstudies van de Universiteit Utrecht (gericht op de jaren tachtig en negentig), en ook een paar groepen uit Barcelona uit de jaren negentig, die samen zijn gebracht door de groep Ca la Dona, om te kijken naar de manier waarop de groep DUODA aanknopingspunten met de groep uit Milaan had. Deze ideeën werden van een micropolitiek tot een macropolitiek in de stad. Ze hebben het zelfs tot de regering geschopt.’

De verschuiving van deze politiek, en de vrouwen die daarvoor hebben gezorgd, wordt niet als een feitengeschiedenis gebracht. Het gaat om vorm en inhoud: de presentatie van informatie in deze video’s is bedoeld om de notie van gezag uit traditionele historische vertellingen te ondermijnen, al wordt het bij het bekijken van de video’s duidelijk dat deze traditionele gezaghebbende vertellingsvormen ons zo in de greep hebben dat het soms moeilijk is om de informatie in Martinis Roe’s video’s te begrijpen. Er wordt veel gesproken in de video’s, en niet iedereen spreekt even goed Engels.

De langste film uit de serie, Our Future Network, duurt ongeveer een uur en toont een jongere groep vrouwen die in een retraite-achtige setting bezig is met het gezamenlijk verwerken van de feministische geschiedenis onderling en met andere vrouwen. De aanwijzingen die Martinis Roe ze geeft grenzen aan zelfhulpretoriek. ‘Wat je nu gaat doen is tien minuten doorbrengen met iemand die je niet kent en je bespreekt de volgende vragen: Wat heb je overwonnen de afgelopen tijd waar je trots op bent? Wat heb je bereikt waar je trots op bent? Wat heb je gedaan dat een positief effect op anderen had en dat door hen werd erkend?’

Vervolgens geeft in Proposition 5: a room of female references een naamloze actrice een ander voorstel: ‘Als in een groepssituatie iedereen een object meebrengt dat ze associëren met een vrouw die ze bewonderen, en ze een anekdote over haar vertellen, dan wordt deze collectieve ruimte gelinkt aan veel andere vrouwelijke ruimtes.’ De video toont vervolgens verschillende vrouwen die dergelijke voorwerpen van bewondering hebben meegebracht. Martinis Roe had een afbeelding van Elizabeth Grosz meegenomen, die veel vrouwen een bachelor in de filosofie gaf, ondanks het indienen van dingen als posters en films. Een andere deelnemer bracht een ketting mee van haar overgrootmoeder, weer een ander bracht een foto van een vrouw die brieven aan het Franse verzet doorgaf, enzovoorts. Dit deel van de video eindigt met het oplezen van een tekst van Milan Women’s Bookstore Collective, waarin Virginia Woolf wordt geciteerd die verklaart dat men om intellectueel werk te verrichten een eigen kamer nodig heeft. Door passages als deze worden we herinnerd aan de verschuiving in de vrouwelijke creatieve productie uit Virginia Woolfs tijd, waarin veel vrouwen werkten in afzondering, naar onze eigen tijd, waarin we een overdaad hebben aan geschiedenissen die we moeten onthouden, gereedschappen om te activeren en collectieve praktijken om na te spelen.

De enorme omvang van de gepresenteerde informatie in de video’s van Martinis Roe’s, de vele observaties en punten van kritiek (ik heb kort één aspect van een video genoemd, maar er zijn er zes meer) kan overweldigend aanvoelen voor de toeschouwer, maar het kijken naar deze collectieve verwerking als een daad van vrouwelijke solidariteit is absoluut de moeite waard.

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

 

Alex Martinis Roe
To Become Two
Casco, Utrecht
20.11.2016 t/m 29.01.2017

Karen Archey

is een curator en een criticus, Berlijn en New York

Recente artikelen