Waarom kunstenaars geen smartphone maken
In de kunstwereld wordt alom over de waarde van kunst gedebatteerd, nu een veranderende economie iedereen ertoe dwingt zich aan te passen aan een nieuwe tijd. Suki de Boer vraagt zich af wat de nieuwe eisen die aan kunst gesteld worden precies zijn en of ze er ooit gehoor aan kan en moet geven.
In recente debatten en tentoonstellingen is veel te doen om de (meer)waarde van kunst. De belangstelling hiervoor is na de kredietcrisis van 2008 enorm gegroeid. Er is een verkenning gaande van wat die waarde van kunst kan zijn binnen de post-fordistische samenleving. Dat wil zeggen de mondiale maatschappij, waarin de diensten- en informatiesector gericht op de consument de overhand heeft, boven de industriële maakindustrie. Economische en sociale invalshoeken worden daarbij ineengeschoven.
In bijvoorbeeld de tentoonstelling The End of Money in Witte de With (2011) werd de vraag ruim genomen en gekeken of er andere sociale verbanden zouden ontstaan wanneer geld niet meer van invloed op de samenleving zou zijn. Een soortgelijke benadering volgen de tentoonstellingsmakers van Call of the Mall die komende zomer in Utrecht te zien is. Ze zijn erin geïnteresseerd hoe kunstenaars vanuit hun ‘ondienstbare’ rol een alternatieve economie van menselijke interactie kunnen bieden. Winkelcentrum Hoog Catharijne is daarvoor een interessante tentoonstellingsplek. De primaire functie van de mall als winkelgebied lijkt immers door de opkomst van internetshopping op zijn retour. De uitbaters ervan zijn op zoek naar aanvullende functies, om een nieuw publiek te trekken.
SchuldenproblematiekEen opvallende terugkerende naam in het debat over de waarde van kunst is de socioloog Maurizio Lazzarato. Hij wordt veel geciteerd uit een boekje dat hij schreef over de schuldenproblematiek. Schatplichtig aan Marx gaat hij in op de relatie tussen schuld, (immateriële) arbeid en (cognitief) kapitalisme. In lijn met Lazzarato menen auteurs als Diedrich Diederichsen en Isabelle Graw (hoofdredacteur Texte zur Kunst) dat waarde steeds meer bepaald wordt door sociale arbeid. Onder dit containerbegrip verstaan ze al ons collaboreren, studeren, polemiseren, kopiëren en adoreren, in vooral de kunstscene. Ze wijden erover uit in het decembernummer The Question of Value van Texte zur Kunst (nr. 88, 2012).
In The Making of the Indebted Man (2012) schrijft Lazzarato dat schuld een structureel onderdeel is van de neoliberale politiek. In de fordistische samenleving was economie ingebed in een tastbare gemeenschap en het bijpassende verkeer van goederen. Tegenwoordig is alles losgekoppeld. Het gevolg is de onevenredige relatie van de schuldenaar tot zijn schuld. Deze is niet meer van hem maar ligt in de handen van speculanten. Hypotheken worden bijvoorbeeld gebundeld en opgesplitst en als derivaten verkocht op secundaire en tertiaire markten. Omwille van meer winst voor de schuldeiser komt de waarde van het derivaat daardoor verder af te staan van die van het daadwerkelijk onderpand (de prijs van het onroerend goed) van de schuldenaar.1
Dergelijke financiële constructies worden ook toegepast op de kunstmarkt. Neem bijvoorbeeld Fine Art Management Services Ltd. van oud Christie’s medewerker Philip Hoffman. In plaats van met hypotheken speculeert dit investeringsfonds met kunstwerken. Hierover schrijft Mark Taylor in Refiguring the Spiritual (2012, p. 12): ‘As trading accelerates, derivatives (fund shares) and underlying assets (artworks) are once again decoupled, creating a quasi-autonomous sphere of circulation signs in which value constantly fluctuates.’
In het debat over de waarde van kunst komen deze financiële ontwikkelingen maar weinig aan bod. Wat niet helemaal onlogisch is, omdat het ook buitengewoon ingewikkelde materie is. Het ontbreekt veel kunstenaars aan kennis en de nodige software om op hetzelfde immateriële niveau van de post-fordistische samenleving te opereren. Sommigen doen een poging, maar dan vooral om meer inzicht in de kwestie te krijgen. In opdracht van de Londense kunstorganisatie Artangel maakte bijvoorbeeld Melanie Gilligan Crisis in the Credit System (2008). Gesprekken met hedge-fundmanagers, bankiers, journalisten en activisten verwerkte ze in een vierdelige dramafilm, waarin medewerkers van een fictieve systeembank een rollenspel en brainstormsessie ondergaan met als doel strategieën te verzinnen om de financiële crisis het hoofd te bieden. Uiteindelijk blijkt de uitkomst voor de betrokkenen zeer onthutsend.
In Gilligans volgens een tv-soap gemodereerde film reflecteert ze op de ‘the strangeness of life today in which the financial abstractions that govern our lives appear to be collapsing.’2 Opgeteld bij de toch al vervreemdende werking van de bizarre infrastructuur van het schaduwbankieren, en de ingewikkelde derivatenhandel in combinatie met het exuberante gedrag van beurshandelaren en bankiers, lijkt dit kunstmatig inbouwen van vervreemding bijna op een tautologie. 3 Niettemin, stelt Gilligan, helpt fictie erbij datgene over de crisis te communiceren wat in documentaires nooit te zien is.
Onduidelijk is intussen tot wie Gilligan zich vooral richt: de betrokkenen, de kunstwereld of het algemene publiek? Ook onduidelijk is wat die ermee opschiet. Waarmee zich de vraag opdringt of ze zich wel voldoende rekenschap geeft van het eigen functioneren binnen het systeem waar ze op reflecteert. Alleen als kunstfilms als die van Gilligan een reflexieve kritiek op hun eigen functioneren binnen het post-fordisme opnemen, bieden ze een overstijgend inzicht waarmee achterliggende politiek-economische macrosystemen kunnen worden blootgelegd. Anders blijft het voor een heldere blik op de oorzaken en gevolgen van de crisis beter om naar ‘gewone’ documentaires als Inside Job (2010) van regisseur Charles Ferguson te kijken, of de verschillende aan de kredietcrisis gewijde afleveringen van VPRO’s Tegenlicht.
BitcoinDat de artistieke verkenning van alternatieve waardesystemen niet eenvoudig is, bewijst de ontwikkeling van de online-munteenheid Bitcoin. Tijdens een event (DIY Currencies, 28 maart 2013) van Impakt gaf kunstenaar Jeromil een presentatie over dit in 2009 tot stand gekomen do-it-yourself-geldsysteem. Bitcoin staat niet onder het beheer van een centrale overheid of financiële autoriteit, maar wordt door gebruikers onderling (peer-to-peer) gereguleerd. Zulke p2p-waardesystemen, waaronder crowdfunding, maskeren echter dat ook deze zich uiteindelijk niet kunnen onttrekken aan bestaande financiële infrastructuren en machtsinstituten. Bitcoin is nu bijvoorbeeld ook ontdekt door speculanten van de Londense City en het Amerikaanse Wall Street.4 Ze helpen bij de ontwikkeling van Bitcoin venture funds en allerlei handelsplatformen waar ingewikkelde handelsstrategieën en optieconstructies in Bitcoin kunnen worden toegepast. Het valutaproject neigt daardoor simpelweg te blijven steken in een soort online software-fetisjisme voor financiële insiders.
In The Net Delusion. The Dark Side of Internet Freedom (2011, p. xvii) waarschuwde Evgeny Morozov voor datgene wat hij blind ‘cyberutopisme’ noemt: ‘It is impossible to place the Internet at the heart of the enterprise of democracy promotion without risking the success of that very enterprise.’ In plaats van het zoeken naar alternatieven, zoals momenteel in kringen van kunst veelvuldig gebeurt, is het misschien zinvoller te kijken naar hoe bewerkbaar bedrijfsstructuren zijn. Inkapseling daarin blijkt namelijk op de lange duur onvermijdelijk.
Ook vanwege het feit dat alternatieve softwareprogramma’s niet lopen zonder tussenkomst van computerhardware, die in bezit is van grote bedrijven. Om een eigen versie van de smartphone te bouwen zijn essentiële grondstoffen als columbiet-tantaliet (coltan) nodig. Deze worden vaak onder schimmige omstandigheden in zwaar bevochten gebieden gedolven.5 Slechts enkele multinationals hebben toegang tot zulke kostbare grondstoffen voor onze apparaten. Samen met een handjevol systeembanken houden ze de uitdijende virtuele schuldeneconomie draaiende.
RobotiseringDe opkomst van smartphone en de drone representeert daarmee de digitalisering en robotisering van onze huidige samenleving. Hierin is elk individu op de millimeter on- en offline traceerbaar door tussenkomst van enkele grote bedrijven die nauw samenwerken met overheden. Tegelijkertijd wordt fysieke menselijke interactie ‘in real life’ vaak letterlijk en figuurlijk weggenomen. Technologische innovaties zijn in die zin verre van apolitieke implicaties. Zo worden veel aandelen tegenwoordig niet meer door mensenhanden verhandeld, maar in milliseconden door computer gegenereerde algoritmen: high-frequency trading. Bij een eventuele flash crash staat de mens hulpeloos toe te kijken en is het moeilijk te bepalen wie uiteindelijk verantwoordelijk is.
Voor de burger in de straat wordt de robotisering zichtbaar doordat allerlei taken die nu nog handmatig worden gedaan over een aantal jaar volledig zijn geautomatiseerd, zoals in de supermarkt het vakkenvullen en de kassawerkzaamheden. Dat betekent steeds minder banen voor lageropgeleiden. Zonder corrigerend beleid zullen daardoor de welvaartsverschillen toenemen. Waarschijnlijk zal dan een nog kleiner publiek geïnteresseerd zijn in de vraag naar de waarde van kunst.
In het licht van deze ontwikkelingen biedt de kunst, met al haar kritiek, een wat archaïsch beeld. Aantijgingen richting de nieuwe economie mogen rap over de tong gaan in debatten, maar als je de kunst zelf bekijkt vraag je je af of zij er wel in slaagt gelijke tred te houden met de post-fordistische samenleving. Terwijl onze alledaagse leefomgeving ondertussen grotendeels virtueel is geworden, bevinden de meeste kunstwerken zich nog in een andere tijd, en een andere economie. Het is in dat opzicht misschien veelzeggend dat na Joost Conijns op zichzelf al retro uitvinding van de Hout Auto (2002) nog geen enkele kunstenaar een artistieke pendant van de smartphone heeft gemaakt. Terwijl die de auto al lang vervangen heeft als belangrijkste vehikel van onze huidige westerse mobiliteit. De crisis in de Europese autobranche is hier welhaast symptomatisch voor.6
Het is in de kunst alsof de beeldhouwers uit de Griekse oudheid ons iets zouden kunnen vertellen over de huidige economische malaise. De meerwaarde van kunst voor de gemeenschapszin wordt pas inzichtelijk wanneer het op een niveau kan functioneren evenredig aan de alomvattende (virtuele) producten en diensten die toegesneden zijn op het geatomiseerde individu. Zo ver is de kunstwereld nog niet.
Suki (R.S. de Boer)
Conceptueel kunstenaar en promovendus aan de VU Amsterdam
Noten
1 Verwijzend naar econoom André Orléans meent Lazzarato dat we van een fordistische regeling die de schuldenaar (debiteur) bevoorrecht, naar een financiële regeling zijn gegaan, die de prioriteit geeft aan de schuldeiser (crediteur)
2 Zie website: http://www.crisisinthecreditsystem.org.uk/about.html, geraadpleegd 26 maart 2013
3 Vergelijk: Financial Stability Board, Global Shadow Banking Monitoring Report 2012, Basel, 18 november 2012. OECD, Addressing Base Erosion and Profit Shifting, OECD Publishing 2013. Martin van Geest, Joost van Kleef, Henk Willem Smits, Het belastingparadijs. Waarom niemand hier belasting betaalt —behalve u, Uitgeverij Business Contact 2013
4 Vergelijk: Eric Smit, ‘Mysterie rond Bitcoinbedenker opgelost?’, Follow the Money, donderdag 6 oktober 2011. Stijn Demeester, ‘Virtuele munt Bitcoin nieuw speeltje van Londense City; Wat is bitcoin?’ De Tijd, woensdag 4 april 2012.
5 Vergelijk: Toon Beemsterboer, ‘Milities vechten om de schatten van Oost-Congo’, NRC Handelsblad, maandag 26 november 2012
Mark Schenkel, ‘Stem van God en van de gewapende groepen’, Financieele Dagblad, woensdag 28 november 2012
6 Zie bijvoorbeeld: ‘E&Y en KPMG: Autobranche in grootste crisis sinds ’93’, Consultancy News, 25 februari 2013
Suki de Boer