Waarom projectruimtes?
In vrijwel elk Nederlands museum voor moderne en hedendaagse kunst tref je er tegenwoordig een aan: de projectruimte. De vraag is welke functie die heeft. Is het een kraamkamer, laboratorium, of het voorportaal van de canonisering? Of is het misschien, oneerbiedig gezegd, een schaamlap voor een gebrekkige museale focus op de actualiteit?
Direct achter de garderobecarrousel van Studio Wieki Somers, in het gratis toegankelijk entreegebied van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, bevindt zich de Willem van der Vorm Galerij. Boijmans organiseert er sinds 2013 de expositiereeks Sensory Spaces, waarvoor om de vier maanden een kunstenaar wordt uitgenodigd om een site-specifieke installatie te maken. Cultuurfonds AMMODO bekostigt de reeks drie jaar lang. Na eerdere edities met Oscar Tuazon, Sabine Hornig en Elad Lassry, is momenteel de beurt aan Liu Wei. ‘Het is een moeilijke ruimte’, vertelt curator Noor Mertens, die samen met Saskia van Kampen-Prein en Francesco Stocchi verantwoordelijk is voor de programmering. ‘Zij bestaat in principe uit twee lange wanden, in de aangrenzende ruimte is Richard Serra’s sculptuur Waxing Arcs zichtbaar en vanuit het trappenhuis weerklinkt soms de video-installatie van Pipilotti Rist. Kortom, het is een ruimte, maar ook geen ruimte. Wij vragen kunstenaars om hem naar eigen hand te zetten.’
De interventies van de kunstenaars verschillen sterk van karakter. Daar waar Elad Lassry een ‘white cube’ bouwde om zijn foto’s in te installeren, daar gaat Liu Wei met zijn sculpturen van bouwmaterialen als glas, hout, ijzer en roestvast staal zelfverzekerd de confrontatie aan met Richard Serra. Hoe worden de deelnemende kunstenaars eigenlijk geselecteerd? ‘We willen dat het project zin heeft voor de kunstenaars zelf’, legt Mertens uit. ‘We nodigen daarom sowieso geen kunstenaars uit die aan de lopende band dit soort projecten doen. Verder richten we ons op kunstenaars die al even meedraaien, maar wier werk nog nauwelijks in Nederland is getoond. Ook publiceren we bij elke editie een brochure met daarin ruimte voor reflectie. Helaas besteedt de pers weinig aandacht aan Sensory Spaces. Kleine tentoonstellingen hebben een beperkt pr-budget in vergelijking met zogenaamde blockbusters, maar ze zijn zeker niet altijd minder ambitieus.’
Kan het ermee te maken hebben dat de Willem van der Vorm Galerij, met haar ligging achter kassa en garderobe, enigszins is losgezongen van de rest van het museum, vraag ik Mertens. Is het een stiefkindje? ‘Nee’, antwoordt ze. ‘Het is nu eenmaal een ruimte die zich goed leent voor opzichzelfstaande, site-specifieke projecten. Daar zijn er meerdere van in het museum, neem bijvoorbeeld het trappenhuis met daarin de permanente installatie van Rist. De Galerij wordt druk bezocht omdat hij dichtbij de entree ligt en iedereen er zonder toegangsbewijs in kan lopen. Zelfs eten is er toegestaan. Wij wijzen kunstenaars daar ook altijd op: vergeet vooral niet dat er per dag zo’n 500 tot 1000 bezoekers op je installatie afkomen.’
Zes maanden in beweging
Ook de projectruimte van het Van Abbemuseum in Eindhoven is gratis toegankelijk. In de ovaalvormige, onoverdekte ruimte tussen de hal en het museumcafé – ooit ontworpen als een buitentuin om sculpturen te tonen – is sinds 2009 Het Oog gevestigd, een plek voor kunstenaars om gedurende een periode van zes maanden een werk uit te voeren. ‘In het begin nodigden we steeds relatief jonge kunstenaars uit die we graag eens wilden uitlichten, maar het leeftijdscriterium is gaandeweg wat minder belangrijk geworden’, vertelt curator Steven ten Thije, die verantwoordelijk is voor de huidige editie met het project Radio Balzac van Arnoud Holleman. ‘Als museum gaan wij het liefst langdurige relaties aan met kunstenaars. De projectruimte geeft ons niet alleen de kans om een relatie met een kunstenaar aan te gaan, maar ook om haar verder uit te bouwen.’
Bijzonder aan Het Oog is dat de projecten tijdens de tentoonstellingsperiode in ontwikkeling blijven. Antonis Pittas investeerde tot nu toe de meeste tijd: elke vrijdag kwam hij een nieuwe oneliner aanbrengen op de wand. Het Oog fungeert in zekere zin als een atelier aan huis. Worden de projecten ook door het museum aangekocht? ‘Nee, vrijwel nooit,’ vertelt Ten Thije, ‘omdat we ze vaak alleen in Het Oog zouden kunnen tonen. We zien het als een plek waar een kunstenaar kan experimenteren. Voor kunstenaars is dat een uitdaging: je krijgt de beschikking over één ruimte en wordt gedwongen om je werk precies af te stellen op de dwingende architectuur ervan. Daarnaast moet het zes maanden levend blijven en dat vraagt van zowel de kunstenaar als van het museum een bijzondere inspanning.’
Sinds 2012 ondersteunt Stichting Niemeijer Fonds de programmering, in ruil waarvoor Het Oog een half jaar ter beschikking staat van de winnaar van de Theodora Niemeijerprijs – een stimuleringsprijs die eens in de twee jaar aan een vrouwelijke kunstenaar wordt uitgereikt. Sarah van Sonsbeeck was in 2012 de eerste winnaar, Sachi Miyachi werd afgelopen juli uitgeroepen tot haar opvolger. Een andere nieuwe ontwikkeling is dat tegenwoordig ook de wand tussen Het Oog en het museumcafé wordt gebruikt om werk te tonen. ‘Er ontstaat daardoor een dialoog’, legt Ten Thije uit. ‘Het Oog staat nadrukkelijk niet los van de rest van het museum.’
Waan van de dag
Op de eerste verdieping van het Gemeentemuseum in Den Haag bevindt zich de oudste projectruimte in Nederland, de Projektenzaal. Door Berlage ontworpen als beeldenzaal werd hij in 1992 in gebruik genomen als ruimte voor site-specifiek werk. ‘Voordat ik naar Den Haag kwam, werkte ik bij Le Magasin in Grenoble’, vertelt Franz Kaiser, als curator jarenlang verantwoordelijk voor de programmering. ‘In Le Magasin nodigden we kunstenaars uit om op de door Eiffel ontworpen twintig meter hoge ruimte te reageren. John Baldessari, Robert Barry, Sol LeWitt, Richard Long, Lawrence Weiner, ze waren er allemaal en vonden het stuk voor stuk een enorme uitdaging. In Den Haag heb ik dat programma eigenlijk op kleinere schaal voortgezet.’
Waarom is ervoor gekozen om dat in de beeldenzaal te doen? ‘Allereerst omdat die ruimte door Berlage bedoeld was voor driedimensionaal werk. Schilderijen zijn er niet goed op hun plaats. Verder speelde er ook een didactische overweging mee. In de vleugels aan weerszijden van de Projektenzaal wordt klassiek-moderne kunst getoond. Ik wilde bezoekers graag plotseling met eigentijdse kunst confronteren en ze zo dwingen om te schakelen. De opzet is overigens nooit geweest om onervaren, beginnende kunstenaars te tonen. Om met de nadrukkelijk aanwezige architectuur van Berlage iets overtuigends te doen, moet een kunstenaar natuurlijk wel enige ervaring hebben.’
In de jaren negentig was de Projektenzaal dé plek in het Gemeentemuseum om eigentijdse kunst te zien. Met het aantreden van Wim van Krimpen als directeur in 2001 deed de actualiteit ook in de rest van het museum haar intrede. Vooral in de nieuwe dependance, het GEM. Is de Projektenzaal niet overbodig geworden? ‘In het museum wordt de eigentijdse kunst in een historische context geplaatst’, vertelt Kaiser. ‘Voegt het werk iets toe of niet? Is het misschien zelfs sterker dan eerder werk? Eigentijds werk krijgt er een andere diepte.’ Kaiser neemt afstand van de waan van de dag. ‘Hedendaags is natuurlijk sexy. Soms te sexy, zou ik zeggen. Als museum hoef je niet als eerste in de rij te staan voor een jonge kunstenaar. Laat hem of haar zich eerst maar bewijzen bij een presentatie-instelling en in de kunstmarkt. Toch zijn we niet wereldvreemd: we tonen momenteel Thomas Houseago in de Projektenzaal en beneden zijn Damien Hirst en Jürgen Partenheimer te zien.’
Het valt op hoe zelden de projectruimtes broedplaatsen van nieuw talent zijn. De conservatoren kiezen geen onervaren kunstenaars, maar kunstenaars die zich reeds hebben bewezen en de vaak lastige ruimte aankunnen. Wat niet wegneemt dat instroom van nieuw bloed binnen het museum een belangrijk motief voor het bestaan van de projectruimtes blijft, zij het weloverwogen en altijd bezien vanuit de collectie. In alle musea zijn de projectruimtes vrijplaatsen voor het tentoonstellingsexperiment, waar de kunstenaars dingen kunnen doen die elders in het museum niet snel mogelijk zijn. Ook al worden niet alle projecten verworven, ze verfijnen wel het samenspel tussen de kunst van binnen en buiten het museum.
Niels van Maanen is kunsthistoricus en –criticus
Siobhán HapaskaMuseum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
11.10 t/m 25.01.2015
Het Oog – Jan van ToornVan Abbemuseum
27.09 t/m 18.01.2015
De Ateliers Debuut serie – Alex DordoyGemeentemuseum, Den Haag
29.08 t/m 23.11
Niels van Maanen