metropolis m

Wachten op schaduw
De stad als tableaux vivant

Als de theatermakers Lotte van den Berg en Benjamin Verdonck en de beeldend kunstenaar Pauline Oltheten iets gemeen hebben is het hun voorliefde voor de choreografie van de straat. In de geest van de Situationisten ontdekken ze de poëzie van het alledaagse, die ze registreren dan wel voorzichtig imiteren of onderbrengen in een eigen regie. Anders dan hun beroemde voorgangers lijkt dit werk niet erg maatschappijkritisch. Hun interesse is meer algemeen van aard, een oproep tot aandacht.

Het zijn die bijzondere momenten, u kent het ongetwijfeld. Dat moment op een doordeweekse dag, wanneer u op uw geijkte parcours door de stad plots bevangen wordt door de emotie van een klein gebaar. Dat moment waarop de wolken breken en het ver-anderende licht uw vertrouwde stad plots een surrealistische aanblik geeft, en u de pas inhoudt, zich opeens bewust van het stuwende ritme van de mensenbeweging rondom u, de pulserende hartslag van een stad in beweging. Ik heb het over de bijzondere momenten die u met een flikkering uit uw dagelijks gepeins halen, een blik die de uwe kruist, de kromming van een ruggengraat, of de eenvoud van een gebaar. Of die oeroude taferelen uit het collectief stadsgeheugen, van mensen gezeten op een bankje, hangend tegen een bushalte of slenterend langs veelbelovende etalages, als scènes uit een film. De stad als tableau vivant.

In het gedicht À une passante geeft Charles Baudelaire zeer beeldend uiting aan deze verscherpte beleving van een essentie te midden van de anonimiteit van de grootstedelijke ervaring. Meegevoerd op de deining van de mensenzee kruist een onbekende vrouw de blik van de dichter, om daarna weer in de massa te verdwijnen. Dat hij haar waarschijnlijk ‘nooit meer, misschien!’ zal terugzien versterkt net de intensiteit van de ervaring. Op dat ene, kortstondige ogenblik manifesteert de ware hartstocht zich in al zijn hevigheid.

Het zijn die momenten, waarop u met verbazing de dingen plotseling veel scherper ziet, dingen ziet waaraan u voordien altijd voorbijliep, waar het theatermakers als Lotte van den Berg, Benjamin Verdonck en beeldend kunstenaar Paulien Oltheten om gaat. Vanuit een fascinatie voor het echte leven flirten ze met hun theatrale ingrepen met de realiteit van alledaagse gebeurtenissen in de stad.

Theater op straat is niets nieuws, de straat is altijd al een geliefd actieterrein en onderwerp geweest van kunstenaars. Het zijn hun motieven die verschillen, net als hun vormen: om uit de muren en conventies van bestaande instituten te breken, om een nieuwe verhouding met het publiek op te zoeken, of om de band tussen kunst en leven aan te scherpen.

Kijkdoos

Theatermaker Lotte van den Berg (1975) plaatst haar voorstellingen midden in de wereld. Ze werkt vaak op locatie, om zichzelf uit te dagen zich voortdurend te verhouden tot de dingen die gebeuren en de mensen om zich heen. Vanuit die gevoeligheid voor mens en wereld tracht ze theater te maken ‘dat er werkelijk toe doet’. Haar maatschappelijk engagement vertaalt zich niet in grote woorden, maar in wat ze zelf een ‘stille opstand’ noemt. Het is een opstand die meer ‘van binnenuit’ komt. Van den Berg pleit voor aandacht en stilte. Theater zet ze in als middel om te proberen de dingen die we als belangrijk ervaren, maar waarover we zelden durven te praten, in beelden te vatten, hoe twijfelend ook. Het gaat haar om momenten waarachter een manier van kijken of een mentaliteit schuilgaan.

Van den Berg maakte onder andere Het blauwe uur (2003), een voorstelling midden op straat bij het krieken van de dag. De voorstellingen Braakland (2004) en Begijnenstraat 42 (2004) vonden plaats op een onbestemd verlaten terrein en in de gevangenis van Antwerpen. Hier ontwikkelde ze een eigen, gestileerde beeldtaal die vertrekt vanuit haarscherpe observaties van menselijk handelen. Ze destilleert details die zo tekenend zijn, dat ze ontdaan van elke anekdotiek een essentie lijken aan te raken, een oogopslag, een weifelend gebaar of een half open mond.

Met haar laatste voorstelling Gerucht (2007), die vol lof werd onthaald op Festival aan de Werf 2007, plaatst Van den Berg haar publiek in een geluiddichte houten box en liet hen door een spiegelglazen wand naar de wereld buiten kijken. Er werden ook acteurs ingezet voor ‘het schouwspel’ dat het publiek te zien kreeg, maar hun bijdrage was miniem, er werden buiten in het straatbeeld slechts enkele narratieve lijnen door hen uitgezet. Daardoor verlegde Van den Berg de aandacht van het verhaal naar de straat en leidde ze de blik naar de alledaagse bewegingen van een druk verkeersplein. De acteurs werden de bemiddelaars van het echte leven. Een man jogt voorbij, een oud vrouwtje steekt schoorvoetend de straat over, een moeder roept haar kind bij zich. De voorstelling haakt zich zo in de werkelijkheid van de stad. Van den Berg trekt een kader rond die werkelijkheid waardoor gewone dingen er plots bijzonder uitzien. De glazen wand werkt als een filter dat de gebeurtenissen en bewegingen anders kleurt. Sommige momenten worden met een flard klassieke muziek geïntensiveerd, waardoor het verkeersplein plots een emotie wordt, dan weer is de soundtrack van de stad versterkt in de box hoorbaar. De stad opent zich dankzij dit kader tot een poëtisch tableau vivant, dat zich als een film voor de toeschouwer afspeelt.

Betrapt

Ook beeldend kunstenaar Paulien Oltheten (1982) heeft een uitgesproken liefde voor die momenten waarop de werkelijkheid van de straat zich in een verhevigde vorm aandient en tracht deze met haar camera vast te leggen. Op haar dwaaltochten ervaart ze de stad als cinema. Gewapend met foto- en video-camera skate of flaneert ze door de straten, op zoek naar die momenten waarop alles ‘als was het afgesproken’ verloopt: een simultane beweging of gebaar, een vreemde houding of een onbegrijpelijk gestrekt been. Als een antropoloog let ze op opvallende details in het gedrag en de bewegingen van mensen op straat. Hoe mensen zitten bijvoorbeeld, en hoe dat zitten te maken heeft met het object waarop men zit: een scheef bankje, een trap of een stapel tapijten. Of het onregelmatig zwiepen van een paardentaart van iemand met een mank been. Beelden die ze soms veel later in haar studio voorziet van aantekeningen en schetsen.

Deze uitgebreide verzameling observaties van gedrag en beweging werd recent ontsloten in het boek Theorie van de straat. Net zoals bij haar exposities schikt Oltheten beeldenreeksen van mensen die zitten, liggen, leunen, hangen of ergens tegenaan staan, schijnbaar willekeurig naast elkaar. Aan de hand van kleine opschriften en schetsen maakt ze de kijker wegwijs in haar wereld en geeft ze letterlijk instructies hoe te kijken. ‘Naast elkaar gehangen gaat het om voeten’, verklaart ze haar keuze om twee beelden samen te brengen. Bij een foto waarin is ingezoomd op tientallen voeten die allemaal binnen een rechthoekige schaduw staan noteert ze: ‘ik heb gewacht tot hij in de schaduw ging staan’. Ofschoon ze een bijzondere gevoeligheid heeft voor de esthetiek van toevallige gebeurtenissen, schrikt ze er niet voor terug de straatbeelden te ensceneren voor ze die fotografeert. ‘Ik heb ze gevraagd te leunen, ze stonden namelijk recht (wat minder mooi was)’, schrijft ze bijna verontschuldigend bij de simultane buiging van twee dames achter een drankstalletje. Dit opschrift ontstond vanuit een twijfel over het beeld zelf, aldus Oltheten. ‘Door die tekst eronder te schrijven, ontstond er ineens iets nieuws. Dit was mijn eerste tekst bij een foto.’ Toen besloot ze al haar twijfels te gaan gebruiken als rode draad waaraan ze haar foto’s en filmpjes vast kon rijgen.

Ofschoon de beelden scherpe waarnemingen uit de werkelijkheid van de stad tonen, verraden ze een eigenzinnige kijk op die wereld. Net als bij Van den Berg bieden de gestileerde beelden een gekanteld kader op de werkelijkheid. Een typerende houding, kleine gestes, triviale handelingen, vluchtige details uit het leven van alledag. Door de gefilterde blik van Oltheten worden ze opgeladen met nieuwe betekenissen en verhalen. ‘Zal ik dan maar zeggen wat me de pas doet inhouden?’, schrijft fotograaf Hans Aarsman in de inleiding van het boek. ‘Het is het leven gezien door de ogen der verwondering. De verwondering die onderzoekend én impulsief én nieuwsgierig is.’

Nest

Ook theatermaker Benjamin Verdonck (1972) trekt naast zijn werk in de schouwburg regelmatig de stad in om met theatrale acties de confrontatie met het echte leven aan te gaan. Deze acties waarin hij ‘de kracht en functies van theatraliteit in de openbare ruimte onderzoekt’ groepeert hij onder de titel Theatrale akties in een publieke domeincyclus. De veilige theaterzaal en zijn reeds overtuigde theaterpubliek ruilt hij in voor de straat met als bescheiden intentie ‘het traject van de passant met enkele graden af te buigen.’

Veel van zijn acties hebben hun wortels in een sociale beweging die begin jaren negentig in Antwerpen ontstond. Verdonck zocht een manier om zich op een theatrale manier te engageren, ‘zonder te roepen: ik ben ertegen’. Hij onderzoekt het politieke draagvlak van theater, maar tracht zijn sociaal engagement te theatraliseren op een niet-militante manier. Met ongewone situaties of mooie, niet direct leesbare beelden wil Verdonck verwondering wekken, reacties uitlokken door iets vreemds in het alledaagse binnen te brengen.

Buiten in de openbare ruimte bouwt Verdonck ‘woningen’, speelplatformen voor zijn acties. Een boomhut bijvoorbeeld, die hij in de loop van zijn verblijf ombouwt tot een zwaan om weg te vliegen tijdens het fête d’envol (Bara-ke, 2000) midden in het no man’s land van een verwaarloosde wijk in Anderlecht. Of een levensgroot zwaluwnest dat op 31 meter hoogte tegen de gevel van het Brussels Administratief Centrum werd bevestigd, om van daaruit een zeven dagen durende toneelvoorstelling te spelen (hirondelle/dooi vogeltje/the great swallow, 2004). Het nest, dat zich als een vreemd gezwel ontpopt tegen de strakke, blinkende architectuur, werkt als een bevreemdend obstakel op het traject van de passant. Met een theatrale ingreep wil Verdonck dit traject ontregelen en het verstrooide, vluchtige kijken van de passant prikkelen. Hij nodigt de toevallige voorbijganger uit om letterlijk en figuurlijk even stil te staan door hem een geschenk aan te bieden – een mooi, onverwacht en absurd beeld in de stedelijke ruimte.

De gekantelde blik

Deze drie makers zijn niet de eersten die met theatrale ingrepen in de openbare ruimte de grens tussen spel en werkelijkheid aftasten. De situationisten beoogden in de jaren zestig al niet minder dan het poëtisch maken van de wereld met hun dérives; dwaaltochten door Parijs langs braakliggende terreinen, buitenwijken en kroegen. Omzwervingen die een ander gezicht van de stad openbaarden, chaotisch en onvoorspelbaar. Het verhevigde bewustzijn van de invloeden die de stedelijke omgeving uitoefent, moest een kritische ondervraging van bestaande sociale condities uitlokken. Hun agenda was uitgesproken politiek. Net zoals het Invisible Theatre van de Braziliaanse theatermaker Augusto Boal uit jaren zeventig, dat voornamelijk een didactisch project was. Met ‘onzichtbare’ acties in de publieke ruimte wilde Boal zijn onbewuste publiek tot reacties uitlokken, zonder dat zij zich van het spelkarakter van het gebeuren bewust waren.

Hoewel de artistieke interventies van Van den Berg, Oltheten en Verdonck wel degelijk van een maatschappelijke betrokkenheid getuigen, zijn hun acties in de openbare ruimte veel minder programmatisch. Deze huidige generatie makers trekt de straat op met een meer bescheiden intentie, vanuit een innerlijke noodzaak om zich tot de mens en de wereld om zich heen te verhouden. Ze kiezen om te werken op levendige plekken omdat ze werk willen maken dat in direct contact staat met het leven waarop ze reageren. Ze bieden een gekaderde blik, niet om het zogenaamde theatrale karakter van dat openbaar leven aan de kaak te stellen, of de enscenering van een spektakelmaatschappij, maar vooral om het kijken te intensiveren. De focus wordt verlegd, de alledaagse blik gekanteld, waardoor de werkelijkheid zich in een verhevigde vorm manifesteert, als een filmische droom. Het verheft het leven van de stad even uit zijn alledaagsheid tot een bijzonder moment dat het waard is om gezien te worden.

Benjamin Verdonck en Lotte van den Berg zijn beiden verbonden aan het Toneelhuis in Antwerpen. Informatie over lopende voorstellingen is te vinden op:

www.toneelhuis.be en www.benjamin-verdonck.be

Paulien Oltheten, Theorie van de straat, NAi Publishers, Rotterdam 2007. ISBN 978-90-5662-597-9

Werk van Paulien Oltheten is te zien op Pages, Nederlands Fotomuseum Rotterdam, 9 februari t/m 2 maart.

Recente artikelen