WACK!
Art and the Feminist Revolution
De eerste indruk van de tentoonstelling van Wack! Art and the Feminist Revolution in een groot voormalig warenhuis waar een van de dependances van het LA MOCA is gevestigd, is die van een, vergeef de feminiene vergelijking, bloemenwei. In de grote en hoge hal is een doolhof van losse muren geplaatst en al zou je verwachten dat dit een beursgevoel geeft, het tegendeel is waar.
Dankzij de kwaliteit van de werken, word je als bezoeker meteen meegezogen in het verhaal van de feministische revolutie uit de jaren zestig en zeventig. De tentoonstelling ontkracht het eendimensionale beeld van de feministische kunstenaar die altijd in media als performance, video en textiel zijn uitdrukkingsvorm zou kiezen en de aandacht zou vestigen op het essentialistisch zoeken naar ‘de vrouw’, met alle aandacht voor (zelf)mutilatie, menstruatie en meer ‘huiselijke’ zaken. Op de tentoonstelling zijn fotowerken, sculpturen, veel schilderkunst, collages, tekeningen, installaties en documentair materiaal te zien. Daardoorheen staan vrij terughoudend sokkels opgesteld met monitors waarop videoprogramma’s te zien zijn. Als geheel geeft de tentoonstelling een goed inzicht in hoe groot de variëteit aan praktijken was binnen de feministische kunst. Ze toont daarbij overtuigend aan hoe feministische kunst op een voorbeeldstellende wijze in staat is geweest zich over onze wereld uit te spreken.
WACK! Art and the Feminist Revolution is een project waaraan curator Connie Butler zes (!) jaar geleden is begonnen en dat dit voorjaar te zien was in Los Angeles en in 2007-2009 nog zal doorreizen naar Washington, New York en Vancouver. Er waren verschillende redenen voor Butler om dit onderzoek te initiëren, maar een directe aanleiding was de constatering hoezeer praktijken midden jaren negentig in New York beïnvloed zijn door het werk van een aantal kunstenaars dat in de exuberante emancipatiegolf van de jaren zestig en zeventig tot ontwikkeling kwam. Zo resoneert volgens Butler in de performance Loving Care (1993) van Janine Antoni, waarin ze haar met verf ingesmeerde haar over de vloer sleept, de gegoten schilderijen/sculpturen (1968-70) van Lynda Benglis, waarin deze reageerde op de heroïsche status van abstract expressionisme en de action painting. En is Matthew Barneys, overigens in feministische kring controversiële werk, ondenkbaar zonder Ulrike Ottingers Freak Orlando (1981) en Adrian Pipers Mythic Being performances (1972-75). Het is Butlers ambitie om met deze tentoonstelling zichtbaar te maken hoezeer het feminisme de hedendaagse kunstpraktijk heeft veranderd. Zo heeft het feminisme een essentiële rol gespeeld bij het ontwikkelen van institutionele kritiek (in de breedste zin van het woord) en met haar pleidooi voor ‘inclusiveness’ heeft zij de complexiteit van het gebruik van de termen ideologie, ras, sekse en religie onderkend, wat tot op de dag van vandaag een wezenlijk besef is binnen onze globale cultuurproductie en -receptie.
Maar wat is feminisme? En wat is feministische kunst? Butler gaat uit van de definitie die Peggy Phelan geeft in het in 2001 gepubliceerde boek Art and Feminism. Phelan hanteert daarin een tamelijk rechttoe rechtaan definitie, wars van de academische feministische theorie uit de jaren tachtig en negentig, die steeds complexer, maar in Phelans optiek ook precieuzer (want in haar ogen te omzeilende) werd. Phelan stelt: ‘Feminisme is de overtuiging dat het geslacht altijd een fundamentele categorie is geweest, die nog steeds de organisatie van onze cultuur bepaalt. Sterker nog, dat het patroon van deze organisatie vaak mannen prefereert boven vrouwen.’ In de begeleidende catalogus worden de maar liefst 125 op de tentoonstelling vertegenwoordigde praktijken van vrouwelijke kunstenaars en kunstenaarsgroeperingen gedocumenteerd, die vorm trachten te geven aan dit uitgangspunt, actief in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Frankrijk, Polen en Denemarken, maar ook in Zuid-Amerika en Japan.
Er zijn opvallend veel schilders in de tentoonstelling vertegenwoordigd. Naast het conceptuele schilderwerk van Louise Fishman en Lee Lozano, en de prachtige werken van figuratief schilderende kunstenaars als Maria Lassnig, Alice Neel, Sylvia Sleigh, Joan Semmel en Jay DeFeo, zijn ook (semi)abstract werkende schilders goed vertegenwoordigd met exponenten als Lynda Benglis, Joan Snyder, Miriam Schapiro, Nasreen Mohamedi, Zarina, Mary Heilman, Judy Chicago en Howardena Pindell. Verrassend is dat de overtuiging dat sekse een fundamentele categorie is voor de inrichting van cultuur, in de tentoonstelling het meest duidelijk wordt in schilderkunst: de discipline die binnen de algehele liberalisering van die tijd het meest ongemakkelijk lag. En dat verder abstractie als stroming het meest in het oog springt, die zich uitgerekend erop liet voorstaan sekseloos te zijn.
Ondanks de problematische status en neergaande reputatie van schilderkunst, bleef menig feministisch kunstenaar schilderen. Mary Heilman bijvoorbeeld, van wie enkele schilderijen zijn te zien. Save the Last Dance for Me roept reminiscenties op aan Malevich’ zwarte vierkant, dat in Heilmans interpretatie een landschap wordt waarop drie helroze rechthoeken bewegen. Joan Snyder daarentegen opereerde in de abstract expressionistische traditie. In het doek A Letter to My Female Friends Love, Joan (1972) wordt het beeldvlak gevuld door een overall patroon van kleurrijke, gegesticuleerde toetsen die, de titel indachtig, zich als beeldtaal laten interpreteren. Je kunt beide schilders en hun spel met kleuren en persoonlijke patronen afdoen als ‘punks’ omdat ze met hun werken de heersende norm ondermijnden, die stelde dat alles wat verwijst naar iets búiten het schilderij taboe is. Maar er stond en staat meer op het spel. Door hun authentieke benadering van abstracte schilderkunst gaven deze kunstenaars, de problematische positie van dit medium en deze stroming ten spijt, invulling en reliëf aan het feministische parool: ‘het persoonlijke is politiek’. En door die specifieke benadering gaven zij aan het modernisme een nieuw perspectief. Want is de algemene teneur dat de notie van moderniteit heeft gefaald, bij het zien van deze schilderijen anno 2007 wordt juist dat andere kenmerk van modernisme, namelijk haar proclamatie van de noodzaak van idealen, kracht bijgezet.
Connie Butler heeft de tentoonstelling WACK! genoemd, verwijzend naar de vele afkortingen van vrouwenbewegingen die zich met politiek en kunst bezighielden. Destijds was er in de Verenigde Staten de AWC (de Art Workers Coalition), de WAR (Women Artists in Revolution), de WAC (Woman’s Action Coalition), de WITCH (Women’s International Terrorist Conspiracy from Hell), de WCA (Women’s Caucus for Art) en de WASBAL (Women, Students, and Artists for Black Art Liberation). Tegelijkertijd betekent ‘wack’, gek, mislukt en gabber. ‘Whack’, met een h, betekent mep of klets, ‘out of whack’ betekent defect, kapot, niet goed afgesteld en ‘whack off’ betekent zich aftrekken. Met deze agressieve en seksuele connotaties wil Butler het feminisme haar affront tegen het patriarchale systeem benadrukken. Maar ook kun je in deze titelkeuze lezen dat het feminisme altijd kritisch wordt bekeken en beoordeeld wordt als hebbende gefaald. Maatschappelijk gezien valt daarover te discussiëren. Maar gaat het om het feminisme in de kunst, dan toont deze tentoonstelling zonder twijfel aan: ‘don’t look at the received wisdom, look at the data!’
Frédérique Bergholtz