What happened to them at Surinam…
Tape van beige papier die in stukken is gescheurd om de naam te spellen van een van mijn beste vrienden: Nat. Ik realiseerde me ineens dat ik haar al een tijdje niet had gezien. Ze woont in Rotterdam. Zou het kunnen zijn dat iemand uit Amsterdam verliefd op haar is?
Van haar zou het me niet verbazen, omdat ik weet dat ze minstens drie dagen in de week naar Amsterdam reist om te werken. Een grote onbekende heeft haar naam geplakt op de achterruit van een auto die geparkeerd staat vlakbij de Universiteitsbibliotheek. Ik kwam hem bij toeval tegen. Maandenlang was ik onder de indruk van de passie van deze persoon, die kennelijk zo verliefd is op mijn Nat. Een paar weken later, even verderop in de Vrolikstraat, dook de naam van Nat opnieuw op, geschreven op een aantal muren met dezelfde tape, soms afgewisseld met zwart tape. Een enkele keer was zelfs de ene helft van het woord met beige, de andere helft met zwart tape geschreven. Gaat dit over dezelfde Nat? Weet zij hiervan?
Ik moest denken aan graffiti, maar die vind ik bijna altijd ontzettend saai. Net als conservatieve mensen houd ik meer van muren met enkel het groen van regen, wind, vervuiling en urine, in plaats van dat ze overladen zijn met saaie, gestileerde tekeningen. Alleen simpele tags kunnen voor mij door de beugel.
Op de een of andere manier vond ik de sporen die de aanbidder van Nat in de stad achterliet gevoelig en speels. Ik raakte gefascineerd door het spel en de manier waarop hij haar naam schreef met tape. Ik had dat nog nooit iemand zien doen en ik had er ook nog nooit aan gedacht.
Het deed me denken aan twee anekdotes. In 2003 bezocht ik mijn broer in Rotterdam en woonde daar toen gedurende drie maanden. Ik liep wat rond met een vriend van mij die langskwam voor een kort bezoek en plotseling zagen we een klein plakkaat, net zo groot als een straatnaambord, alleen meer vierkant en met een zwarte ondergrond. Er stond:
We stopten onmiddellijk, verbaasd als we waren om zomaar in een straat in Rotterdam een Arabische tekst te lezen. Het betekende zoiets als: ‘Toon nooit je piemel aan een stel weduwes.’
De tekst hing op een muur middenin het centrum van Rotterdam, nota bene recht tegenover een elegant café op een van de hoeken van de Nieuwe Binnenweg! We moesten er allebei verschrikkelijk om lachen, ook al getuigt de spreuk van een clichématige minachting voor vrouwen. Logisch dat we ons niet konden voorstellen dat het door een vrouw geschreven zou zijn. Zou het een kunstwerk zijn?
Het tweede verhaal speelt zich af in Beiroet in 2002. Dit keer was ik het zelf die stiekem mijn naam op de muur sprayde, en wel in de straten waar mijn moeder dagelijks langskwam op weg naar haar werk, tegenover de huizen van de meeste van haar vrienden. Als mijn vriendje later op dezelfde plekken kwam spoot hij voor de grap en als bijdrage aan mijn act, zijn naam erboven, ernaast, of eronder.
Ik wilde mijn moeder verrassen met mijn naam, haar mijn spookachtige aanwezigheid aanbieden nu ik besloten had het land te verlaten en mijn broer gedurende drie maanden te bezoeken in Rotterdam. Ik dacht dat ze me misschien zo minder zou missen, vooral omdat ik overwoog nooit meer terug te gaan. Uiteraard kon ze de grap niet erg waarderen en uiteindelijk heb ik haar nooit iets verteld over mijn intenties ermee. Daarvoor in de plaats werd er steeds meer geroddeld in cafés dat mijn vriendje onze namen erop gespoten had als statement van onze liefde, nu mijn Ibn Battuta-reis [Berberse pelgrim uit de veertiende eeuw –red], of beter Marco Polo-reis een aanvang nam. Diverse stellen zagen ons als een voorbeeld van extreme passie. We werden de moderne Qays en Leyla [klassiek Arabisch liefdesverhaal –red.]. Een jaar later zagen we een stel dat ruzie had in een bar omdat de jongen zijn naam niet op de muur wilde schrijven.
Hoe zit het nu met Nat? Toen ik begon aan mijn residency op de Rijksakademie in Amsterdam zag ik de naam Nat met tape geschreven op de deur van een lege studio. Toen ik naderbij kwam zag ik in kleine letters erbij staan: ‘wet paint.’ Na zoveel jaar begreep ik eindelijk de betekenis van het Nederlandse woord ‘Nat’. Ik weet niet waarom, maar ik moest daarbij denken aan een zin van de schrijver Borges: ‘Al wat goed is behoort aan niemand toe, zelfs niet aan een ander, slechts aan de taal en de traditie.’
Mounira Al Solh is een kunstenaar, wonend en werkend in Amsterdam
*) originele titel: ‘What happened to Them at Surinam and how Candide Became Acquainted with Martin’, hoofdstuk 19 van Candide door Voltaire
Mounira Al Solh