metropolis m

Transit galerie

In de overlevering werd Wide White Space (1966–1976) de perfecte emanatie van een reeks radicale omwentelingen in de productie en distributie van kunst. Tijdens de ontstaansfase van de Antwerpse galerie werd de Amerikaanse pop-art ferm op de korrel genomen. Bij veel Amerikaanse kunstenaars, zoals Lawrence Weiner, was vooral de oorlog in Vietnam een doorslaggevend keerpunt voor de kunst. Die vuile, traumatische oorlog voedde verzet en die revolte had direct gevolgen voor de kunst- en cultuurproductie. Amerika werd synoniem aan macht en manipulatie en tal van ‘conceptuele’ kunstenaars zetten zich sterk af tegen de ‘machtsbevestigende’ beeldtaal van de pop-art. De Wide White Space van Anny De Decker en Bernd Lohaus was toen, samen met de iets later geopende galerie MTL in Brussel, zo ongeveer de enige belangrijke galerie in België waar de nieuwe wind in de internationale kunst volop en op een intens geëngageerde manier aan bod kwam.

Mede dankzij haar relatie met de Düsseldorfse kunstenaar Bernd Lohaus is Anny De Decker er in een mum van tijd in geslaagd de avant-garde naar Antwerpen te halen. Ze opereerde in de nabijheid van het toen verguisde conservatieve Antwerpse Museum voor Schone Kunsten en vermeldde op haar uitnodigingen niet zonder cynisme dat de galerie zich ‘achter het museum’ bevond. De naam van de galerie was op zich al een programmatisch standpunt: op het moment dat Antwerpen in de ban raakte van de bizarre happenings van onder meer Panamarenko en Hugo Heyrman (Happy Space Maker) sloot ‘wide white space’ perfect aan bij de open en ‘vrije sfeer’ en euforie over de ruimtevaart. Terwijl galeries in het begin van de jaren zestig hun muren nog bedekten met behang, koos Anny De Decker resoluut voor witgeschilderde muren – een kleur die toen nog werd geassocieerd met armoede, witgekalkte arbeidershuisjes en dito gekalkte stallen. De happenings in het midden van de jaren zestig waren grappige, anarchistische spielereien met macht. Panamarenko bijvoorbeeld deed zich voor als multimiljonair, kleedde zich als een american star in een wit pak en reed door de stad met een Amerikaanse slee. Die ludieke, rebelse sfeer van de happenings bracht Anny De Decker ook binnen de muren van haar eerste ruimte. Hugo Heyrman smeerde boterhammen met een groene en roze brei, Panamarenko liet met een motor van een stofzuiger veelkleurige confetti rondvliegen, Bernd Lohaus maakte met lichaamsbewegingen de relatie duidelijk tussen hemzelf en zijn beelden. De pop-art had toen de ‘vorm’ van de happenings nog stevig in de ban – wat ook in het geval van Panamarenko snel zou veranderen – hij liet zijn varianten op de pop-art achterwege en zou zich alleen nog vanuit een poëtische bezetenheid bezighouden met een tomeloze passie voor het in elkaar knutselen van vliegtuigen en ander ‘rollend’ materiaal.

Dat de Wide White Space op internationaal vlak aansloot bij een weliswaar spaarzame maar gelijkgezinde ‘beweging’ in de kunstwereld wordt gemarkeerd door het ontstaan in 1967 van andere belangrijke galeries zoals Konrad Fischer in Düsseldorf en Art & Project in Amsterdam. Het is een mythe te denken dat de ‘nieuwe’ kunst toen een op en top marginaal fenomeen zou zijn geweest. De verstrengeling van informatie tussen Europese en Amerikaanse kunstenaars, critici en curatoren verliep intens, en letterlijk als een lopend vuurtje. Het internationale informatienetwerk werkte perfect, vooral via de figuur van Harald Szeemann die druk bezig was zijn befaamde When attitudes become form (lente 1969) in Bern voor te bereiden.

Met een enorme vaart organiseerde Wide White Space de ene tentoonstelling na de andere, telkens vergezeld van een bijzonder drukwerkje als uitnodiging. De spilfiguren waren ongetwijfeld Joseph Beuys, Marcel Broodthaers, Carl Andre, Daniel Buren en Lawrence Weiner. Deze kunstenaars tekenden niet alleen voor een totaal andere verhouding tussen het wat en het hoe in de kunstproductie maar ook voor een andere relatie met de galeriehouder. De galeriehouder was geen doordeweekse kruidenier maar werd een belangrijke schakel in het tot stand komen van het kunstwerk. Zo maakte Carl Andre via een briefwisseling een tentoonstelling in Wide White Space zonder daarvoor naar Antwerpen af te reizen, en wist Daniel Buren als geen ander het statuut van de kunstenaar gelijk te stellen met om het even welke dienstverlener uit de maatschappij. De omwenteling in de presentatie van kunst was voelbaar in 1968 toen Wide White Space tijdens Dokumenta IV in Kassel een deel van het Parkhotel afhuurde om daar met heel veel succes werk te presenteren van Beuys, Broodthaers, Christo en Panamarenko. De galerie toonde haar kunstenaars in een transitzone bij uitstek – het was een ‘lichte’ voorbode van de wetenschap dat kunst zich overal kon meten met de ruimte of met een andere sociale en/of economische werkelijkheid buiten het museale of kunstinstitutionele kader. Het hotel werd als het ware een metafoor voor de wendbaarheid van de kunst – de internationale, zeer ‘mobiel’ geworden kunst die niet meer vast haakte aan één muur. In hetzelfde memorabele jaar 1968 was Wide White Space ook aanwezig op Prospect 68 in de Kunsthalle in Düsseldorf. Naast de ‘vaste’ kunstenaars van de galerie trad toen de piepjonge David Lamelas op de voorgrond die uitpakte met een politiek getint werk over de consumptie van informatie. Vanaf het begin van de jaren zeventig lijkt er bij Wide White Space een zekere vermoeidheid in te sluipen, temeer daar de recuperatie van de avant-garde sneller bleek te verlopen dan gedacht. De galerie slaat een nieuwe richting in en toont werk van Duitsers zoals de schilders Georg Baselitz en A.R. Penck, maar blijft desalniettemin trouw aan het ‘verdedigend’ programmeren van de kunstenaars van het eerste uur.

Het verhaal van de Wide White Space eindigt postuum in 1977 met een tentoonstelling van Lawrence Weiner – een afscheid van gepassioneerde galeriehouders die hun engagement en betrokkenheid tot op vandaag ten dienste stellen van het intellectueel en emotioneel ondervragen van de nieuwe kunst tegen de achtergrond van een telkens veranderend cultuurklimaat.

De catalogus Wide White Space, Paleis voor Schone Kunsten, Brussel, 1994, ISBN 3 928762 – 31 1, wordt momenteel verramsjt onder andere bij De Slegte

Luk Lambrecht

Recente artikelen