metropolis m

Wie trekt er aan de bel?

Beste Domeniek,

Lees je wel eens de website van Artforum? Ik waag me er wel eens op, meestal in een overmoedige bui want ik ken het gevolg: een diep gevoel van neerslachtigheid. Telkens weer dringt zich daarbij de vraag aan mij op hoe geloofwaardig kunst nog is als ze in een context functioneert van alles wat je je voorstelt bij het idee van westerse decadentie. Glamourparties, narcistisch vertoon, een apocalyptische moraal, ze lijken nu even onverbrekelijk bij kunst te horen als ontzagwekkende kapitaalstromen, speculatieve kunstbeleggingen en openlijke belangenverstrengelingen. Ik weet het, in Nederland praten we niet graag over deze kant van de kunstwereld. Die past niet zo best bij het beeld van de vrije kunstenaar, de belangenloze galeriehouder, de oprechte verzamelaar en de Thorbeckiaanse autonomie van de subsidiegevers, dat bij ons zo gekoesterd wordt. Bijgevolg moeten we naar de websites van Artforum of frieze om te lezen dat wij niet zo heel veel achterblijven bij wat in de grote kunstwereld gebeurt. Daar lees ik dat de directeur van Art Rotterdam verklaart dat ‘kunstbeurzen meer tentoonstellingsachtig worden en biënnales meer commercieel’, wat waar is, maar waar hier niemand over aan de bel trekt.

Toch is daar alle reden voor, want als het niet meer uitmaakt of bijvoorbeeld Manifesta is georganiseerd door onafhankelijk opererende curatoren of voortkomt uit een directe samenwerking met grote verzamelaars en galeries, dan wordt kunst definitief de speelbal van allerlei belangen en moeten we grondig het idee van vrije kunst en vrije kunstontwikkeling gaan herzien. Eerlijk gezegd voel ik daar veel meer urgentie dan bij de vraag die je opriep in het ‘Urgent’ nummer van METROPOLIS M enkele maanden geleden: ‘Is het ongepast en naïef om in de kunst nog te dromen over een betere wereld?’ Want natuurlijk is die vraag naïef. Hij veronderstelt een soort buitenpositie van de kunst van waaruit utopische ballonnen opgelaten kunnen worden. Jij weet net zo goed als ik dat die buitenpositie helemaal niet bestaat, althans niet buiten het atelier. Kunst is altijd gebonden geweest aan bepaalde belangen, of dat nu die van een sociale klasse waren, van een politieke richting of van een economisch systeem. De organisatie van ons subsidiestelsel is daarvan niet uitgesloten. In dit verband wijs ik graag naar het belangwekkende, maar (ook in METROPOLIS M) nauwelijks besproken pamflet van Jonas Staal: Post-Propaganda. De autonomie van kunst en kunstenaar is maar schijn, schrijft hij, ‘een mythe die de politiek het gewenste gezicht geeft. Want vormt de beeldende kunst niet precies het gewenste gezicht van het democratisme wanneer zij zelfkritisch, bevragend, open, tolerant, continu in ontwikkeling en vol interesse voor anderen is?’

Staal raakt hier een gevoelig punt. Kijk alleen maar hoe landen als de Verenigde Arabische Emiraten, China of Rusland de biënnaleformule gebruiken om zichzelf een prachtmedaille voor vrijheid, tolerantie en openheid op te spelden. Vrije kunst is ook het gewenste gezicht van de westerse ‘vrije’ markteconomie, waarvan de kunstmarkt een exclusief deelgebied is. Ze geeft aan kapitaalstromen waarvan de oorsprong vaak duister is, een morele rechtvaardiging: geld dat aan zoiets cultureel belangrijks wordt besteed, kan niet of niet langer slecht zijn. Maar hoe cultureel belangrijk is beeldende kunst werkelijk nog? Wat klopt er nog van het twintigste-eeuwse idee dat een kunstwerk de fijnzinnige seismograaf is van de stemming en geest van een tijdperk? En als dat zo is, wie ‘leest’ haar berichten dan, voor wie en met welk doel?

Dat zijn vragen die mij bezighouden en waar ik binnenkort in een pamflet verder op in zal gaan. Vooralsnog wijs ik je op een uitspraak van Jeffrey Deitch, voorheen sensatiegericht galeriehouder in New York, sinds kort directeur van een van de grootste musea van Amerika, het MOCA in Los Angeles: ‘Voortaan bestaat de avant-garde uit de tien best verkopende kunstenaars’. Waarna hij er opgetogen aan toe voegde dat we ‘daarmee van de kunstmarkt naar de kunstindustrie zijn gegaan’ en de kunstwereld ‘een buitengewoon platform voor crossmarketing’ is geworden.

Dat was geen bluf: Louis Vuitton-winkels met etalages van Olafur Eliasson, Prada met grootschalige projecten van Carsten Höller en Nathalie Djurberg, de honderden kunstenaarsetiketten van Absolut Wodka, het zijn maar een paar voorbeelden van gekruiste marketingbelangen. De kunstwereld schrijft ze meestal weg als een vorm van eigentijds mecenaat of als een positieve wisselwerking tussen kunst en bedrijfsleven, geluiden die politici en economen heel graag horen. Maar wat nauwelijks ter discussie staat is het effect ervan op wat de socioloog Pierre Bourdieu de symbolische waarde van kunst heeft genoemd. Die waarde, die het tegendeel is van de economische ruilwaarde, wordt bepaald door de mate waarin aan de authenticiteit, de zeggingskracht en het bijzondere culturele belang van kunst geloof wordt gehecht. Dat geloof wordt steeds meer aangetast naarmate het marktdenken dieper de kunstwereld binnendringt en met de autonomie van de kunst bellen blaast.

Ik zal het hier niet hebben over het effect van deze ontwikkeling op de kunstmusea, hun verzamelbeleid en hun maatschappelijke en culturele positie. Wel moet me van het hart dat ook de discussie hierover nog steeds niet echt is begonnen. Jawel, in kleine kring, maar niet op de breed maatschappelijke schaal die een instituut met zo’n belangrijke culturele positie verdient. En dan zwijg ik maar over de gebreken van het kunstonderwijs. Of de almacht van de fondsen. Hoe komt dat toch? Waarom slagen wij er niet in het debat over de kardinale veranderingen die zich nu in de kunstwereld in ijltempo voltrekken, werkelijk urgentie te geven? Zou de oorzaak misschien zijn dat de kunstwereld theoretisch wel in is voor sociaal engagement maar in de praktijk in een zelf verkozen isolement leeft?

Die vraag betreft niet alleen onze vaderlandse kunstwereld. Want kijk maar eens hoe de curatoren van de recente Biënnale van Istanbul hun ambitie formuleren: ‘The culturalisation of politics, promoted by neoliberal “diversity” (…) must be replaced by the politicisation of culture. Today when the dilemma “barbarity or socialism” is more real than ever and the future of the world appears divided between pauperized war zones and the stable fascistoid systems of the rich zones, this is our task.’ Krachtige taal, maar wat betekent het? Waar is het socialisme waarmee we de cultuur tot een politiek wapen kunnen maken? We hoeven maar naar onze eigen socialistische partijen te kijken voor het antwoord: begraven. Verwaterd en besmet door het neoliberale marktdenken. En hoe graag ik ook Alain Badiou lees en Slavoj Žižek hoor, werkelijk geloven in de hergeboorte van het marxisme lukt mij niet. Daarvoor staat hun filosofie te ver weg van het directe politieke en sociale veld. Sterker nog, ik vrees dat hun populariteit in de kunstwereld hen eerder tot een theoretische hype maakt dan tot een politiek krachtenveld à la Sartre en Foucault. Want, en dat zal jij als hoofdredacteur van een toonaangevend kunstblad vast beamen, ook binnen het kunstdiscours is de omloopsnelheid hoog. Ook daar geldt de marktregel dat iets van gisteren nooit zo goed kan zijn als dat van vandaag. Bijgevolg wordt van iedere curator van een grote tentoonstelling een nieuw theoretisch statement verwacht, het liefste gebaseerd op een denker aan wie niemand eerder had gedacht.

Het was beslist een origineel idee om voor de Biënnale van Istanbul Bertold Brecht uit de kast te trekken. Maar zoals deze er in 1945 op wees dat zijn Dreigroschenoper door de afwezigheid van een revolutionaire beweging ‘puur anarchisme’ was geworden, zo erkennen deze biënnale curatoren dat in de verste verte geen aanzet tot revolutie valt te ontdekken. Dat verhindert hen echter niet om de kunst het vermogen toe te schrijven in haar eentje een radicale ommekeer te bewerkstelligen.

Domeniek, je schreef dat ik deze biënnale voor tv nostalgisch heb genoemd. Dat klopt, en ik zou nog verder willen gaan: het was een manifestatie van radical chic. Het politieke engagement dat werd gepropageerd had zo weinig met de werkelijkheid te maken dat een van de machtigste ondernemers van Turkije graag hoofdsponsor wilde zijn.

Eens te meer zag ik in Istanbul bewezen dat op kunst verwachtingen worden geprojecteerd die ze onmogelijk waar kan maken. Kunst, dat hebben alle avant-gardes ondervonden, heeft als ze werkelijk wil meepraten over deze en de toekomstige wereld, een bredere bedding nodig dan die van de kunstwereld alleen. Dan moet ze serieus deel gaan uitmaken van het publieke debat en het juk van zich afschudden een peperdure sensatie, een alibi voor superrijken of de hobby horse van academici te zijn. Daar ligt een taak voor jou, voor mij en voor iedereen die zich criticus of curator noemt. Want het is niet voldoende de kunst te beschrijven volgens het discours van de dag. Waar het nu meer dan ooit om gaat, is om zwaarwegende vragen die de kunst stelt ook en vooral op opiniepagina’s en publieke fora te krijgen. Dat zijn vragen over wie en waar we zijn en hoe we zouden willen zijn. Morele vragen dus en precies hier ligt het pijnpunt: daar schrikken we voor terug. Kunst wordt geacht buiten alles te staan wat te maken heeft met moraliteit, levensbeschouwing en verantwoordelijkheidsgevoel, een opvatting die je vaak karikaturaal ziet uitvergroot in publieke media, films en tegenwoordig ook bij een aanzienlijk deel van de kunstwereld zelf. Tegelijkertijd hopen we dat kunst ons onuitroeibare verlangen naar een betere wereld vitaal houdt. Die hoop beluister ik ook in je vraag. Maar het blijft een tot niets verplichtende, naïeve vraag als je hem loskoppelt van onszelf: durven wij, net als de avant-garde van ooit, nog te dromen van een betere mens? Kijk naar de kunst, en je ziet op de meest onverwachte, complexe en fijnzinnige manieren het antwoord geformuleerd. Het is aan ons, critici en curatoren, om dat met lef en overtuiging zo groots en breed mogelijk uit te dragen.

Met collegiale groet,

Anna Tilroe

Anna Tilroe is kunstcriticus en curator, Amsterdam

Dit voorjaar verschijnt van haar bij uitgeverij Querido het pamflet De Ja-sprong, naar een nieuwe vitaliteit in de kunst.

Anna Tilroe

Recente artikelen