World Making
Geluidloos in een poststation
Mocht er al sprake zijn van een white cube revival, zoals wordt voorgesteld in het eerste nummer van het curatorentijdschrift Manifesta Journal, dan lijkt dat in ieder geval niet het geval bij de tentoonstelling …lautloses irren, ways of worldmaking too… in een voormalige spoorwegloods van de posterijen in Oost-Berlijn. In deze tentoonstelling wordt de toeschouwer ondergedompeld in een ambient-achtige biosfeer waarin de opeenvolgende werken een narratieve samenhang hebben; een tentoonstellingsmodel waarmee de tentoonstellingsmaker van lautloses irren Harm Lux sinds 1995 veelvuldig werkt. Ditmaal belicht het narratief de impact van de jaren negentig, door Lux omschreven als een cool en pragmatisch tijdperk ‘dat vaarwel zei aan de ideologische claim op hoop’.
…lautloses irren, ways of worldmaking too… voert ons mee in een verhaal met drie episodes, te beginnen met de ontwrichting van het bestaande leven door onophoudelijke versnelling, een wereldwijde bereikbaarheidneurose en de uitholling van het publieke domein. Het tweede deel belicht escapistische neigingen van nostalgie en symbiose als uitwegen uit de desoriëntatie. Het traject wordt afgesloten met een verstild derde deel waarin de toeschouwer zich ‘spiritueel kan opladen’, en waar perifere posities kunnen worden overdacht. De tentoonstelling heeft een duidelijke lineaire opbouw, maar doordat de werken zonder tussenschotten geïnstalleerd zijn in grote open ruimtes, zijn ook buiten de verhaallijn liggende dwarsverbanden mogelijk.
De tentoonstelling begint met een smalle kronkelende, zijden ‘projectiesluis’ van Gregg Smith. Aan het einde daarvan stuit de toeschouwer op de digitale diaserie Vider Paris van Nicolas Moulin: een visionair toekomstbeeld, waarin bouwblokken op betonnen sokkels als onneembare vestingen opdoemen. Via een nauwe doorgang openbaart zich vervolgens een bombardement van gemanipuleerde videowerken.
Het Zwitserse driemanschap collectif_fact toont stedelijke taferelen waarin alle ruimtelijke constellaties letterlijk uiteenvallen. Weggebruikers worden losgetrokken van de straat en vuilnis stijgt op uit containers en zweeft los door de stad. Niets lijkt nog vaste coördinaten te hebben. Intussen morphen rechts de leden van een kerngezinnetje in elkaar en versmelten links logo’s van multinationals (Tony Tasset en Diller & Scofidio). Helemaal verontrustend wordt het met de op hol geslagen computerinterface My%20 OSS/**** van Jodi: een kluwen van honderden files over elkaar, in jagend tempo openend en sluitend.
Na dit sterk opgebouwde begin zakt de spanningsboog wat in. De installatie Agnus Marije Langelaar bestaande uit een sculptuur van bewegend textiel en een monitorbeeld van een puber die met gekruiste benen op een draaiende wasmachine zit, kan in zijn lethargie nog ervaren worden als een reactie van onmacht op de deconstructieve processen die in de eerdere werken getoond werden. Ook de video Middleman van Aernout Mik, waarin door snelle koersfluctuaties uitgeputte beursmedewerkers apathisch rondhangen, kan in deze richting begrepen worden. Maar dan stokt de samenhang en volgt een opeenvolging van werken die mij als toeschouwer maar moeilijk kon overtuigen.
Enkele biljartballen rollen vertraagd over een tafel; een luierende leeuw staart wezenloos voor zich uit, een jongen rent verschrikt heen en weer tussen een dancing en een kerk, een mensenmassa wordt in een format geperst, een groot hoofd oreert koranverzen over ‘ongelovigen’ en op een monitor ergens achter een paal geeft Bush een nauwelijks verstaanbare rondleiding door zijn Oval office. Werken die ongetwijfeld een eigen kwaliteit hebben, maar in de context van lautloses irren ontgaat mij wat hun worldmaking is.
Pas bij Emmanuelle Antille’s melodramatische videowerk Lee’s Season wordt de draad weer enigszins opgepakt. De thematiek van de zoektocht naar zichzelf wordt weliswaar wat pathetisch uitgebeeld (met datsja’s, een magere langharige jongen en zwak acterende manische meisjes), maar we zijn onmiskenbaar in deel twee beland, waar gepoogd wordt de desoriëntatie te ontvluchten.
Het zwart-romantische Lullaby for a Dead Men van Mathilde Rosier bevestigt dit vermoeden: duistere opnamen van een nachtelijke boskreek omringd door dreigend waaiende bomen, verlicht met een schimmig schijnsel. De sfeer van verderf en suspense wordt aangezet met een naargeestige soundtrack die uit een tombe lijkt te komen. Is dit waar de geschiedenis eindigt? In totale afzondering? Een verlaten vallei met onverklaarbaar invallend zonlicht van David Claerbout bereidt ons voor op het einde van deze donkere passage.
Bij binnenkomst in deel drie van de tentoonstelling, de Spirituele Tankstelle, struikel je direct over een aantal grote zitelementen, die duidelijk maken dat het hier gaat om werken die meer rust nodig hebben. Het Duitse duo CineNomad portretteerde gedurende zeven jaar de inmiddels hoogbejaarde minimale dichter Robert Lax, een beatnik avant la lettre. Na een roerige invloedrijke carrière als New Yorkse kosmopoliet, bracht Lax de laatste 25 jaar van zijn leven door in totale eenvoud op een Grieks eiland. Een reusachtig videodrieluik toont poëtische zwart-wit beelden van het sobere trage leven van de in de vergetelheid geraakte goeroe. De zware zwart-witprojectie in documentaire stijl wordt in balans gehouden met Pipilotti Rists dromerige lichtgewicht installatie Apple Tree Innocent on Diamond Hill: een grote oceaanachtige videoprojectie met een explosie van door de ruimte zwevende kleurreflecties, afkomstig van in het beamlicht bungelende verpakkingsmaterialen.
Teruggetrokken in een nis van de ruimte draait een vijf uur lange 16mm film van Lonnie van Brummelen; een verstilde registratie van een pelgrimage van Amsterdam naar Lascaux waarbij zij een klassieke gipssculptuur achter haar aan sleepte. Na deze landschappelijke vergezichten eindigt de tentoonstelling zoals hij begonnen is: enigszins claustrofobisch. Via een klein deurtje in de ultrawitte chill-out room van William Speakman kunnen we weer gelouterd de buitenwereld in.
…lautloses irren, ways of worldmaking too… is een tentoonstelling die het stempel draagt van een karaktervolle curator. Ondanks de gaten in het verhaal lijkt het een moedige poging de gangbare focus op individuele werken te overstijgen en te zoeken naar meer coherentie. Het eerste deel van de catalogus waarin Lux met vrije associatie en vol enthousiasme beschrijft hoe hij de geëxposeerde werken leerde kennen en waarom zij in het verhaal passen, verraadt een intense persoonlijke betrokkenheid. De tentoonstelling wordt echter omkleed door een zwaar theoretisch kader: het einde van de spektakelmaatschappij, uitgewerkt in twee academische essays in het tweede deel van de catalogus en tevens onderwerp van een simultaan georganiseerd symposium. Zoals wel vaker sluit ook hier de theorie maar moeilijk aan bij de tentoonstellingspraktijk.
Wat echter een bezoek aan lautloses irren wat paradoxaal maakt is de ervaring uit de wereld gerukt te worden in een transitolocatie. Tentoonstelling, symposium noch catalogus gaan in op de specifieke setting: een in de huidige tijd overbodig geworden poststation. Deze context is zelfs zoveel mogelijk naar de achtergrond gedrongen door alle vensters te verduisteren, wanden homogeen te sausen, de onverwarmde hallen met een eigen buizenstelsel en 30.000 liter stookolie op kamertemperatuur te brengen en de karakteristieke stalen vloertegels af te dekken met een enorme laag vinyl.
Tegelijkertijd wil het verhaal dat in deze afgeschermde setting geconstitueerd is, wel degelijk het formeel esthetische discours overstijgen en iets wezenlijks zeggen over de rauwe wereld buiten de kunst. In die zin wellicht toch minder ver van het white cube concept verwijderd dan de eerste indruk deed vermoeden. Dit laten liggen van de mogelijkheden die de concrete setting aandraagt, roept de vraag op wat de noodzaak is een dergelijk project buiten de instituties te laten plaatsvinden.
Siebren de Haan
…lautloses irren, ways of worldmaking too… Postbahnhof am Ostbahnhof, Berlijn
28 november 2003 tot en met 2 februari 2004
Siebren de Haan