‘You like this, Mr Bach?’
‘You like this, Mr Bach?’
Trisha Brown op het Holland Festival
Trisha Brown, choreograaf en kunstenaar, beroemd vanwege haar baanbrekende abstracte choreografieën, die steeds vaker in de kunstwereld worden vertoond. Tijdens het komende Holland Festival presenteert ze een nieuwe dansopera, als afsluiting van een omvangrijk project over de Franse barokke componist en theoreticus Jean-Philippe Rameau (1683-1764).
In plaats van te beginnen met uw geschiedenis als beroemd choreograaf, lijkt het me beter om meteen stil te staan bij uw beslissing, alweer ruim twintig jaar geleden, om te gaan werken met opera. Hoe kwam u daarbij?
‘Het was een van die momenten in mijn leven waarop ik me afvroeg met welke vormen van choreografie ik me nog meer wilde bezighouden. Het antwoord was muziek, klassieke muziek om precies te zijn. Het werd een, tot nu toe, levenslange hobby, hoewel ik moet zeggen: opera is niet altijd plezierig.’
Waarom koos u te gaan werken aan opera’s als Georges Bizets Carmen, Johann Sebastian Bachs Das Musikalische Opfer en nu Jean-Philippe Rameaus Hyppolyte et Aricie?
‘Ik stond altijd al bekend als een strikte en abstract georiënteerde choreograaf, dus was het voor mij een logische stap mezelf uit te dagen om geïmproviseerde bewegingen aan een ander genre te koppelen. Toen ik met opera begon was ik nog een amateur en moest ik de muziek nog leren kennen. Ik begon in mijn studio bewegingen te ontwikkelen. Af en toe keek ik omhoog en zei: “You like this, Mr Bach?” Geleidelijk aan ontdekte ik een nieuwe, bruikbare structuur van dansen.’
Wat voor problemen kwam u tegen bij het werken aan zo’n specifieke en complexe discipline als opera?
‘Meer dan genoeg. Maar als ik iets echt graag wil leren, emancipeer ik mezelf door de juiste boeken te lezen die me helpen inzien naar wat ik op zoek ben. Ik verslond alles wat ik te pakken kon krijgen. Een goede vriendin die bij het Opera House in New York werkt gaf me toegang tot een hoop materiaal. Ik stuurde bovendien mijn beste dansleraar naar de Opera House en liet haar samenwerken met een speciale zangeres, die moest aangeven welke bewegingen mogelijk waren tijdens het zingen, zonder dat ze de muziek stoorden. Ik deed alles wat mogelijk was om tot een reeks van bewegingen te komen die doorwrocht en nauwkeurig uitgedacht was. Het was een opmerkelijke herbewerking.’
Rameaus Hyppolyte et Aricie staat bekend als de eerste ‘barokke’ opera, wat in die tijd synoniem stond aan ‘grof’. Hoe verhoudt u zich tot dat facet van de operageschiedenis?
‘Ik zou me bij de beantwoording van die vraag eigenlijk moeten beroepen op Bernard Foccroule [de Belgische organist en componist, red], want hij was destijds mijn grote mentor. Zeker is wel dat ik door de jaren heen veel verschillende soorten opera heb gedaan en gedurende dat proces heb ik langzaam geleerd de problemen die opera mij stelt “op te lossen”. Die hadden er overigens vooral mee te maken dat ik nog nooit puur op taal had gedanst.’
Laatst zag ik de opvoering van stukken van uw repertoire in Breda. Het is me opgevallen dat u vaak begint met het stuk If you couldn’t see me (1994) of met You can see us (1995), terwijl er niet veel mensen zijn die dat kunnen opvoeren.
Laatst zag ik de opvoering van stukken van uw repertoire in Breda. Het is me opgevallen dat u vaak begint met het stuk If you couldn’t see me (1994) of met You can see us (1995), terwijl er niet veel mensen zijn die dat kunnen opvoeren.
‘If you couldn’t see me is een zwaar stuk. Het bestaat uit een hoop zeer weloverwogen bewegingen. Toen ik het voor het eerst keer zelf uitvoerde, raadde Robert Rauschenberg me aan om mijn rug naar het publiek te keren. De toeschouwers kunnen het gezicht van de danser niet zien en de danser zelf ziet alleen een zwart velours gordijn, waardoor hij snel gedesoriënteerd raakt. Ik weet nog dat ik dacht: “Zit er nog wel publiek in de zaal?” Ze waren zo stil. Het was een speciale performance. Rauschenberg kwam kijken naar het resultaat. Tegen het einde van het stuk bracht hij zijn handen naar zijn hoofd en zei: “Oh Trisha, you can do anything you want!”, waaruit ik begreep dat ik het niet goed deed, maar er toch gewoon mee door kon gaan. Nadat ik eenmaal was gaan toeren met het stuk ontwikkelde zich van daaruit You can see us. Je moet beseffen dat wanneer je een dansgezelschap runt, je de verplichting hebt om iets te maken dat interessant genoeg is voor de dansers om “op te blijven kauwen” zodra ze voor het publiek verschijnen.’
Ik begrijp dat u tegenwoordig geen voldoening meer uit het stuk haalt?
‘Dat is sinds Roberts dood. Ik mis hem gewoon en zou willen dat hij me af en toe nog eens kon bezoeken.’
Voorstellingen als You can see us, Glacial Decoy (1979) en L’amour au theatre (2009) zeggen veel over je werk als choreograaf. Clacial Decoy is uw eerste werk in een theater. Kunt u daar iets over vertellen?
‘Het ontstond na een verblijf in Europa. Terug in New York vertelde ik het gezelschap dat ik het podium moest ‘temmen’ om precies te kunnen dansen zoals ik wilde. Ik wilde niet iedere keer worden uitgescholden als ik per ongeluk tegen een gordijn op liep. Tegelijkertijd had ik een grote ruzie met Rauchensberg over de transparantie van de kostuums, maar bij nader inzien is dat een vertrouwenskwestie met hem. We zijn er met elkaar uitgekomen. Hij was zo slim. Hoewel ik het idee voor een werk als Clacial Decoy al had, wilde ik het met hem verder ontwikkelen. Ons beste werk deden we samen.’
Glacial Decoy werkt ook op metaforisch niveau, in de zin dat het de beperkingen van het podium of de architectuur niet accepteert. Deze houding kenmerkt ook het werk dat u daarvoor deed, toen u improviseerde in de straten van Soho.
‘Klopt.’
Hoe belangrijk is context voor u, aangezien u ook als beeldend kunstenaar werkt?
‘Het is meer een kwestie van concentratie. Op dit moment word ik compleet in beslag genomen door opera omdat ik het Rameau-project wil afronden, maar daarna staan er tentoonstellingen gepland, waarvoor ze –grappig genoeg – vooral willen dat ik performances doe.’
Herbewerkt u wel eens choreografieën omdat u niet tevreden bent met het resultaat?
‘Nee nooit. Ik heb een fantastisch, jong en hongerig dansgezelschap, maar ik kan simpelweg niet constant aan de bewegingen blijven sleutelen.’
Het laatste stuk dat ik van u zag was L’Amour au theatre uit 2009, dat onderdeel is van een groter project over de opera’s van Jean-Philippe Rameau. In juni gaat u ook zijn opera Pygmalion uitvoeren op het Holland Festival. Wat kunnen we daarvan verwachten?
‘Op dit moment werken we er aan met vijf zangers die we uit Europa naar de Verenigde Staten hebben gehaald om het stuk met ons in te studeren. Daarnaast zijn we opnieuw aan het repeteren voor het eerste deel van Hippolyte et Aricie. Beide stukken worden op het Holland Festival uitgevoerd, maar veel meer valt er nu nog niet over te zeggen.’
Krist Gruijthuijsen is curator, Amsterdam
Krist Gruijthuijsen is curator, Amsterdam
Wereldpremière van de opera Pygmalion in Carré, Holland Festival Amsterdam (ook is te zien L’Amour au theatre), 13, 15 en 16 juni.
Wereldpremière van de opera Pygmalion in Carré, Holland Festival Amsterdam (ook is te zien L’Amour au theatre), 13, 15 en 16 juni.
Krist Gruijthuijsen