metropolis m

Zeven jaar na datum

Verleden jaar werd de Duitse politiek lange tijd gedomineerd door één naam: Thilo Sarrazin. De sociaaldemocratische politicus veroorzaakte heel wat furore met de publicatie van een traktaat met als apocalyptische titel Deutschland schafft sich ab (Duitsland schaft zichzelf af). Iets minder dan een jaar na datum is de rust rond zijn persoon grotendeels teruggekeerd – Sarrazin heeft zelfs zijn partijlidmaatschap kunnen behouden, en de Abschaffung Deutschlands lijkt nog niet meteen voor morgen bedoeld.

Hoe anders lopen de zaken ten westen van de Rijn! Want in de ogen van deze Belgisch-Duitse toeschouwer – werkzaam in Antwerpen, woonachtig in Berlijn – kunnen de ontwikkelingen in de Nederlandse culturele sector moeilijk anders dan als volgt worden samengevat: Nederland schaft zichzelf af.

Nederlandse musea, Nederlandse kunstinstellingen en Nederlandse postacademische opleidingen zijn niet alleen wereldberoemd omwille van hun jarenlange geschiedenis als artistieke broed- en toonplaatsen van ongeëvenaard hoge kwaliteit (in het geval van een groeiend aantal musea moeten we wat dit betreft echter reeds de voltooid verleden tijd hanteren), ze zijn dat ook omwille van hun internationale, kosmopolitische profiel. Uiteraard bestaat er een substantieel oorzakelijk verband tussen die hoge kwaliteit enerzijds en die internationale aspiraties en ambities anderzijds. Op een moment dat in veel andere landen kunst en cultuur slechts met de grootste moeite uit de schaduw van de plaatselijke dorpskerk wisten te treden, hadden voornoemde Nederlandse instellingen reeds op beslissende wijze bijgedragen aan de internationalisering van de kunstwereld – een proces dat in veel opzichten zelfs in Nederland werd geïnitieerd.

Voor velen van ons – toeschouwers van over de grens – is Rotterdam Witte de With, is Amsterdam de Rijksakademie, is Eindhoven het Van Abbemuseum. Waarom zou iemand het anders in zijn hoofd halen naar Eindhoven af te zakken? In Amsterdam word ik als Duitse Belg bijna onveranderlijk in het Engels aangesproken – niet omdat mijn Nederlands zo onbegrijpelijk klinkt, maar eenvoudigweg omdat Amsterdam nu eenmaal een van de meest kosmopolitische, letterlijk multiculturele steden ter wereld is. Een typisch Nederlandse stad, juist omdat zij zo internationaal geaard is, is het resultaat van een lange geschiedenis van talig kruisbestuiven. Uiteraard is het unieke (naoorlogse) succesverhaal van de Nederlandse artistieke scene – een onvergelijkbaar rijke concentratie aan musea, educatieve instellingen en hedendaagse kunstcentra van leidinggevende wereldklasse – volledig met deze cultuur van openheid, nieuwsgierigheid, gastvrijheid en flexibiliteit verweven. Het is de belangrijkste reden waarom mijn collega’s en ikzelf zo graag en zo vaak naar Nederland komen – niet alleen naar Amsterdam, Eindhoven en Rotterdam, maar ook naar Arnhem, Enschede, Maastricht en Middelburg.

Dit Nederland dreigt binnen afzienbare tijd tot weinig meer dan een wrange herinnering te zullen verschrompelen – een Nederland dat vastbesloten schijnt ‘zichzelf af te schaffen’, in de polemische termen van Thilo Sarrazin. Want indien de draconische besparingsmaatregelen die nu als een zwaard van Damocles boven de artistieke sector hangen inderdaad worden toegelaten hun destructieve werk te doen verliest Nederland niet alleen zijn gedurende vele decennia hartstochtelijk bevochten positie aan de top van de globale artistieke piramide, het riskeert eveneens naar een staat van vooroorlogs provincialisme te worden teruggeflitst – en ik heb het hier niet over de Tweede Wereldoorlog.

Moet ik er Bijbelse apocalyptische beelden bij sleuren? Misschien. Onkruid groeit in de voormalige ateliers van De Ateliers; in wat eens de Jan van Eyck Academie was worden eenmaal per jaar carnavalsartikelen verkocht. De eens zo gestage stroom van gedreven creatievelingen uit de vier windstreken (Buenos Aires! Cairo! Pnom Penh! Vancouver!) is sinds lang opgedroogd, en in het Boijmans wordt heftig gebikkeld om de allerlaatste Engelstalige tentoonstellingsfolder. Waar eens De Vleeshal floreerde (Cameron Jamie! Jimmie Durham! Olaf Nicolai!) worden nu opnieuw klompen uit populierhout gebeiteld en met de beeltenis van Zijlstra (linkervoet) en Wilders (rechtervoet) verlucht. U had het al geraden: we schrijven 2018 (heel creatief weldenkend Nederland is inmiddels massaal de grens overgestoken) en hoewel het Rotterdamse Centraal Station nu al een tijdje af is en ik het toch zo graag eens live had gezien, besluit ik het er uiteindelijk toch maar niet op te wagen – wij van de kunst, wij van elders zijn niet langer welkom hier.

Dieter Roelstraete is curator bij het M HKA in Antwerpen en redacteur van Afterall

Dieter Roelstraete

Recente artikelen