
Zwarte portretkunst – Een antwoord op de hiaten in de geschiedenis
Ze waren er natuurlijk altijd al, portretten van Zwarte mensen. Maar pas de afgelopen jaren zijn ze steeds vaker in het westerse museum te zien als centraal onderwerp in tentoonstellingen. Naast meer gevestigde kunstenaars is er ook een nieuwe generatie die het Zwarte figuur centraal stelt, en de toeschouwer uitdaagt om de manieren waarop de Zwarte gemeenschap wordt afgebeeld, te heroverwegen.
There is never a time in the future in which we will work out our salvation. The challenge is in the moment, the time is always now – James Baldwin
Recentelijk was er in de National Portrait Gallery in Londen de tentoonstelling The Time Is Always Now: Artists Reframe the Black Figure (22.2 t/m 19.5.24) te zien, waarin de aanwezigheid van de Zwarte figuur in de westerse kunstgeschiedenis wordt onderzocht. Behalve de constatering van en confrontatie met het schrijnende gebrek aan de representatie van Zwarte figuren in de westerse kunstgeschiedenis, tracht curator Ekow Eshun ruimte te scheppen voor representatie, simpelweg door Zwarte portretten te tonen in een galerij die van oudsher voornamelijk door witte portretten wordt bemand. De titel van de tentoonstelling is ontleend aan een citaat van schrijver en burgerrechtenactivist James Baldwin, en met de geselecteerde portretten wordt een poging gedaan de complexiteit en rijkdom van het Zwarte leven te verkennen.
Deze ode aan figuratieve portretkunst brengt werken samen van hedendaagse kunstenaars zoals Kehinde Wiley en Amy Sherald, Chris Ofili, Lubaina Himid, Claudette Johnson en Kerry James Marshall, om er maar een paar te noemen. De getoonde werken benadrukken dat portretkunst, net als andere vormen van artistieke en culturele productie, een belangrijke pijler is in de Zwarte geschiedenis. Het belang van portretten doet niet onder voor geschreven bronnen en documenten. Integendeel, beelden en woorden zijn symbiotisch; alleen samen vormen ze een samenhangend verhaal.
De tentoonstelling is exemplarisch voor onze huidige tijd, waarin Zwarte portretten dienen als een krachtig middel voor zelfexpressie en culturele terugwinning. Overal in de westerse kunstwereld verschijnen verhalen en vertellingen waarin zwarte mensen centraal staan en waarin de nuances van de Zwarte identiteit op doeken worden uitgelicht. Terwijl sommige kunstenaars meer traditionele en conventionele technieken en esthetiek omarmen, kiezen anderen voor meer avant-gardistische benaderingen om stereotypen uit te dagen en grenzen te verleggen. Deze kunstenaars geven vorm aan nieuwe dialogen, inspireren nieuwe perspectieven en bevorderen inclusie door de onmiskenbare schoonheid van het veelal ongeziene en het ongehoorde bloot te leggen.
Er wordt weleens opgemerkt dat Zwarte portretten zich opvallend vaak verhouden tot formele, statische portretten die volgens bepaalde kunsthistorische of zelfs adellijke traditie worden gemaakt. Hoewel er natuurlijk onmiskenbare voorbeelden zijn van Zwarte portretkunst die zich houdt aan de traditionele westerse esthetiek, is het ook van belang om te erkennen dat Zwarte kunstenaars in het verleden, maar ook recentelijk, verschillende artistieke benaderingen hebben toegepast om deze conventies en vormen uit te dagen en er een nieuwe interpretatie aan te geven.
Een kunstenaar die de grenzen opzoekt van het formele staatsieportret is de Amerikaanse schilder Kehinde Wiley, die ook deel uitmaakte van The Time is Always Now. Zijn grote, kleurrijke doeken staan altijd bol van de symboliek, van de flora, gebladerte en elementen uit de natuur, tot de kleding en accessoires waar hij zijn modellen in hult. Deze elementen verwijzen naar specifieke betekenissen, zowel historisch als hedendaags, van culturele identiteit en sociale status.

Wiley eigent zich de taal van de macht toe om die vervolgens toe te kennen aan personen met een Zwarte identiteit. Zijn schilderijen refereren en citeren vaak de portretten gemaakt door Oude Meesters. Wiley besteedt daarbij bijzonder veel aandacht aan de Zwarte huidtinten van zijn modellen, in een spel van licht en donker, dat doet denken aan de aandacht en manieren waarop hun veelal beigekleurige historische tegenhangers werden afgebeeld. Op Wileys doeken worden Zwarte lichamen – vooral die van Zwarte mannen – op provocerende wijze neergezet als sterk én kwetsbaar, mooi én erotisch tegelijkertijd.
Een andere kunstenaar die Oude Meesters en klassieke West-Europese schilderijen herinterpreteert in haar praktijk, is de Britse kunstenaar Barbara Walker, die in 2023 op de shortlist stond voor de Turner Prize. In haar schilderijen gaat ze vrij letterlijk de confrontatie aan met de ondervertegenwoordiging van Zwarte figuren in openbare archieven en collecties.
Walker concentreert zich vooral op bekende scènes waarin Zwarte personen gewoonlijk worden afgebeeld als bedienden of tot slaaf gemaakten – personen die in de marge en aan de zijlijn werden afgebeeld; onzichtbaar ondanks dat ze in het zicht waren – en creëert daarmee nieuwe ruimte voor representatie.
Door enkel gebruik te maken van grafiet en kleurpotlood op wit papier, worden haar Zwarte modellen nadrukkelijk gecentraliseerd. De scherpe nevenschikking van zwart en wit in deze ingewikkelde tekeningen benadrukt de binaire aard van onze lang gekoesterde sociale constructies en categorisering. Walker maakt de hedendaagse kijker niet alleen bewust van haar Zwarte onderwerpen, maar nodigt ook uit om na te denken over kwesties als representatie en macht, en om te overwegen hoe geschiedenis en verhalen ontstaan.
Als we kijken naar termen als ‘traditioneel’ en ‘klassiek’, zowel in verbale als schriftelijke discussies over beeldende kunst, dan zien we dat deze termen zelden verwijzen naar een geschiedenis waarin Zwarte en Afrikaanse diaspora worden opgenomen, maar eerder naar specifieke historische narratieven waarin ze worden gemarginaliseerd, verkeerd worden weergegeven of over het hoofd worden gezien. De Afrikaanse diaspora is in de gehele westerse geschiedschrijving grotendeels genegeerd, zo ook in de portretkunst. Deze onzichtbaarheid gaat terug tot de aristocratische figuratieve schilder- en portretkunst, en is een hardnekkige omissie gebleven binnen de beeldtraditie van de westerse kunstgeschiedenis. Zwarte modellen werden niet waardig geacht om een centrale plaats in te nemen op een schilderij, maar dienden vaak als decor of decoratie. In de huisportretten van de Britse aristocratie werden Zwarte mensen doorgaans in beeld gebracht als bedienden, tot slaafgemaakten of exotische nieuwigheden als manier om sociale munt te slaan. Ook de Franse kunstenaars beeldden Zwarte vrouwen af als onbekenden of bedienden, met als bekendste voorbeelden Matisse’ Dame à la robe blanche (1946) en de inmiddels geïdentificeerde Laure in Manets Olympia (1863).
Hedendaagse Zwarte kunstenaars die werken met portretkunst hebben zich de afgelopen decennia dan ook veelal beziggehouden met representatie. En met succes: inmiddels zijn gecentraliseerde Zwarte figuren te vinden in de collecties van grote kunstinstellingen over de hele wereld. Door deze collecties te vullen met portretten in ‘klassieke’ en ‘conventionele’ stijl waarin Zwarte figuren centraal staan, wordt het visuele archief van de westerse geschiedenis opnieuw vorm gegeven, op een radicaal niet-lineaire manier. Het is een hoopvolle manier om de wonden van het kolonialisme in de geschiedenis te traceren en de gefragmenteerde, vernietigde, gestolen en uitgewiste gaten in de kunstgeschiedenis op te vullen.
Een voorbeeld van dit verzet is het werk van Britse kunstenaar Claudette Johnson, die haar praktijk omschrijft als anti-portretkunst. Haar schilderijen, die weliswaar veel weghebben van de formele schilderstijl, bieden een meditatie op identiteit en zichtbaarheid. Johnson houdt zich niet bezig met de gelijkenis tussen haar model en het schilderij, of het maken van een statement over de omstandigheden, het erfgoed, de status of de vrijetijdsinteresses van de geportretteerden. In plaats daarvan richt ze haar aandacht op het vastleggen van de fundamentele essentie van haar onderwerpen en hun aanwezigheid, in een poging de universaliteit van hun bestaan af te beelden. Johnson kiest er bewust voor om geen heroïsche afbeeldingen van Zwarte mensen te maken als radicaal alternatief voor de negatieve portretten die we vaak zien. In plaats daarvan zijn haar portretten subtiel en wekken ze de indruk onaf of onvolledig te zijn, waarbij de gedetailleerde gezichten vaak worden afgewisseld met losse of gesuggereerde, geschetste vormen. In Blues Dance (2023), bijvoorbeeld, zien we een dansende figuur, net boven de knie afgesneden, een vaker voorkomend kenmerk van Johnsons werk. De figuur past maar net op het doek, waardoor het lijkt alsof de kijker een dichtbije en intieme blik op het model gegund wordt.
De afgelopen jaren worden Zwarte figuren steeds vaker afgebeeld terwijl ze zich bezighouden met alledaagse activiteiten. Zwarte kunstenaars schilderen figuren die dansen, zitten, eten of verwikkeld zijn in sociale interactie – kortom, die ‘normale’ dingen doen. In deze kunstwerken wordt het gewone leven vastgelegd en gevierd, op manieren die voorheen werden weggelaten of genegeerd en als bijgevolg vergeten. Op die manier herdefiniëren deze kunstenaars hoe en onder welke voorwaarden Zwarte mensen afgebeeld kunnen worden, en bouwen ze aan een politiek geladen tegenverhaal. Het verbeelden van die alledaagsheid maakt het mogelijk om de complexiteit, de precariteit en de vreugde van het Zwarte leven te verkennen.
Een voorbeeld van een kunstenaar die zich hiermee bezighoudt is Amy Sherald, wiens schilderijen complexe thema’s als sociale rechtvaardigheid, vrijheid en beweging behandelen. Ze schildert haar onderwerpen in grijstinten om de conventionele normen die de samenleving identificeren op basis van huidskleur uit te dagen en te betwisten. Samen met haar minimalistische composities nodigt ze kijkers uit om hun perceptie van huidskleur en identiteit te heroverwegen, met als doel om Zwarte gemeenschappen zich een leven te laten voorstellen buiten de voorgeschreven stereotypes om.
En zo komen we weer terug bij een meer traditionele interpretatie van portretkunst. In het schilderij The Marchioness uit 2016 verbeeldt Toyin Ojih een Zwarte vrouw op een manier die doet denken aan de formele portretten van de Europese aristocratie. Hiermee daagt ze traditionele voorstellingen van Zwarte individuen in de kunst uit, die historisch gezien veelal beperkt werden tot stereotiepe of gemarginaliseerde rollen. Een vrouw draagt een bonten mantel en zit in een indrukwekkende, grandioze salon gevuld met goudomlijste portretten, kunst en erfstukken. Ze roept onafhankelijkheid, rijkdom en status op. Ojih verbeeldt met het werk een andere geschiedenis. Ze herkadert de Zwarte figuur door gangbare opvattingen over het verband tussen huidskleur, klasse en rijkdom te deconstrueren en zo het verhaal opnieuw toe te eigenen.
Met krachtige en tot nadenken stemmende kunstwerken leveren Zwarte kunstenaars een belangrijke bijdrage aan de culturele archieven van het verleden én aan de hedendaagse portretkunst. Zo verrijken en verruimen ze het begrip van Zwartheid, Zwarte identiteit en representatie, en herdefiniëren ze een geschiedenis die er was, maar die er tegelijkertijd niet mocht zijn.
Deze tekst is vertaald uit het Engels door de redactie
Francesca Rechere
is schrijver, filmmaker en cultureel producent