De verziekte relatie tussen kunst en geld
Nu Russen en Qataranen de kunstmarkt in Amerika overnemen, is de lol er voor de Amerikanen af. Ze beklagen zich over de verziekte relatie tussen kunst en geld en vrezen het ergste.
De verschuivende machtsverhouding in de wereld bereikt ook de Verenigde Staten. De trotse kampioen van het kapitalisme, waar al vele jaren de meeste miljardairs ter wereld wonen, ziet met lede ogen aan hoe andere miljardairs uit andere landen hun pronkjuweel innemen: de kunstmarkt.
Afgelopen jaar was er een enorme stijging van de verkoop van kunst op veilingen en in grote galeries. De Biggest Sellers hebben in alle kranten gestaan, voorop een drieluik van Francis Bacon (142,4 miljoen) en een balonnenhondje van Jeff Koons (58.4 miljoen), die voor recordprijzen van de hand gingen.
Leidden dit soort verkopen voorheen tot weinig reuring, eerder het omgekeerde, een halleluja-stemming, nu is het geluid dat uit Amerika opklinkt heel anders van toon. Er ontspint zich in belangrijke kranten een publiek debat over de verwording van de Amerikaanse kunstmarkt, die verziekt door geld dreigt uiteen gereten te worden. Er wordt gesproken van het gevaar dat de superrijken het fijnmazige netwerk dat in decennia in de kunst is opgebouwd bruusk vertrappen.
De prijzen mogen stijgen, tegelijkertijd lijkt de kunst steeds minder waard te worden
As the price of art rises, is its value plummeting? kopt The Washington Post afgelopen 7 februari bij het artikel van Philip Kennicott. De prijzen mogen stijgen, zelfs explosief, tegelijkertijd lijkt de kunst steeds minder waard te worden.
Kennicott zet de opgeleefde discussie helder op een rij, en laat tegelijk doorklinken wat hij er zelf van vindt: de kunstmarkt is bezig volkomen te ontsporen. Al vier jaar melden de veilinghuizen recordverkopen. Maar afgelopen november verkocht Christie’s op één dag voor liefst 700 miljoen dollar (!). Het veilinghuis zit er nog van bij te komen.
De oorzaak zien sommigen in de aangetrokken aandelenkoersen, die hun effect op de kunstmarkt hebben. Een bubble wordt gevreesd. Bloomberg: “Collectors are bidding up art prices as easy-money policies among central banks and rising global stock markets boost the fortunes of the world’s richest people.”
De instroom van nieuw kapitaal in de kunst, heeft de kritiek op de effecten ervan alleen maar aangewakkerd.
Jed Perl van de New Republic schreef: “At Christie’s and Sotheby’s some of the wealthiest members of society, the people who can’t believe in anything until it’s been monetized, are trashing one of our last hopes for transcendence.” Peter Schjedahl van The New Yorker schreef onheilspellend: “the present art market plainly won’t quit until it hits the end of the line.”
Kennicott neemt zelf een tussenpositie in. Hij ziet dat een deel van de kunstwereld de markt als irrelevant beschouwt voor het welvaren van kunst. Een ander deel ziet, in lijn met Perl, de markt als een gevaar, die kunstenaars corrumpeert en de productie van kunst aan de wortel ervan aantast. Kennicott haalt Nick Paumgarten aan die weinig opbeurend schrijft: “It distracts from the work, they say. It distorts curatorial instincts, critical appraisals, and young artists’ careers. It scares away civilians, who begin to lump art in with other symptoms of excess and dismiss it as another garish plaything of the rich.”
Kennicott stelt dat er al sinds de Renaissance geklaagd wordt over de invloed van de markt op kunst. Wat niet wegneemt dat het geld momenteel wel heel erg hard bezig is een stempel te drukken op de ontwikkelingen. Er zijn niet alleen de veilingrecords, er is ook Damien Hirst met zijn naar corruptie riekende bespelen van de markt, en er is in de kunstwereld een verheerlijkende aandacht voor kunstvervalsers.
Al die tendensen schaden de waarde van kunst, terwijl de prijzen alsmaar blijven stijgen.
The market is corrupting art, determining the kinds of art that get made and sold, changing the topics of art and ultimately controlling its future
Er lijkt geen ontkomen aan. Kennicott: ‘We live in an economy that prizes mobility, highly skilled freelance labor and wide, loose, elite networks of cosmopolitan individual agents. It is an economy that rewards some people handsomely, yet leaves an inestimable amount of human wreckage in its wake.’
De New Yorkse galeries laten zien dat de kunstenaars er niettemin volkomen door geobsedeerd zijn. Economische issues zijn overal: ’this new economy is haunting artists, who are torn between chronicling the chaos or surfing above it, between social critique or cool, cryptic work that celebrates their own prestige and participation in the elite economy.’ Andere kunstenaars vluchten weg in ironische en satirische representaties ervan. Hirst en Koons zijn de bekendste en tegelijk meest cynische voorbeelden. Kennicott heeft er weinig waardering voor.
Hij is dan ook weinig optimistisch in zijn conclusie en vraagt zich zelfs af of er over enige tijd nog zoiets als kunst zal zijn.
Toch blijft hij netjes, enigszins op afstand. Op sommige blogs zijn de commentaren venijniger, zoals Art Fag City die openlijk klaagt over de komst van de superrijken uit Qatar met name, die niet alleen de kunst opkopen en de markt verzieken, maar ook hun hele stad in bezit nemen. Ze vrezen weldra uit hun kantoor in Manhattan verstoten te worden, en te moeten verhuizen naar een achterbuurt in Brooklyn.
Terwijl het buitenlandse kapitaal de Amerikaanse kunstwereld binnenstroomt, vreest de Amerikaanse kunstwereld met steeds grotere vreze. Wat moet dat worden met de kunst? Wat blijft er over van de het pure gewin overstijgende idealen van weleer?
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M