Princess Margriet Award for Culture Naar een tool voor publieke opinie?
Dinsdag 31 maart werd in het Brusselse Bozar de Princess Margriet Award for Culture uitgereikt. Vooraf vond een debat plaats met de laureaten, het Visual Culture Research Center (VCRC) uit Kiev en de Athens Biennial, over de positie van kunst in de maatschappij.
“Europa heeft een ziel nodig en cultuur kan dit bieden.” Deze gevleugelde woorden sierden het persbericht van European Cultural Foundation Princess Margriet Award for Culture 2015. ECF voorzitter Görgün Taner en de generale directeur van de Istanbul Foundation for Culture and Arts opende het debat hoopvol: “Nieuwe vormen van kunst en cultuur ontstaan vandaag, van Istanbul tot Wenen, van Frankfurt tot Londen, van Athene tot Kiev.” Twee van die ‘nieuwe’ of alternatieve initiatieven zijn precies de laureaten van de Princess Margriet Award for Culture (elk goed voor 25000 euro).
De vierde aflevering van de biënnale van Athene vond onder de noemer/ concept Agora in 2013 plaats in het oude beursgebouw van de Griekse hoofdstad. Op die veelbetekenende plek analyseerden kunstenaars en -werken op verschillende wijze de huidige financiële situatie in Europa en die van Griekenland in het bijzonder, daarbij voluit op een dialoog met het publiek mikkend. In Kiev werd in 2008 het Visual Culture Research Center of VCRC opgericht als een denktank voor kunstenaars, activisten en academici. Het platform wendt kunst en wetenschap aan teneinde bij een zo groot mogelijk publiek via artistieke projecten thema’s zoals (seksuele) diversiteit, politiek geweld, censuur en de verstedelijking van post-Sovjet steden bespreekbaar te maken.
Moderator Massimiliano Mollona, Senior Lecturer aan het departement van antropologie aan Goldsmiths (University of London), had het over een “steeds meer verschuivende machtpositie van de kunstenaar, curator of organisator naar het publiek zelf”. Volgens hem is het noodzakelijk voor een in crisis verkerend Europa – zowel politiek, maatschappelijk (xenofobie, racisme en onbegrip voor de ander) als financieel – om een soort van open universiteit in de straat te creëren, een plek of agora waar publieke en private sfeer samensmelten, in de vorm van een grassroot economy die niet antikapitalistisch dan wel post-kapitalistisch van inslag is.
Vasyl Cherepanyn wil met VCRC de praktijken die tijdens de revolutie op het Maidanplein in Kiev ontstonden met zijn organisatie voortzetten en verder onderzoeken. Hij beweerde aan politiek te bedrijven met artistieke- en kennisinstrumenten. Zijn collega Nataliia Neshevets beaamde dit en zei dat verandering vooral in harde tijden nodig is, en dat er moet gereageerd worden op politieke verschuivingen wanneer dat nodig is, bij voorbaat in de vorm van revolutie.
Xenia Kalpaktsoglou, co-oprichter van de biënnale van Athene sprak van het creëren van een eigen ecosysteem. Terecht en niet zonder humor gooide ze ook op dat elk zichzelf (en zijn job) respecterend curator of directeur bij de aankondiging van zijn of haar biënnale verplicht hoort te opperen dat dit niet nog maar eens een zoveelste biënnale zal zijn. “De conventie van de biënnale bestaat niet meer”, oordeelde ze. Haar collega Poka-yio, kunstenaar en tevens co-oprichter, ondersteunde haar en stelde dat de relevantie van de biënnale voor Athene op dat moment voortvloeide uit zowel de crisis van de staat als de crisis van de geloofwaardigheid ervan.
Maar hoe kan dan het kunstinstituut een publiek van burgers her-denken en herformuleren? Volgens Poka-yio is dit de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen bij het instituut. Hij riep op “niet in de ivoren toren van de hedendaagse kunst te blijven zitten, maar wanneer de politiek faalt als organisator actief deel te nemen in de publieke sfeer om zodoende te trachten een nieuwe ruimte voor dialoog te openen”. Neshevets, in haar studententijd zelf een politieke activiste, zei dat kunst niet perse bruikbaar is of dat moet zijn, maar dat het voor VCRC wel een tool moet zijn om de publieke opinie het gevoel te geven een stem te hebben.
Haar collega Cherepanyn ging verder en sprak van twee dimensies. Een eerste dimensie bestaat wanneer kunst echt politiek ontmoet, en niet “langer in de zoo in haar kooi blijft zitten maar buiten haar terrein treedt om vragen over zichzelf te stellen”. De tweede dimensie zag hij in een diepere fusie, wanneer politiek kunst maakt of wordt. Als voorbeeld viel de revolutie op Maidan. Die zag Cherepanyn als een “Gesamtkunstwerk, een totale installatie die dagelijks evolueerde en op zich een sterk beeld was, maar die ook sterke plaatjes voor de media en kunstenaars opleverde.” Hij refereerde naar Beuys’ theorie van een sociale sculptuur waarbij iedereen op een of andere manier een kunstenaar is en waarbij het potentieel van kunst om de maatschappij te veranderen ten volle benut wordt.
Kalpaktsoglou bevestigde die visie maar temperde door te opperen dat cultuur een integraal deel moet zijn van alles wat we doen. “We moeten hier en nu bezig zijn. De biënnale was geen voorbeeld voor altijd, maar een juist model voor Athene op dat moment.” Samen met de moderator Mollona besloot ze dat de toekomst erin bestond een model te ontwikkelen dat naar het publiek toe mogelijk nog meer gepersonaliseerd is.
Meer info: website ECF