Open Brief Vincent van Velsen: Stedelijk sluit kunstenaars van kleur uit
Het Stedelijk sluit kunstenaars van kleur uit, zo stelt Vincent van Velsen in een Open Brief aan Touria Meliani, wethouder van cultuur van Amsterdam, waarover Het Parool vandaag publiceert.
Kees Keijer in Het Parool: ‘Van Velsen reageert op een verklaring van het Stedelijk om zich te committeren aan de strijd tegen racisme door de helft van het aankoopbudget te reserveren voor werk van kunstenaars van kleur en kunstenaars met een niet-westerse achtergrond. In de Open Brief stelt Van Velsen dat het Stedelijk alleen uitgaat van het eigen belang en voorbijgaat aan het feit dat zwarte kunstenaars en kunstenaars van kleur jarenlang zijn ondervertegenwoordigd en buitengesloten. ‘Dit heeft invloed gehad op hun carrière en persoonlijke levens, de kwaliteit daarvan en de mogelijkheden – van het huren van een atelier tot het kopen van een huis, het reizen ter oriëntatie en het vergroten van de potentiële richtingen binnen hun praktijk, naast een structurele zichtbaarheid en mogelijkheid tot tonen.’ Hetzelfde geldt volgens Van Velsen voor curatoren met een gelijksoortige achtergrond die geen mogelijkheden hebben gekregen om in het Stedelijk te werken. Dat het museum nu van plan is om nieuwe curatoren en andere personeelsleden van kleur aan te nemen lost volgens hem niets op, als er geen verantwoordelijkheid wordt genomen.
Rein Wolfs meldt in een reactie aan Het Parool dat ‘Het Stedelijk probeert gericht meerstemmigheid in het personeelsbestand aan te brengen en in die zin belangrijke stappen te maken. Deze stappen gaan soms langzamer dan je denkt en dat frustreert mij persoonlijk. Hij graag met Vincent in gesprek gaat over beider standpunten.
LEES HIER HET STUK IN HET PAROOL; DE OPEN BRIEF VAN VINCENT VAN VELSEN:
Amsterdam,16.6.2020
Edelachtbare wethouder Meliani,
Naar aanleiding van het persbericht van het Stedelijk Museum Amsterdam “Stedelijk committeert zich aan strijd tegen racisme” (dd. 11 juni 2020), bij monde van directeur Rein Wolfs, schrijf ik u. In de door het museum geformuleerde doelen en ambities schuilt een misvatting die door de organisatie zelf overzien lijkt te worden. Hierover schrijf ik u; om op deze manier een mogelijke beslissing aangaande de gevraagde extra financiering van het museum om haar nieuwe beleid te ondersteunen, van extra informatie te voorzien.
Het museum geeft aan zich in het verleden incapabel te hebben getoond om aan de eisen van de huidige tijd te voldoen. In het persbericht dat verandering aankondigt gaat het Stedelijk alleen uit van het eigen belang en gaat zij voorbij aan de betekenis voor de kunstenaars. Het structureel onder-representeren van zwarte kunstenaars en kunstenaars van kleur heeft er voor gezorgd dat hun zichtbaarheid en mogelijkheden – en daarmee hun carrière perspectief – werd verkleind. De aangekondigde veranderingen nemen immers niet in ogenschouw welke schade het de kunstenaars heeft berokkend om stelselmatig buitengesloten en onder-gerepresenteerd te worden. Dit heeft invloed gehad op hun carrière en persoonlijke levens, de kwaliteit daarvan en de mogelijkheden – van het huren van een atelier tot het kopen van behuizing, het reizen ter oriëntatie en netwerk en het vergroten van de potentiële richtingen binnen hun praktijk, naast een structurele zichtbaarheid en mogelijkheid tot tonen. Hetzelfde geldt voor de curatoren met een gelijksoortige achtergrond wie eveneens de mogelijkheden tot ontwikkeling met alle privileges en connecties binnen een instituut als het Stedelijk is ontzegd. Deze gedane schade kan niet ongedaan worden gemaakt door toekomstige aankopen of tentoonstellingen. Te meer als deze onder een nieuw beleid vallen dat inzet op kleur en afkomst, en niet op kwaliteit.
Dit zou slechts een continuering betekenen van de uitsluitingspolitiek. De voorgestelde “compensatie” kan op geen enkele manier terugwerken in de tijd. Het toevoegen van nieuwe curatoren en andere personeelsleden van kleur binnen het -bestand zal de inherent problematische structuren van het museum niet teniet kunnen doen. Deze zitten diep van binnen verweven in alle lagen van het instituut. Dit betekent dat het instituut de consequenties moet dragen van haar eigen statement en de posities van alle personen die verantwoordelijk zijn voor de actieve uitsluitingspolitiek – die het programma van het museum heeft vorm gegeven – moet herzien. De vraag is niet wie er aangenomen moet worden, maar wie er moet worden ontslagen.
Het Stedelijk en haar personeel is direct verantwoordelijk voor het beleid en diens uitwerkingen. Sommige curatoren werken er sinds de jaren ’80, anderen sinds enkele jaren. Gezamenlijk zijn zij verantwoordelijk voor de structurele uitsluiting en onder-representatie van kunstenaars en curatoren van kleur. Zij dienen daarover niet slechts een persbericht uit te sturen, maar verantwoordelijkheid te nemen en conclusies te verbinden aan de eigen woorden. De conclusie kan niet zijn dat de instelling wordt beloond met de gevraagde extra middelen. Deze zouden door dezelfde personen worden gespendeerd, die verantwoordelijk zijn voor de structurele weeffouten in het programma en de aankopen voor de collectie. Ondanks een nationale en wereldwijde agendering in de gehele kunstwereld, hebben zij aangetoond geen interesse te hebben gehad in de kunstenaars die zij in de toekomst zouden moeten aankopen. Hun interesses en prioriteiten lagen op andere gebieden, hun affiniteit bij andere individuen. Hiermee hebben zij zichzelf incapabel getoond.
Dat het museum slechts denkt vanuit de eigen collectie en wat daar in mist als consequentie van hun eigen fouten toont een focus op eenzijdig eigenbelang, zonder kritische zelfreflectie. De door het museum zelf geschetste problemen kunnen ook niet worden opgelost door het aantrekken van buitenlandse curatoren zonder directe relatie met de stad Amsterdam en het land Nederland als zodanig. Zij ontberen de kennis van context, taal en cultuur, alsmede adequate aansluiting met de kunstenaars die in het Amsterdamse en Nederlandse veld aanwezig zijn. Tentoonstellingen dienen gemaakt te worden vanuit een voeling met de maatschappij en artistieke omgeving. Ook kunnen gastcuratoren de structurele lacunes niet opvullen.
De ambities die Rein Wolfs formuleerde en zijn streven naar verandering zijn prijzenswaardig. Toch behoeven deze maatregelen meer aanpassingen dan nu in werking zijn gesteld. De juiste oplossing zou zijn om de gevraagde gelden slechts beschikbaar te stellen als er andere individuen over diens uitgave – bedoeld voor tentoonstellingsbudgetten, -keuzes en aankopen – zouden beslissen. De beoogde structurele veranderingen kunnen geen plaats hebben zonder de huidige structuren teniet te doen; en deze aansluitend opnieuw vorm te geven. Slechts dan, en alleen op die voorwaarde kan het Stedelijk Museum Amsterdam structureel veranderen en de geformuleerde doelen die moeten leiden tot significante verbeteringen behalen.
Ik hoop dat deze analyse u mag informeren en ondersteunen in uw beslissing.
Met hartelijke groet,
Vincent van Velsen