Business as usual
Het gemak waarmee nieuw rijk Nederland bezit neemt van de oude publieke instellingen van dit land leidt tot steeds grotere beroering in de kunstsector.
Afgelopen vrijdag publiceerde Anna Tilroe een opiniestuk in NRC Handelsblad waarin ze haar ergernis ventileert over hoe het Stedelijk Museum bezig is te veranderen van een publieke instelling in een bedrijf. Zie de samenstelling van de Raad van Toezicht van het Stedelijk Museum, die bestaat uit een prins, een politicus, een kunstenaar en vier zakenlieden.
Van de artistieke verhoudingen in de kunst heeft de Raad geen idee, stelt Tilroe. De aanstelling van de niet-functionerende ‘droomkandidaat’ Ann Goldstein, die na drie jaar alweer opstapt na het museum te hebben vastgeklonken in oude Atlantische verbanden, ziet ze als een bewijs ervan.
Een museum hoort in alle vrijheid het belang van de kunst en het publieke belang tegen elkaar af te wegen, schrijft Tilroe. Die autonomie is cruciaal, maar wel in het geding in een museum waar gedaan wordt alsof alleen zakenlui zijn toekomst kunnen garanderen.
Twee dagen na de brandbrief van Tilroe blijkt dat het Gemeentemuseum Den Haag zich bewust of onbewust heeft laten gebruiken voor de persoonlijke belangen van zo’n nieuwe rijkaard over wie Tilroe het heeft. Gisteren onthulde Trendbeheer dat de privéverzamelaar Bert Kreuk, die afgelopen zomer met veel bombarie curator was van de publieke presentatie van zijn eigen verzameling in het Gemeentemuseum Den Haag, een deel van het getoonde ter veiling aanbiedt bij Sotheby’s in New York. Het werk is vermoedelijk rechtstreeks van het museum naar het veilinghuis vervoerd.
Een knap staaltje verzamelaarshypocrisie, als je de teksten terugleest die de ‘gepassioneerde kunstliefhebber’ Kreuk rondom de presentatie van zijn verzameling in ongeveer alle media in Nederland en Art Review mocht debiteren.
Wat de reden van de verkoop door Kreuk ook mag zijn (acute geldnood of schaamteloos opportunisme), hij profiteert nu volop van de museale goedkeuring die het Gemeentemuseum aan zijn collectie heeft gegeven, en in ruil waarvoor het museum een schenking van de verzamelaar mocht ontvangen. Een werk dat door Kreuk zelf is uitgezocht bij een kunstenaar van wie de directeur van het museum volgens Kreuk nog nooit had gehoord, maar die zo suggereert hij niettemin perfect in het museum past.
De liefde voor de kunst gaat diep bij de privéverzamelaar, die voor geld bij sommige verzamelaars nog net wat dieper
Het gemak waarmee vermogend Nederland bezit neemt van publieke instellingen, begint in het oog te springen. Sponsoren zitten voor een stuiver op de eerste rang, zo stelde Renée Steenbergen al eens geërgerd vast in een kritische analyse van de aan de ING verkochte opening van het Rijksmuseum. Over welk algemeen belang precies gediend is met de massale vertoning van privécollecties in bijna alle musea van dit land heb ik nog niemand gehoord.
Wat bij die grote en kleine particuliere verzamelingen opvalt is hoe gemakkelijk sommige eigenaren afstand doen van hun eerder vol trots museaal getoonde bezit. Zo blijkt bij Kreuk, zo bleek eerder al bij de roof van enkele Schoonhovens uit Museum Van Bommel Van Dam uit een tentoonstelling van een particuliere verzameling, waar de particuliere eigenaren liever de verzekeringspremie opstreken dan de geretourneerde reliëfs van Schoonhoven terug in bezit te nemen. De liefde voor de kunst gaat diep bij de privéverzamelaar, die voor geld bij sommige verzamelaars nog net wat dieper.
De kwestie Kreuk leert dat het artistieke belang bij de vertoning van privécollecties, mocht dat al een factor zijn, ergens achteraan hobbelt. Andere belangen zijn doorgaans veel dwingender. Maar de ethische codes over wat bij dit soort van publiek-private samenwerking geoorloofd is en wat niet, lijken nog lang niet goed geformuleerd te zijn en al helemaal niet openlijk bediscussieerd.
Beeld: Anna Tilroe, ‘Run het Stedelijk toch niet als een bedrijf’, NRC Handelsblad 25 oktober
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M