#TefafSoWhite
Er is dit jaar veel discussie over de toekomst van de Tefaf. De succesvolle beurs zou niet meer bij de tijd zijn, te breed van opzet en te matig van kwaliteit. Zij mag elk jaar wel trots in alle media komen vertellen wat voor topstuk dit keer te bewonderen valt (een jonge Rembrandt dit jaar), maar onder kenners ligt ze flink onder vuur. Concurrenten als Frieze Masters zouden op weg zijn de Tefaf voorbij te streven.
Ik was er alweer een aantal jaar niet meer geweest, maar toen ik er afgelopen zaterdag rondliep viel mij vooral iets anders op. Iedereen in het publiek zag er op en top uit, om door een ringetje te halen, met nu en dan een prettig gestoorde, excentriek geklede Amerikaanse miljonair ertussenin. Maar onder de 7000 bezoekers die dag (het aantal is maandag vrijgegeven in een persbericht) zag ik welgeteld een zwarte man en een zwarte vrouw. De rest van het publiek was wit.
Misschien voorspelbaar, deze etnische monocultuur, in een omgeving als dit. Maar als je net hebt gelezen dat de directeur beweert dat de Tefaf handelaren trekt uit twintig landen en bezoekers uit alle hoeken van de wereld, denk je toch: waar zijn die dan? Waren de Arabieren alweer vertrokken toen ik er rondliep? Hebben Indiërs en Brazilianen het er dit jaar bij laten zitten? Was er een staking bij Singapore Airlines waardoor welgesteld Azië verstek liet gaan?
Als je een uurtje op de beurs hebt rondgestruind besef je dat bezoekers uit de BRIC- en de MINT-landen er ook maar weinig te zoeken hebben. Het ‘global’ van de Tefaf kent nogal nadrukkelijke ‘local’ karakteristieken. In de meeste stands bevind je je eeuwen terug, diep in het oude Europa. Het gros van de getoonde kunst stamt uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw. Zeg maar de tijd dat zwarten nog negers werden genoemd en zonder enig publiek protest als slaven op gouden koetsen konden worden afgebeeld.
Culturele diversiteit zal niet de meest dringende kwestie zijn op de agenda van de nieuwe Tefaf-directeur. Maar met de rel van de #OscarsSoWhite nog vers in het geheugen, zit je je toch onwillekeurig af te vragen wat voor wereld de Tefaf eigenlijk in stand zit te houden? Wat precies wordt ons hier ten voorbeeld gesteld?
Die vraag wordt iets dwingender als je weet dat Nederlandse musea elk jaar weer met een leger conservatoren er op uittrekken om er op tijd bij te zijn mocht er in een verborgen hoekje van een stand iets hangen dat de moeite van het verzamelen waard is. Dit jaar was het de beurt aan het Mauritshuis om toe te slaan. Het verwierf voor 6,5 miljoen een bloemstilleven van Roelant Savery. Mooi schilderij, zegt men (ik heb geen verstand van zeventiende-eeuwse bloemstillevens), maar je vraagt je af of de Collectie Nederland nu echt behoefte had aan weer zo’n stilleven. Of die miljoenen niet aan iets anders besteed hadden kunnen worden? Iets dat de visie van het Mauritshuis kantelt, in plaats van bevestigt.
Kort na mijn bezoek aan de Tefaf lees ik het eerste hoofdstuk van de nieuwe essaybundel van Maarten Doorman waarin hij suggereert om het Rijksmuseum te sluiten. Refererend aan Nietsche stelt hij dat het historiserend denken zinloos is als het niet wordt gespiegeld aan het heden. Ik denk: geschiedenis om de geschiedenis, het klinkt als l’art pour l’art.
De Tefaf zit er zelf ook wel mee in de maag, en doet er alles aan om niet alleen maar het culturele pretpark voor de superrijken te zijn. Op alle mogelijke manieren probeert de beurs zichzelf te ‘framen’ als dé kennishub van de global kunstmarkt, waar iedereen die er in de wereld van de (oude) kunst toe doet elkaar ontmoet. Bij mijn bezoek krijg ik een pak teksten mee, geschreven door mensen die mij proberen duidelijk te maken dat het heel betekenisvol is wat hier bijeen is gebracht. Opdat ik maar niet ga denken dat de hier verkrijgbare kunst niet meer is dan een luxueus wandsieraad voor de met privéjets ingevlogen Amerikaanse miljonairs.
In het meer moderne deel van de Tefaf is door Mark Kremer een tentoonstelling met hedendaagse kunst ingericht, ter nagedachtenis aan de dit jaar dertig jaar dode Joseph Beuys. Geen bloemstillevens of vrouwelijk naakt hier, maar een enorme, uitgebluste strooien pop (Klaas Kloosterboer) en een ongevormde homp brons (William Tucker). Aan het plafond hangt een dooie haan (John Murphy). De tentoonstelling, verwijzend naar Beuys’ installatie Zeige Deine Wunde (toon me je wond), toont zich een antipode van de schoonheid en de decadentie van de Tefaf, door zich te richten op verschrikkingen, het leed, de kwetsbaarheid van de mens. Met daarbij de oproep die kwetsbare kant niet langer weg te stoppen. Voor de draad ermee. Iedereen. Jij ook rijkaard!
Het is misschien wat stichtelijk, zo’n boodschap, op deze vloer. Maar elk streepje zelfreflectie en bescheidenheid lijkt me welkom in een poenige omgeving als dit. Nu nog écht global worden, qua kunst én publiek, en wie weet wordt de Tefaf dan een wereld waar íedereen zich in kan herkennen.
Tefaf
Maastricht
10.3 t/m 19.3.2016
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M