Beatrix Ruf bij het werk van Jordan Wolfson, 2016
De erfenis Ruf
Afgelopen zondag, op een bijeenkomst in het Stedelijk gewijd aan Degrowth, noemde Beatrix Ruf het Stedelijk Museum nog een lichtend voorbeeld. Ze was het zelf helaas niet. Ruf verlaat het museum voortijdig met om zich heen de geur van geld en gesjoemel.
De schade voor het museum en de sector is even niet te overzien. Het museum is onthoofd, de dubbele leiding is weg, de raad van toezicht grondig beschadigd en toe aan vervanging, de goede naam van het museum besmeurd.
En de kunstwereld staat weer eens te kijk als een sector waarin geld de dienst uitmaakt.
Bijna was Beatrix Ruf daar waar ze wilde zijn: haar medebestuurder en beleidsmatig gezien grootste opponent Karin (1 miljoen bezoekers) van Gilst was vertrokken; de politiek leek bereid te accepteren dat de leiding beter volledig in Rufs handen kwam, zonder zakelijk directeur; het museum was (bijna) heringericht onder de hoede van Rem Koolhaas; en de staf was vrijwel volledig vervangen, in ieder geval in de managementslaag direct onder de directie, het Management Team dat deed wat Ruf wilde. De era Ruf in het museum zou in 2018 pas echt op stoom komen, zo dacht Ruf ongetwijfeld zelf nog maar een paar weken geleden. Het Stedelijk zou weldra geheel en al ‘haar’ Stedelijk zijn.
En dan volgt dit koningsdrama, na de publicatie van een reeks zeer kritische artikelen in NRC Handelsblad. Het handelen tegen de ethische regels van het museum kost haar nu de kop. Nog voordat het door de raad van toezicht gelaste onderzoek naar Rufs duistere zaakjes had plaatsgevonden, trok ze zelf een streep onder haar directoraat. Daarbij ongetwijfeld geholpen door het feit dat de nieuwe voorzitter van de raad van toezicht op het punt staat benoemd te worden als minister van justitie en wil vermijden dat gedoe uit een vorige functie hem komende tijd zou gaan achtervolgen. Verantwoordelijk wethouder Kajsa Ollongren noemt het ‘een verstandig besluit’, een teken dat de politiek Ruf ook al had laten vallen.
Waren de reacties bij het plotselinge en evenzo voortijdige vertrek van Ann Goldstein nog gemengd, nu is het oordeel in hoofdzaak negatief. Ruf heeft haar zaken niet helder uit elkaar gehouden, tegen de afspraken in. Ze mag haar adviespraktijk formeel hebben afgesplitst, er zelfs een aparte BV voor hebben opgericht, maar iedereen die het museum volgt weet dat er al jaren tal van kruisverbanden zijn tussen de diverse posities die Ruf bekleedt. Het is in die zin raar dat daar nu pas een kwestie van wordt gemaakt, en – heel Hollands – pas echt op het moment dat duidelijk is geworden hoeveel ze precies verdiende met haar bijverdiensten bovenop de directeursbaan.
Het museum heeft veel voordeel gehad van Rufs lucratieve adviespraktijk. Door haar contacten zijn projecten mogelijk geweest die dit museum anders nooit had kunnen realiseren. Zo gaf Ruf door haar contacten een nieuwe dimensie aan het begrip solotentoonstelling van hedendaagse kunstenaars, met presentaties bestaande uit soms meer dan tweehonderd werken – in andere musea zijn solo’s van hedendaagse kunstenaars doorgaans veel kleiner. Tentoonstellingen als van Ed Atkins en Tino Sehgal zouden ook zonder Rufs warme contacten met private partijen mogelijk zijn geweest, maar de veelbejubelde installatie van Jordan Wolfson was zonder de extra ondersteuning van LUMA nooit te zien geweest in Amsterdam. Zo zijn er meer voorbeelden.
De schenking Thomas Borgmann, een nu besmet verklaarde gift van 600 (of is het 200 zoals NRC beweert?) werken, is in artistiek-inhoudelijke zin een slimme actie van Ruf geweest. Iedereen met kijk op de collectie van het Stedelijk weet dat er veel grote namen uit de jaren negentig in het museum ontbreken, omdat Rudi Fuchs in die tijd als directeur zijn eigen liefhebberij erop nahield en zich verre hield van wat destijds algemeen als belangrijke hedendaagse kunst werd beschouwd. De collectie is dankzij de schenking nu in een klap een flink aantal kopstukken dat het museum toen is misgelopen rijker (er zitten echt leuke werken bij). Ook al is er betaald voor een deel van de werken, heeft het museum er per saldo een enorm voordeel aan, als je tenminste vindt dat het Stedelijk Museum een collectie moet hebben waarin internationaal toonaangevende kunst uit bepaalde periodes aanwezig moet zijn.
Maar dit alles doet er niet meer toe. De winst van de periode Ruf valt weg tegen de klap die het museum nu oploopt. Ruf heeft geen open kaart gespeeld, ze is niet eerlijk geweest, heeft elementaire ethische regels van het museum geschonden, zich niet aan afspraken gehouden en er een zeer lucratieve nevenactiviteit op nagehouden zonder daar verantwoording over af te leggen in de jaarstukken. Een sjoemelende directeur is geen prettig gezicht, te meer als er eigen gewin in het spel is. De conclusie is dan snel getrokken.
[blockquote]Een sjoemelende directeur is geen prettig gezicht, te meer als er eigen gewin in het spel is
Afgelopen zondag, tijdens de bijeenkomst over Degrowth in het Stedelijk, hield ik een verhandeling waarin ik probeerde aan te geven hoe de degrowth-gedachte verbonden is met een levensfilosofie die heel ver weg staat van de institutionele kunstwereld van dit moment, en in zekere zin van ons allemaal, ook al hebben we graag de mond vol van duurzaamheid en deeleconomie. Het is een filosofie die uitgaat van bescheidenheid, van eerlijk delen, van gelijkwaardigheid en zorg voor elkaar. Deze degrowth-filosofie is nauw verbonden met de ideologen die een rol speelden op de achtergrond van de Club van Rome, zoals de priester/filosoof Ivan Illich die in 1973 het invloedrijke Tools for Conviviality schreef. Zijn visie op de wereld is er een die uitgaat van de gelijkheid van alle mensen, overal ter wereld, van een grondige herverdeling van welvaart en arbeid, van kleinschaligheid en het belang van lokale gemeenschappen. Illich was sceptisch over de industrie, haar machines en technologie, omdat hij zag dat zij de mens weliswaar welvaart brachten, maar hij wist ook dat ze de mens op een gegeven moment zouden gaan overvleugelen, de vrijheid zouden ontnemen en tot slaaf en verslaafde zouden gaan maken. Het is een situatie die we nu langzaam beginnen te ervaren.
Ik denk niet dat Beatrix Ruf, in haar missie voor de degrowth van het museum, de wereld in gedachten had die Illich voorstond. Maar dat maakt haar onder die noemer gevoerde veldtocht tegen de blockbuster niet minder belangrijk. De gedachte, zoals gisteren verwoord in een hoofdredactioneel commentaar in de NRC (we mogen de krant vanaf nu wel de woordvoerder van het kamp Karin van Gilst in de controverse Van Gilst/Ruf noemen) dat het museum er goed aan doet zich maar weer snel te richten op het organiseren van blockbusters, onder leiding van liefst een nationaal museumtalent, lijkt me iets te kort door de bocht.
Het Stedelijk Museum mag in de neoliberale stadseconomie zijn uitgegroeid tot een aanjager voor het toerisme, waar de toeristen in honderduizenden per jaar doorheen worden ‘gepompt’, zijn taak is wel wat breder dan dat. Ruf zag dat het wezen van het museum onder druk staat binnen de Nederlandse museumcultuur van dit moment. De kunst-‘industrie’, om term van Illich aan te halen, mag de musea veel publiek en welvaart brengen, maar ze begint zich toenemend tegen de musea te keren. Dat weet iedereen die in een museum werkt. Een pleidooi voor de blockbuster is een pleidooi voor een museumcultuur waarin het getal regeert, waarin musea alleen maar bezig zijn meer publiek te lokken, waarin snelle successen de overhand krijgen op dat wat bescherming verdient: de kunst die nog niet wordt gewaardeerd door een groot publiek, de lokale gemeenschap, de waarden waar zij voor staat en voor vecht om te beschermen.
[blockquote]Een pleidooi voor de blockbuster is een pleidooi voor een museumcultuur waarin het getal regeert, waarin musea alleen maar bezig zijn meer publiek te lokken, waarin snelle successen de overhand krijgen op dat wat bescherming verdient
Het Stedelijk Museum heeft een internationale reputatie opgebouwd als een museum dat groot was maar ook klein, met oog voor het onbekende en bijzondere. Het zijn soms grootschalig uitgevoerde experimenten die het museum tot de wereldtop brachten, en die regelmatig tot een oproer leidden omdat de pers en de bevolking zich ertegen keerden. Van dat kleine en experimentele is niet veel meer over nu 600.000 mensen (veelal toeristen) per jaar het museum bezoeken. Laten we hopen dat de aanstaande machtswisseling, die dit keer ingrijpender zal zijn dan de vorige keer bij Ann Goldstein, het museum niet doet veranderen in de zoveelste kunsthal voor het internationale toerisme. Laten we hopen op een museum waarin in de toekomst de kunst weer voor controverse en volksopstanden gaat zorgen en niet de falende leiding.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M