Screenshot online versie van het congres Cultuur na Corona, 2022
Klerezooi
Op vrijdag moet het kabinet de Rijksbegroting 2023 indienen en, mede daarom, is er op zondag, in het kader van de Uitmarkt, weer het jaarlijkse Paradisodebat met politici, georganiseerd door Kunsten’92 en een waaier van instellingen. In de eerste van een reeks maandelijkse columns over kunst- en cultuurbeleid schrijft Nous Faes over actuele zorgen.
Deze zomer gebeurde er iets onverwachts waar ik nog niet van ben bijgekomen. Ik heb het niet over de crisis-kluwen, want die wil je ontward zien door een volksvertegenwoordiging die niet poldert of als een manager delegeert en afschuift richting na-ons-de-zondvloed, maar die piketpaaltjes slaat die wat voorstellen.
Waar ik van schrok is dat bij de landelijke dagbladen juist op dat moment de een na de andere politiek columnist afhaakte. Gedeelde noemer is dat ze alles al honderd keer hebben gezien en er niet meer in geloven: het vat is leeg. Als zij hun peilstok niet meer in Den Haag willen steken omdat het toch niets uithaalt, terwijl het een grote klerezooi is, wie vertelt politici dan dat het anders moet en tikt ze op de vingers voor het geknoei en getreuzel? Of is de conclusie: het komt gewoon nooit meer goed? We zitten voorgoed in de drek, opgescheept met nutteloos bestuur?
Eenzelfde gevoel van zinloosheid bekroop mij nadat ik in corona-tijd artikelen over cultuurbeleid schreef, want ik ben niet graag een roepende in de woestijn, ben te ongeduldig voor herhaling en bovendien snel ontmoedigd, wat geen bruikbare karaktertrek is in een tijd die enkel om veerkracht draait. Wat er zoal gebeurde is me niet in de koude kleren gaan zitten.
Die coronatijd, daar ben ik cynisch uitgekomen, omdat de werkenden in de cultuursector zo duidelijk en opzettelijk zijn genaaid. Politici en ‘sectorvertegenwoordigers’ onderstreepten in elk debat en elke lobbybrief de precariteit van zzp’ers, freelancers en jonge kunstenaars, maar extra budget vloeide afgeroomd weg. Daarna werd in het coalitieakkoord onder het motto ‘herstel, vernieuwing en groei’ een pakket van 135 miljoen primair besteed aan leningen, publiekscampagnes, producenten en omroepen, vanuit de gedachte dat dít de sector draaiend kreeg. Ook dat heeft niet gewerkt: musea en theaters halen tot nog toe en waarschijnlijk nooit meer hun publiek terug. Tel daarbij op dat er nog steeds geen Boekman-rapport is hoe de Corona-steun in 2021 neerdaalde en dat voornoemde musea en schouwburgen sowieso nooit cijfers aanleverden en zie hier hoe cynisme ten aanzien van de kongsi tussen beleid en lobby wortel schoot.
Inmiddels sijpelt nieuws door dat het gevestigde instellingen vaak goed gaat: het Van Gogh Museum wentelt zich in tientallen miljoenen, poptempel Paradiso investeert die juist en de Museumvereniging legde een claim op het lokale cultuurbudget à 400 miljoen. Winst maken, kansen grijpen, geld bijeenrapen: het heet ondernemerschap en dat is het denkraam voor de cultuursector. Met de ervaring en data van corona-tijd in de kontzak zal het kabinet op Prinsjesdag maatregelen aankondigen hoe aan een zelfstandig bestaan met geringe financiële opbrengst voortaan paal en perk wordt gesteld. Vanzelfsprekend gebeurt dit onder de vlag van zuivere arbeidsverbanden, bescherming van werkenden en wat dies meer zij, maar de uitkomst zal zijn dat het gezelschap cultuurwerkenden verder wordt gedecimeerd.
Nu is het natuurlijk altijd crisis in de kunst en in tijden van crisis wordt er altijd iets bedacht om de boel te stutten, het is een mirakel dat zich voor je ogen ontvouwt. Zo kwam ‘de sector’ kort voor het zomerreces bijeen om het over cultuurbeleid-na-corona te hebben met de staatssecretaris als prominente gast. Zij heeft het tot haar missie gemaakt om binnen het kabinet lijntjes te smeden en dat is mooi, want recent werden precaire onderwerpen in het debat vaak ontmanteld als toch echt behorend tot een andere portefeuille, dus niet relevant voor dit moment. En dat schiet natuurlijk niet op. Deze staatssecretaris wil echter de boel bijeenharken begreep ik van haar. Zij vertelde erover op het congres Cultuur na Corona dat de Boekmanstichting, de Universiteit Utrecht en een volstrekt onbekende Landelijke Werkgroep Cultuurbeleid organiseerden, want de laatste trend blijkt de verbintenis tussen cultuurbeleid en wetenschap te zijn.
Zelf zat ik niet in de zaal omdat een kaartje 60 euro kostte en daar eet ik ruim een week van, maar het staat allemaal online. Het zou gaan over onderzoek naar de waarde van cultuur en dat was ook reden om niet te komen. Daarover was in het laatste decennium namelijk zoveel te doen dat het me tijd leek als de staatssecretaris gewoon zou zeggen: ‘we kappen als regering en parlement met een voorbehoud rond kunst en cultuur. We hebben genoeg tekst en materiaal waar we aan aflezen dat het om tal van redenen belangrijk is, tot aan de grondwet aan toe en bovendien onze eigen beperkte levens en die van onze vrienden en familieleden toen we de deur niet uit mochten, die ons dat nog eens deed voelen. Het schiet lekker op als we zonder verder gezeur vanuit dit basale, gezamenlijke uitgangspunt nu de basis van Nederland op orde brengen.’
Als keynote-spreker zette Professor Belfiore uit Aberdeen er wat bekende feiten voor op de rij: covidbeleid vergrootte in brede zin de sociale, financiële en gezondheidsongelijkheid en datzelfde gebeurde binnen de cultuursector waar regelingen waren gericht op culturele instellingen, niet op mensen. Daardoor gingen 10 miljoen banen verloren. Cultuurwerkenden werd gezegd een andere baan te zoeken, veerkracht te tonen en zich te vernieuwen en te innoveren.
Cultuurpolitiek is niet neutraal: het kent te weinig ruimte voor een kritisch perspectief, een obsessie met financiering en hanteert een positivistische probleemoplossende benadering. De cultuursector conformeert zich hieraan en lijkt vergeten dat cultuur altijd onderdrukt is door machthebbers omdat ze voor verandering zorgt
Volgens Belfiore heeft dit beleid een collectief trauma veroorzaakt en bestaat er geen ‘terug naar normaal’ zonder eerst wonden te helen. Volgens haar moet ook niet de waarde van cultuur onderzocht, maar de waarden van cultuurpolitiek en dient de vraag beantwoord hoe een culturele doelstelling zich verhoudt tot een politiek-economische en ethische. Want cultuurpolitiek is niet neutraal, wierp zij haar publiek voor: het kent te weinig ruimte voor een kritisch perspectief, een obsessie met financiering en hanteert een positivistische probleemoplossende benadering. De cultuursector conformeert zich hieraan en lijkt vergeten dat cultuur altijd onderdrukt is door machthebbers omdat ze voor verandering zorgt. Dat verklaart de greep van beleid op cultuur.
Belfiore verwoordde mijn eigen beleving. De teleurstelling die ik niet zozeer voel vanwege het optreden van politici en beleidsambtenaren, waarvan ik het nauwe denkraam inmiddels ken. Maar vooral vanwege het opportunistisch meebewegen van de culturele instellingen, hun gebrek aan solidariteit met al die werkenden zonder vast dienstverband en ‘de belangenbehartigers’, die slippendragers op de eerste rij in de zaal, die voor het overleven van ‘de sector’ zorgden. Maar een sector die zijn eigen kinderen opeet sterft eenzaam.
Het was voor het eerst dat ik iemand de ervaring met 2 jaar covid-beleid hoorde benoemen als een collectief trauma met wonden die moeten worden geheeld. Het is treffend dat een buitenstaander uit Schotland dat kwam vertellen aan een zaal vol wetenschappers, lobbyisten en belangenbehartigers en dat ik er daarna niemand meer over hoorde. Want wie van hen heeft dit aan den lijve zo gevoeld? En wie heeft er belang bij dat de structurele en fundamentele ongelijkheden in de sector worden gedicht? Hoeveel commissies en wetenschappelijk onderzoek worden er op de sector losgelaten, om op dezelfde voet voort te gaan?
Laat me twee voorstellen aan de staatssecretaris, volksvertegenwoordiging én de sectorale belangenbehartiging doen:
1) Om de grondhouding van het cultuurbeleid te veranderen zal de cultuursector niet langer de taal van het beleid (leren) spreken en zal het beleid zich het denkraam van cultuur eigen maken. Verbied daartoe bij wet de aanstelling van voormalige ambtenaren en politici in leidinggevende, bestuurlijke en sectorale vertegenwoordigende functies.
2) Erken trauma en wantrouwen als veroorzaakte schade. Het is een vergissing te denken dat cultureel werkenden wel weer terugkeren naar de sector omdat ze er belang bij hebben, want het is niet alleen je personeel maar ook je primaire publiek dat je hebt vervreemd. De Kunstenbond heeft de financiële schade van cultureel werkenden in 2020-2021 op 1.6 miljard geraamd. Dat bedrag zien we graag als een geoormerkte uitgave terug in de Rijksbegroting 2023.
Nous Faes
is eigenaar van The Sociological Studio for Policy and Research