NOS live-verslag prinsjesdag 2022
Follow the money – column
In de Troonrede werd gesproken over een einde aan groei en sturing op brede welvaart. Dat werd revolutionair en hoopgevend gevonden, mede omdat het woord ‘cultuur’ daarbij viel. Maar als Nous Faes de Rijksbegroting 2023 erbij pakt ziet ze weinig van die toekomstvisie terug in de cultuurparagraaf. In deze tweede column over kunst- en cultuurbeleid schrijft ze over een cultuursector die liever zich voegt – positief, zelfbevestigend en ego-strelend – dan tegen de haren in strijkt.
In de nasleep van mijn vorige column kreeg ik vanuit de cultuursector ineens van alles aangeboden, zoals een coachingstraject voor beoogde topvrouwen, onbezoldigde bestuursfuncties, en uitnodigingen voor jubilea en prijsuitreikingen in select en hooggeboren gezelschap. De gedachte had blijkbaar postgevat dat ik verlegen zat om ontwikkeling, verbinding en aanzien en daarin tijd en geld zou willen – en kunnen – steken. Al die belangstelling deed me denken aan politiek verslaggever Ariejan Korteweg die onlangs bij zijn pensionering vertelde over de gewoonte van Haagse politici en hun woordvoerders om het journaille aan de borst te drukken, door persoonlijke relaties aan te gaan, te jij-en te jou-en tijdens borrels en zo medeplichtigheid af te dwingen. Het is een geijkte manier om professionals een gewetensconflict te bezorgen. Datzelfde gebeurt natuurlijk als je je in enige vorm ophoudt met kunst(beleid) en daarover schrijft. Voor de buitenwacht is de vraag: bij wie hoort ze thuis, waaraan is ze loyaal en hoe kan een eventuele kritische noot het beste onschadelijk gemaakt?
Helaas is de samenleving zo ingericht dat mensen en bedrijven zich in allerlei groeperingen verenigen die voor hun particuliere belangen opkomen en omdat belangen van groepen uiteenlopen én omdat schaarste als uitgangspunt is genomen (waarover straks meer) ontstaat frictie. Ik hoef hier niet nog eens te vertellen hoe problematisch het is dat instellingen nog altijd geen open kaart spelen over de besteding van de coronagelden. Dat heb ik de vorige keer al duidelijk gemaakt. Kunsten ‘92 heeft inmiddels ruiterlijk erkend dat het met de solidariteit slecht gesteld was in corona-tijd, maar dit lijkt een vlucht voorwaarts te zijn om kritiek te smoren. Te vereffenen rekeningen leiden namelijk altijd tot ongemak en instellingen, sectorale belangenbehartigers en de staatssecretaris als eindverantwoordelijke zullen het sluiten van de rijen en vooruit kijken belangrijker vinden.
Ondanks de scherpe tweedeling en tegenstellingen die in corona-tijd verder zijn aangezet ziet Kunsten ‘92 de toekomst van de cultuursector namelijk als gevat in gezamenlijke standpunten, structureel en centraal vertegenwoordigd, als één geheel. Het heeft nadrukkelijk “geen gefragmenteerd eilandenrijk meer maar een onderling sterk verbonden en maatschappelijk diepgewortelde sector” voor ogen. Voor dit toekomstperspectief is een groter blik experts opengetrokken dan we in corona-tijd zagen en het document ‘Kunsten 2030. Op weg naar cultuurzaamheid’ is work in progress: iedereen mag een mening erover opsturen.
Omdat ik gecharmeerd ben van eilanden (ik ben er immers zelf een) gaan alarmbellen af bij het lezen van deze veranderagenda. Het vertrekpunt is verre van nieuw: cultuur bestaat uit ketens die op elkaar afgestemd zijn en bij elkaar genomen vormt dat een netwerk van cultureel geëngageerden. Nieuw is de nadrukkelijke verwachting dat eenieder er vanuit een coöperatieve en omgevingsgerichte houding deel van uitmaakt, de plicht heeft om actief bij te dragen aan het geheel en zich te borgen in het beleid van de netwerksamenleving. Het biedt kortom alleen perspectief voor werkelijk opbouwende krachten, voor lieden die zich op de Schaal van Bregman vanuit Ambitie x Idealisme in dat ene segment van Morele Ambitie bevinden, stel ik me zo voor. Het is een cultuursector in LinkedIn-format: wie op dat sociale netwerk in een willekeurige discussie de bijdragen leest ziet gestandaardiseerde omgangsvormen en verhoudingen, waar ieder binnen onuitgesproken grenzen van betamelijkheid, wellevendheid en liberale progressiviteit acteert. Het is een plek zonder excessen, conflictueuze trekken of polariserende neigingen, maar positief, zelfbevestigend en ego-strelend (vanzelfsprekend wel met mate).
Liefst een vijfde van het nationaal inkomen, jaarlijks 130 miljard euro, blijft steken in bedrijven
Natuurlijk mag je dromen van een fijn land. Dat in de Troonrede twee weken geleden gesproken werd over een einde aan groei en sturing op brede welvaart werd revolutionair en hoopgevend gevonden, mede omdat het woord ‘cultuur’ daarbij viel. Wie echter de Rijksbegroting 2023 erbij pakt zinkt de moed in de schoenen, want de ambtenaar (ongetwijfeld in meervoud) die de cultuurparagraaf schreef heeft het meest zouteloze stuk opgeleverd dat je voor mogelijk houdt. In andere paragrafen lees je toekomstgerichte ideeën die iets van de wens van brede welvaart kunnen borgen, bij cultuur is het slechts een heen en weer schuiven van geld tussen bekende posten en instrumenten. Bekend is dat het kabinet meer mensen in loondienst wil, wat slecht samengaat met de aard van de cultuursector, dat een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen op de agenda staat, en dat de zelfstandigenaftrek verder wordt afgebouwd. In de cultuurparagraaf valt ook te lezen dat de middelen voor ‘arbeidsmarkt en makers’ in 2024 met 10 miljoen zullen afnemen, om in verdere jaren ruim te verdubbelen tot 66,6 miljoen per jaar. Maar wat dat betekent? Bij de fondsen daalt in ieder geval geen extra geld neer. En de beleidsdoorlichting Ex post en ex ante 2022-2023 zal zeker geen uitkomst bieden op de vraag naar evaluatie van corona-beleid, die blijft namelijk beperkt tot erfgoed en cultuurdeelname. Cultuur zit zich zo feitelijk nog steeds op de reservebank te vervelen, in plaats van een fundament onder regeringsbeleid te zijn en in lijn hiermee worden de plannen pas in november door staatssecretaris Uslu verantwoord. Tot die tijd is het vrij lobbyen geblazen.
Zelf denk ik dat Nederland een beter land zou zijn als er in 30 jaar tijd niet voor 100 jaar achterstand was gecreëerd via liberale belastingwetgeving en wankele (digitale) systemen. In die 30 jaar was economische groei het motto en begrotingsdiscipline en schaarste een gegeven. Economiejournalist Mirjam de Rijk zocht onlangs uit dat maar liefst een vijfde van het nationaal inkomen, jaarlijks 130 miljard euro, blijft steken in bedrijven. Dat geld wordt niet geïnvesteerd maar opgepot en zorgt voor waardestijging van vermogen, ook voor aandeelhouders. Echter, die vermogensgroei telt niet als inkomen en daarover wordt geen belasting betaald. Bovendien is in Nederland niet exact bekend wie wat bezit. Ook van ANBI’s, geliefd vehikel van rijken die hun inkomen naar nul willen terugbrengen, wordt de overheid geen euro wijzer. De Kunstenbond eist eenmalig 1.6 miljard van de regering voor de culturele zzp’ers vanwege corona-schade. Dat geld is er wel in Nederland, maar zal je in de Rijksbegroting niet terugvinden. Mede omdat aan de inkomstenkant zoveel onder het tapijt verdwijnt.
Nous Faes
is eigenaar van The Sociological Studio for Policy and Research