metropolis m

Koninging Maxima aan het werk top een zorgboerderij, tijdens de vrijwilligersdag NL Doet

Het kabinet wil via een nieuwe wet schijnzelfstandigheid tegengaan en fair pay bevorderen, met het vermoedelijke gevolg dat de kunstsector zal gaan krimpen, omdat diezelfde overheid vooralsnog niet bereid is meer aan cultuur uit te geven. Niet verwonderlijk dat nu al het gratis werken in de kunst aan een revival bezig is. Nous Faes schrijft over keuzes en dilemma’s bij de hoogstnoodzakelijke herziening van de inkomens- en arbeidspolitiek

Afgelopen maand kreeg ik de vraag om onbetaald mijn tijd in een cultureel initiatief te steken en er zijn ongetwijfeld veel anderen in de sector die dat regelmatig gebeurt. Doorgaans is de verwachting dat ik fondsen kan regelen en helaas, budget daarvoor is er niet, maar gedacht wordt dat ik het misschien wel op basis van no cure no pay zou kunnen doen. Vervelend vind ik dat. Omdat fondsenwerving zo’n plat en weinig prikkelend begrip is wordt zo’n verzoek ook nog eens verpakt in eufemismen, zoals ‘meekijken’, ‘meeschrijven’, ‘meedenken’ en gewoon ‘helpen’.

Als je iemand helpt verricht je een goede daad en in het sociale verkeer geldt bovendien het reciprociteitsprincipe. Je kan er niet op rekenen, maar mag wel verwachten dat je er in het aardse bestaan nog iets voor terugkrijgt. Dat kan gaan om dankbaarheid en hulp mocht je die zelf nodig hebben, of anders wel om erkenning en een nieuwe (betaalde) opdracht. Meer dan een goede daad wordt het leveren van gratis arbeid en kennis dus voorgesteld als een voorinvestering in je eigen toekomst en bedrijf, om in ondernemerschapstermen te blijven. Een beetje zoals het plakje worst dat de slager aan de hond geeft: klantenbinding. Smeergeld. I scratch your back, you scratch mine.

Zelf denk ik dat een en ander in balans moet zijn en heb ik al een aantal jaar helemaal geen zin meer in ‘gratis helpen’. Veel plezier met je stukje worst, slager.  

In de kunstsector lijkt gratis werken juist aan een revival bezig, het zal komen door actuele trends als ‘commons’, ‘ecosysteem’ en ‘care’. Zo werd me op sociale media dwinglanderig gevraagd om een Engelse vertaling van mijn column te produceren, zodat ook niet-Nederlandstaligen hem zouden kunnen lezen en op straffe van de verdenking niet inclusief te zijn. Dit alles in weerwil van het bestaan van vertaalmachines in nagenoeg alle talen van de wereld.

Afgelopen mei schreef Jack Segbars een interessant stuk over gratis arbeid voor Tubelight. Daarin pleit hij voor een brede(re) opvatting van de kunstpraktijk, zoals we die nog van kunstenaarsinitiatieven kennen, als alternatief voor de neiging in de sector tot een reguliere arbeidsdeling en dat juist doordat binnen het kapitalisme ‘de verhouding tussen tijd en vergoeding structureel onder druk staat’, kunstproductie telkens weer afhankelijk wordt gemaakt van politieke wil en de bereidheid om onderbetaald te werken. Vervolgens stelt hij de (retorische) vraag of een Fair Practice Code, die nalaat om principes als arbeidsdeling en het vanuit herverdeling woekeren met schaarse middelen te bevragen, wezenlijk iets verandert. Zijn conclusie is (vrij vertaald) dat de mogelijkheid open houden om onbetaalde arbeid te leveren, zuiver omdat je het een fijne en waardevolle tijdsbesteding vindt, een legitieme strategie van systeemkritiek is.

De realiteitszin gebiedt mij, evenals Segbars zelf trouwens, dat de huur betaald moet worden, om maar wat te noemen. Doen wat je leuk en zelf nuttig vindt is naar mijn ervaring een luxe met een prijskaartje: armoede. Desalniettemin was ik blij om zijn kritische kanttekening bij de huidige beleidsontwikkeling van de sector te lezen, die overigens namelijk totaal ontbreekt. Dat komt doordat de hele sector al jaren naar erkenning snakt en de geijkte uitdrukkingsvorm daarvoor is geld.

Momenteel schrijft politiek Den Haag aan de slotakkoorden van een herziening van de arbeidsmarkt die ook voor de kunstsector implicaties heeft. Kunstenaars zullen bekend zijn met de (versnelde) afbouw van de zelfstandigenaftrek en de MKB-vrijstelling en de per 2027 verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering. Via een ‘Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ worden nieuwe voorwaarden aan het zzp-schap gesteld, met name de introductie van een minimumtarief à 32,24 euro per uur en een strikte toepassing van regelgeving en cao’s, bedoeld om schijnzelfstandigheid tegen te gaan en meer vaste banen te creëren.

Eerlijk gezegd kan ik me niet voorstellen dat (nieuwe) initiatieven en kleinere projectruimtes aan de basis, doorgaans ‘werkgevers’ in stichtingsvorm met een onbezoldigd bestuur, met wijzigingen zoals deze uit de voeten kunnen. Via het totale pakket aan fair pay, fair practice, verzekeringen, cao’s, professionaliseringscursussen en leenfaciliteiten worden individuele kunstenaars en instellingen klaargestoomd volgens een klassieke opvatting van ondernemerschap, gestoeld op winstvorming en concurrentie om middelen die schaarser zijn dan voorheen. Het lijkt mij dat daarmee een dam wordt opgeworpen voor nieuwe instroom, door een versnelde vorm van selectie aan de poort, en dat bestaande organisaties hun activiteiten terug schalen. Wat tot minder werk en inkomen leidt en de sector doet krimpen. Omdat beleidsambtenaren al dertig jaar het frame van ‘tijdelijkheid en flexibiliteit’ en dat van ‘eigen keuze en verantwoordelijkheid’ hanteren om die kunstpraktijk aan de basis klein van omvang, onderbetaald en beheersbaar te houden, verrast dat niet.

In het NRC las ik dat een conservator van het Museum voor Oudheden feodale horigheid rond het jaar 1000 een vorm van arbeidsongeschiktheidsverzekering noemde: je had te eten en als je meester rondzwervende bandieten tijdig ontdekte ook een veilig dak boven je hoofd. Dat deed me nadenken over de grens tussen vrije en onvrije arbeid. Je hoeft helemaal niet ver of vaak te reizen om van onvrije arbeid een idee te hebben. Gratis geld bestaat niet in Europa: wie geen vermogen heeft, moet werken. Bij onvrije arbeid ben je wettelijk niet in de situatie om te weigeren, bijvoorbeeld wanneer je vastzit aan een contract of aan een schuld die je af moet lossen. Dat idee lijkt me breed geïmplementeerd, terwijl de vorm van horigheid waarover de conservator sprak situaties betreft waarin er geen alternatief is. Moderne slavernij en dwangarbeid liggen in het verlengde, ik heb daar buiten Europa voorbeelden van gezien.

In schril contrast daarmee staat de vrije arbeid, met de vrije kunstenaar en de zzp’er als ultiem boegbeeld. Zelf bepalen wat je doet en wanneer, met wie en waar je werkt en op welke condities, aan wie je je diensten aanbiedt en hoe je jezelf en je werk presenteert. Die vrijheid lijkt me zozeer gebonden aan de rigide (en afgesleten) regels van het spel, dat het onmogelijk is wat vrijheid heet ook zo te ervaren. Activeer de ontsnappingsclausule, vernieuw het beleidsparadigma, bedenk een alternatief! Kom met een legitieme wijze van systeemkritiek.  

Nous Faes

is eigenaar van The Sociological Studio for Policy and Research

Recente artikelen